[Toekomstige wijziging van onze spelling]
Eind februari publiceerde een werkgroep van de Nederlandse Taalunie een rapport met enkele voorstellen over een toekomstige wijziging van onze spelling. De bedoeling van de werkgroep was daarmee onder meer een discussie in bredere kring uit te lokken, waarna later een officiële spellingcommissie spijkers met koppen zou kunnen slaan. Hoewel de werkgroep zich dus slechts tot voorstellen beperkt heeft, bleek er al snel een onaangenaam addertje onder het gras te schuilen, waarover straks meer.
Een reeks voorstellen van de werkgroep betreft de bastaardwoorden. Hierbij stelt zij allereerst voor de thans bestaande dubbelspelling van talloze woorden - met een ‘voorkeurspelling’ en daarnaast een andere, geaccepteerde spelling - af te schaffen en voor slechts één spelling te kiezen. Dat lijkt een verstandig voorstel. Toen in 1954 de Woordenlijst van de Nederlandse taal (het zogenaamde ‘groene boekje’) verscheen, waarin dubbelspelling voor een groot aantal woorden werd toegestaan, was het de bedoeling aan het vrije spel van de maatschappelijke krachten in dit opzicht alle ruimte te geven. Nu - nadat de voorkeurspelling 35 jaar lang in het onderwijs gangbaar is geweest - kan er vanuit worden gegaan dat deze overgangstoestand voorbij is, zodat één vaste spelling van de bastaardwoorden voor de hand ligt.
Ten aanzien van de bastaardwoorden pleit de werkgroep verder voor een gematigde ‘vernederlandsing’, waardoor woorden als ‘accent’, ‘accu’ en ‘excellent’ gespeld zouden moeten worden als ‘aksent’, ‘akku’ en ‘eksellent’. Op de achtergrond hiervan speelt waarschijnlijk mee dat de Vlaamse leden van de werkgroep in verband met de taalstrijd in België de voorkeur geven aan een spelling die zo weinig mogelijk op het Frans lijkt. Het gevolg van de voorgestelde verandering zal ongetwijfeld zijn dat het Nederlandse woordbeeld sterk zal gaan verschillen van dat in de meeste andere Europese landen, en dat in een periode waarin we met rasse schreden op weg zijn naar ‘1992’. Dat lijkt uiterst ongewenst. De Vlamingen die op deze wijzigingen uit zijn, mogen zich een uitspraak van August Vermylen - ‘Wij willen Vlamingen zijn om Europeeërs te worden’ - herinneren. Bovendien zou het onaanvaardbaar zijn wanneer de taalstrijd in het Zuiden, hoe belangrijk op zichzelf ook, beslissende invloed zou hebben op de taalregels in het hele gebied waarin Nederlands geschreven wordt. Bij strijd hoort hoogstens het uitroepen van de noodtoestand, maar niet het veranderen van de wetgeving.
Een ander voorstel van de werkgroep betreft de verbindingsletters in samengestelde woorden. De bestaande spelling hiervan is op sommige punten zonder twijfel onbevredigend - bevinden er zich meer pruimen in ‘pruimenjam’ dan aan een ‘pruimeboom’? -, maar ook de voorstellen van de werkgroep leiden soms tot vreemde inconsequenties - zoals het geval is in ‘dorpstraat’ en ‘dorpsplein’ - waarvoor geenszins het talent van toneelschrijvers als Beckett en Ionesco nodig is om er de absurde kanten van te laten zien. Het lijkt daarom verstandig de gebruikers van onze taal die - vaak met aanzienlijke schade aan mentaal evenwicht - geleerd hebben de bestaande regels toe te passen, niet opnieuw uit te nodigen zich in deze materie te verdiepen.
De werkgroep wil verder veranderingen aanbrengen in de diacritische tekens, waarbij in het bijzonder het trema zou moeten verdwijnen: ‘een irreëel probleem’ wordt voortaan ‘een irreeel probleem’. Welnu, als iets logisch is, dan is het wel het plaatsen van een speciaal teken wanneer niet direct duidelijk is waar precies een nieuwe lettergreep begint. Het laten wegvallen van het trema - over de fysieke schoonheid hiervan zouden trilogieën (met trema) te schrijven zijn - zou tot regelrechte verarming van de spelling leiden. Andere voorstellen van de werkgroep ten aanzien van de diacritische tekens lijken daarentegen aanzienlijk zinvoller: zoals de verandering van ‘Noordhollands’ in ‘Noord-Hollands’ en ‘pianootje’ in ‘piano'tje’.
Op het gebied van de werkwoordsvormen geeft de werkgroep wel mogelijke alternatie-