De Gids. Jaargang 152(1989)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 133] [p. 133] Raymond Sarucco Palmen I Dit is een stad waar palmen, koningspalmen, langs het asfalt van de straten staan. Trottoirs bestaan uit onbetegeld zand dat droog is en verstuift en alles behalve de palmen bedekt met stof. Een dunne laag fijn stof. Ik dacht zo'n straat: en daar staan palmen met elkaar te praten in de wind in de passaat. [pagina 134] [p. 134] II De verstaanbaarheid van een palm. Ik meende zo, dat moet toch doenlijk zijn; daarom stopt prompt aan de weg met de ruisende palmen een turkooizen auto en daar stap ik uit. Zoals vroeger vertoef ik, zit en transpireer onder hoge pluimen, kruinen: palmen, ben als destijds de ganse dag onder mijn bruine tantes. [pagina 135] [p. 135] III Ik versta mij nu eerst met de palmen. Dat mag eenvoudig lijken, maar zie er eens tussen te komen. Palmen, palmen, zij zijn als mijn bruine tantes wanneer zij mij prijzen om mijn grote eetlust. Weer nadert een bord vol hout en ik val aan, moedig op mijn klapstoel terwijl de palmen feestelijk wuiven, ja, dansen. [pagina 136] [p. 136] IV Bruine tantes, palmen die niet luisteren, onbewogen staan wanneer het stil is en de lucht zwaar tot zeer zwaar bewolkt raakt. Vogels piepen niet, de honden doen alsof zij slapen, wij kinderen wachten ongeduldig het vallen van de eerste druppels af, 'n doffe roffel op de zinken daken zwelt aan tot geraas en als het asfalt dampt - dan schuilen wij met onze bruine tantes bij elkaar onder de palmen, enkels in regenwater. [pagina 137] [p. 137] V Regen is een ramp voor bruine tantes: regen gaat met wind gepaard, voor mij een zegen, liefst namen zij de benen maar waarheen? als vastgeklonken zijn zij op de plek waar verweekte voeten al wortel schieten; hun met veel moeite platgestreken haar, dat krimpt en kroest naar ware aard. Dit is plusminus het ergste dat een bruine tante overkomen kan, een kapsel als 'n palmboom schrompelt, O wordt afrikaantje - [pagina 138] [p. 138] VI Wanneer 't droog is en de palmen eindelijk luisteren, zijn mijn tantes weg. Daar gaan zij, wiegend langs houten gebouwen, door de straten van de stad. Teilen fruit en zuurtjes op hun kruin, hoofd vol beslommeringen. Op het heetst van de dag dan koken zij en zingen psalmen die ik niet snap ik tafel zwaar, rust niet en slenter langs het asfalt waar zij liepen, luister naar wat de psalmen lispelen, prevelen. Vorige Volgende