Ieme van der Poel
Dagbladkritiek in Frankrijk
Sinds het weekblad Les Nouvelles Littéraires enkele jaren geleden de toevoeging ‘littéraires’ aflegde, kent Frankrijk jammer genoeg geen enkel tijdschrift meer dat zich op een leesbare, maar niettemin eigenzinnige wijze wijdt aan de kritiek.
De Monde des livres, die elke vrijdag verschijnt, brengt sinds jaar en dag een goed en degelijk overzicht van pas verschenen boeken, maar vormgeving en toon zijn nogal ouderwets. Dit geldt zeker voor het bloemrijke proza van Bertrand Poirot-Delpech, de onbetwiste ster van dit supplement. Een roman kraken doet hij zelden; liever refereert hij aan de auteur in kwestie als ‘mon collègue et cher ami’. Interviews publiceert de Monde des livres weinig en ook illustraties blijven tot een minimum beperkt.
Eenzelfde soberheid kenmerkt de Quinzaine littéraire. Het blad geeft rubrieksgewijs een overzicht van pas verschenen literatuur, waarbij het voor een Franse krant relatief veel aandacht aan buitenlandstalige uitgaven besteedt. De critici hebben vaak een universitaire achtergrond, hetgeen tot degelijke, maar soms nogal saaie stukken leidt.
Wie op zoek is naar iets meer schwung, vervalt met Lire in het andere uiterste. Het boek is hier bijzaak, alles draait om de auteur, die dan ook als ‘star’ of ‘vedette’ wordt aangeduid. Het septembernummer opent bijvoorbeeld met de kop: ‘trois stars de la rentrée’. Zoals andere bladen in vorstenhuizen doen, zo verdiept Lire zich in het veel en wee van de vaderlandse schrijvers. Het wonderlijke is dat het werkt. De titel van de laatste roman van Hervé Bazin is me allang weer ontschoten, maar dat deze vijfenzeventigjarige voorzitter van de jury die de ‘prix de Goncourt’ toekent, nog onlangs vader werd, blijft je bij.
Het belangrijkste bezwaar tegen een blad als Lire geldt niet in de eerste plaats de kwaliteit van de artikelen, maar veeleer het feit dat alleen aan de onverbiddelijke bestsellers (zowel op het gebied van fictie als non-fictie) aandacht wordt besteed. Dezelfde schrijvers die optreden in het succesvolle televisieprogramma ‘Apostrophes’, worden in Lire, eveneens onder redactie van Bernard Pivot, nog eens extra in de schijnwerpers gezet, waardoor een zekere verschraling optreedt. Als het aan Lire ligt draait het deze herfst in Frankrijk om drie romans, wat op een totaal van ruim vijfhonderd toch wat mager lijkt.
Er zijn in Frankrijk op het ogenblik eigenlijk maar twee tijdschriften die aan de eis van kwaliteit en leesbaarheid voldoen. Jammer genoeg ligt bij geen van beide het accent op de eigentijdse literatuur. Het maandblad Globe is onmisbaar voor wie zich voor het Franse culturele leven interesseert, maar de letterkunde vormt hiervan natuurlijk slechts een bescheiden onderdeel. Frankrijk nú betekent evenzeer de crisis in de filmindustrie, Mitterrand als idool van de intellectuelen (het zg. ‘tontonisme’), het verschil tussen '68 en '86, en de consecratie, ná de spijkerbroek, van de leren jacks