De Gids. Jaargang 151
(1988)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 868]
| |
Jero GardeniaGa naar voetnoot*
| |
[pagina 869]
| |
huizen en de familietempel waar Putu's hele familie van oorsprong vandaan komt. Ons werd de keuze van de huwelijksdatum gelaten uit de dagen die door de dukun - geneesheer en kenner van bovennatuurlijke krachten - als gunstig waren bestempeld. Wij kozen de 20ste april 1988. Ver voordat Putu's familie met ons huwelijk instemde, heb ik geprobeerd om de consequenties te overzien die mijn verbintenis met Putu met zich mee zou brengen. Een huwelijk met hem zou betekenen dat ik mij zou onderwerpen aan een religieuze ceremonie in een Hindoe-tempel. In de ogen van Putu's familie zou ik vanaf dat moment beschouwd worden als lid van hun geloofsgemeenschap. Opgegroeid in een familie met een lange traditie van onkerkelijkheid, vond ik dit een niet geringe stap. Om vooral sociale redenen heb ik mij over mijn bezwaren hiertegen heengezet. Voor de acceptatie van mijn persoon in Putu's familie en die van onze eventuele kinderen was mijn instemming met een huwelijk in de tempel een voorwaarde. Wanneer ik dat weigerde, zou dat ingehouden hebben dat onze kinderen niet tot de kaste van Putu's familie - zij zijn brahmanen - zouden behoren. De consequentie daarvan zou tevens zijn dat zij niet als volwaardig lid van de Balinese familie zouden worden beschouwd. Het leek mij onjuist om hen deze gevolgen van mijn handelen te laten dragen. Natuurlijk speelde in deze kwestie Putu's houding een cruciale rol. Voor hem was de sociale acceptatie van ons huwelijk door zijn familie een uiterst belangrijke aangelegenheid. Het is tenslotte zijn familie. Teruggekomen in Nederland brachten wij mijn ouders op de hoogte van onze plannen. Zij waren daar bijzonder mee ingenomen. Een familieconnectie met Indonesië is niet nieuw in onze familie en van bezwaren dat deze opnieuw zou worden bevestigd, was geen sprake. Mijn moeder zag eindelijk haar hartewens vervuld om het land te bezoeken waar haar familie van moederszijde haar wortels heeft. Mijn vader wilde onmiddellijk weten welke rol er voor hem bij het huwelijk was weggelegd. Op dit punt moesten wij hem teleurstellen: de vader van de bruid figureert zelden prominent bij een huwelijk op Bali. Dit houdt verband met het feit dat de meeste huwelijken op Bali tot stand komen doordat de vrouw zich naar het huis van haar aanstaande begeeft zonder voorkennis of ‘zogenaamd’ buiten medeweten van haar familie. Voor het huwelijk wordt dan door de familie van de man zorg gedragen en dikwijls is haar familie daarbij niet aanwezig of alleen vertegenwoordigd door een enkel lid. Wij maakten mijn vader duidelijk dat van hem alleen verwacht werd dat hij de Balinese gewoonte respecteerde. Dat hield in dat hij tijdens de ceremonie in de tempel een sarong en slendang zou moeten dragen. Hij had zich in gedachten al een fraai tropenpak aangeschaft en het vooruitzicht dat hij zich in een sarong zou moeten wikkelen, verbijsterde hem en ontlokte hem de uitspraak: ‘Hoe zit het dan met mijn identiteit?’ Hij had gelukkig ruim een jaar om aan het idee te wennen. Op de bruiloft zelf, gehuld in de los om zijn benen vallende sarong, gaf hij tenslotte toe dat deze dracht in het tropische klimaat bijzonder prettig was. Mijn moeder had niet dezelfde problemen als mijn vader. Zij maakte zich als een Nederlandse moeder van de bruid al maanden voor het huwelijk zorgen over haar Balinese toilet. Ik moet bekennen dat ik hier weinig begrip voor kon opbrengen. Ik wist niet eens wat ik zelf precies zou dragen en het leek me voorbarig om me daar voor mijn komst op Bali druk over te maken. Tweeëneenhalve week voor de bruiloft kwam ik alleen op Bali aan. Putu zou in verband met zijn werk pas vijf dagen voor de bruiloft kunnen arriveren, samen met mijn familie en een aantal van onze vrienden. Dit betekende dat ik met zijn familie onze wensen omtrent de bruiloft zou moeten bespreken. Het overleg vond pas een week na mijn komst plaats als gevolg van een sterfgeval in de familie dat aanvankelijk alle aandacht opslokte. Tot mijn opluchting vond de familie het niet nodig om het huwelijk vanwege de treurige omstandigheden uit te stellen. Bij het overleg over het hu- | |
[pagina 870]
| |
welijk waren Putu's moeder, vijf van zijn broers, twee zussen en een zwager betrokken. Ik zag er niet weinig tegen op om dit grote gezelschap - nog niet eens de voltallige directe familie - te woord te moeten staan. Bij dit overleg kwam al onmiddellijk een klein misverstand aan het licht. Ik dacht na zoveel bezoeken aan Bali en andere delen van Indonesië geleerd te hebben dat het familiehoofd zo'n beraad behoort te openen. Er werd echter geruime tijd heen en weer gepraat en ik begon me daarover al te verwonderen. Plotseling werd ik van terzijde aangestoten door een van Putu's broers. Hij fluisterde me lichtelijk ongeduldig toe dat ik nu toch maar eens moest beginnen! In verwarring vroeg ik hem of dat niet de taak van de oudste aanwezige broer was? Dat bleek niet het geval te zijn. Ik voelde me uiterst onzeker hoe ik het gesprek moest openen, omdat in Bali oudere broers en zusters aanspraak maken op een respectvolle benadering. Ik wilde bij deze belangrijke gelegenheid absoluut voorkomen dat ik iemand ongewild voor het hoofd zou stoten. Op hoop van zegen begon ik in mijn beste Indonesisch met de aanhef ‘geachte en geliefde broers en zusters van Putu’, waarna ik hen bedankte voor hun bereidheid om Putu en mij te helpen met alles, me verontschuldigde dat ik zelf waarschijnlijk van weinig nut kon zijn en uit naam van Putu excuus vroeg voor het feit dat hij er niet bij kon zijn in verband met zijn werk. Ik sprak er mijn erkentelijkheid over uit dat zij mij als buitenlandse in de familie wilden opnemen en beloofde dat ik mijn uiterste best zou doen om ons huwelijk een succes te doen worden. Toen ik mijn zegje gedaan had, nam een van Putu's oudere broers het woord. Hij wilde nog eens precies horen waarom Putu nu eigenlijk later kwam dan ik - het was kennelijk toch niet helemaal zoals het hoorde - en drukte mij op het hart dat wij toch vooral ons huwelijk niet op een mislukking mochten laten uitlopen. In eerste instantie voelde ik mij in mijn wiek geschoten door deze uitspraak die ik wat al te snel als een motie van wantrouwen interpreteerde. Maar ik zag ook wel in dat zijn vermaning goed bedoeld en niet meer dan oprecht was. De opinie van de familie op Bali onderscheidt zich niet wezenlijk van de algemeen Indonesische dat westerlingen het zo nauw niet schijnen te nemen met het huwelijk als een verbintenis ‘tot de dood ons scheidt’. Hun bezorgdheid om Putu's huwelijk was in dat licht bezien begrijpelijk en daar had ik begrip voor op te brengen. Ik ben bang dat mijn herhaalde verzekering dat ik alle vertrouwen had in de gezamenlijke toekomst van Putu en mij overbodig was. Eerlijkheidshalve moest ik er toch aan toevoegen dat er op dit punt geen garanties te geven zijn. Per slot van rekening kan alleen de tijd leren hoe het met ons zal gaan. Hierna kwamen de concrete voorbereidingen als onderwerp van overleg aan de orde. Allereerst de voor de bruiloft benodigde financiën. Het door Putu en mij afgesproken beschikbare bedrag werd voldoende bevonden. Ik bracht Putu's en ook mijn wens naar voren dat wij de familieleden weinig met de voorbereidingen wilden belasten en dat dus zoveel mogelijk zaken gekocht moesten worden. Putu had mij uitgelegd dat de voor ceremonies benodigde offers dikwijls door zijn moeder, zuster en andere vrouwelijke familieleden gemaakt worden en dat zij daar dan dagen mee bezig zijn. Dat was niet onze bedoeling. Het leek ons beter om de offers te bestellen bij een tukang sesajen, een dame die van het offers maken haar broodwinning maakt. Met deze suggestie ging de familie accoord. Ik vroeg ook of het feestmenu niet geheel of gedeeltelijk besteld kon worden. Dit bleek niet nodig te zijn, want aan verschillende personen uit een dorp waarmee de familie traditionele banden heeft, zou worden gevraagd om de typisch Balinese feestgerechten te bereiden. Bij de bespreking van het menu bewees Bagus zich als een uiterst attente ceremoniemeester. Hij vroeg mij of bij de samenstelling van het feestmenu geen rekening gehouden moest worden met de Hollandse gasten. De Balinese keuken is heet en een belangrijk feestgerecht, lawar, bestaat uit allerlei ingrediënten, ver- | |
[pagina 871]
| |
mengd met vers varkensbloed dat oningewijde ingewanden soms voor problemen stelt. Zelf vind ik het Balinese eten heerlijk. Ik was dan ook de mening toegedaan dat de Nederlanders het best konden proberen, als ze tenminste van tevoren gewaarschuwd werden, om van bepaalde gerechten beter niet te veel te eten. Maar Bagus dacht hier anders over. Besloten werd om de kokkin van het hotel (waarvan een andere broer van Putu de eigenaar is) in te schakelen om enkele, ook in Nederland bekende Indonesische schotels klaar te maken. In nog een ander opzicht werd rekening gehouden met de Nederlandse gasten. Zo werd overeengekomen dat er naast de benodigde stoelen en glazen ook borden en bestek moesten worden gehuurd. Dit is zeker niet algemeen gebruikelijk. Op Bali wordt veelal met de vingers van de rechterhand gegeten. Bij feesten is het bovendien de gewoonte dat men gezamenlijk uit grote schalen eet. Op één punt wachtte mij een verrassing, waarmee ik moeilijk raad wist. Bagus liet mij de uitnodigingen zien die hij had laten drukken. Naast kaarten met een Indonesische had hij ook kaarten met een Engelse tekst laten maken, speciaal voor mijn familie, kennissen en vrienden die het Indonesisch niet machtig waren. Ik zou de kaarten zelf nooit uitgezocht hebben, maar in hun soort mochten ze er zijn. Ze waren prachtig. Op de roze geparfumeerde kartonnen omslag stonden de hoofdfiguren uit het Hindoe-epos de Ramayana, Rama en Sita, afgebeeld op een karos, getrokken door drie paarden met twee clowns uit de wayang op de bok. In de Engelse versie op de linkerzijde van het binnenvel was het paar opnieuw in danshouding te bewonderen, omdat de Engelse huwelijksaankondiging minder plaats innam dan de Indonesische. Hoewel Bagus en ook Putu's zuster Dayu zo hun best gedaan hadden, was ik toch niet helemaal tevreden. Of beter: helemaal niét tevreden. Terwijl Putu met zijn kastetitel en clannaam genoemd werd, stond alleen mijn eerste voornaam vermeld! Het bleek dat niemand in de familie had geweten hoe mijn achternaam luidde en aangezien de meeste Balinezen geen achternaam voeren, had men er ook niet bij stilgestaan dat ik de grootste moeite zou hebben met deze amputatie van mijn Nederlandse identiteit. Ik vrees dat ik het de arme Bagus heb laten voelen hoe teleurgesteld ik was. Later kon ik het pas opbrengen om hem duidelijk te maken dat een achternaam in het Westen iets heel belangrijks is. Nadat ik er een nacht over geslapen had, heb ik Putu's zuster gevraagd om nog een aantal kaarten te laten maken met mijn volledige naam. Als zij mij al een lastpak vond, heeft zij het in elk geval niet laten merken. Ze heeft alles in het werk gesteld om deze kaarten in zo kort mogelijke tijd te laten drukken waarvoor ik haar bijzonder erkentelijk was. Op de avond van het overleg besprak ik ook met Dayu mijn onbekendheid met het Balinese huwelijksritueel. Ik liet haar weten dat ik van toeten noch blazen wist en de familie niet wilde beschamen door van alles verkeerd te doen. Ik had pas één keer een Balinese bruiloft meegemaakt, van een schoolvriend van Putu. Helaas kwamen we toen te laat voor het bijwonen van de religieuze ceremonie zelf. Alleen aan het feestmaal konden we ons nog te goed doen. Dayu vroeg of Putu mij niet het een en ander had verteld. Had hij mij niet leren bidden? Ik moest bekennen dat ik ook op dat punt onvoldoende geïnstrueerd was. Putu had mij steeds voorgehouden dat het allemaal goed zou gaan als ik de aanwijzingen van degene die naast mij stond tijdens de ceremonie zou opvolgen. Dayu vond het gelukkig niet meer dan normaal dat ik graag van tevoren wilde weten wat er van mij verwacht werd. Wij spraken af dat zij mij op een avond in de volgende week bij haar thuis op de hoogte zou brengen van het verloop van de ceremonie. Dat is ook gebeurd en daardoor kon ik op de dag van de bruiloft de ceremonie met enig vertrouwen tegemoet zien. Ik wilde ook van haar weten of zij mij kon helpen bij de aanschaf van de bruidskleding. Dat was helemaal niet nodig, zei ze, we konden best iets lenen. Zij bezat zelf een aantal doeken die geschikt waren en Mbok Raka, een | |
[pagina 872]
| |
schoonzuster, had ook nog een aantal fraaie doeken die zij enkele maanden terug had aangeschaft voor de bruiloft van haar eigen zoon. Deze suggestie hoorde ik met gemengde gevoelens aan. Ik wilde nieuwe doeken voor Putu en mijzelf. Op een huwelijk hoorde men toch geen tweedehands kleren te dragen?! Tegen Dayu zei ik dat Putu en ik wat geld opzij gelegd hadden om nieuwe doeken te kopen. Zij stelde voor dat ik eerst zou bekijken of de doeken die zij bezat, bij mij in de smaak vielen. Zo niet, dan konden we altijd nog nieuwe doeken gaan uitzoeken. Zij zou de volgende morgen haar doeken meenemen. Hiermee had dit onderwerp voor haar duidelijk afgedaan. Ik bleef zitten met het gevoel dat zij mijn bezorgdheid over mijn uiterlijke verschijning op de bruiloft niet deelde. Voor haar was het klaarblijkelijk niet iets waarover ik me druk moest maken. En dat deed ik nu juist wel. Ik had bij die ene bruiloft die ik gedeeltelijk had meegemaakt, met grote bewondering naar de werkelijk zeer mooie bruid gekeken. Zij had er prachtig uitgezien in de met goud- en zilverdraad geweven doeken en met de fraaie hoofdtooi, bestaande uit een gouden band met gekleurde halfedelstenen, verse bloemen en bloemen van bladgoud. Ik was als de dood dat het Balinese bruidstoilet me zou staan als een vlag op een modderschuit. Daarom wilde ik zelf mogen bepalen wat ik zou dragen. Ik moet bekennen dat ik ook graag een flinke vinger in de pap wilde hebben, omdat het Balinese kleurgevoel niet helemaal het mijne is. De doeken die Dayu en in later dagen andere vrouwelijke familieleden mij lieten zien, brachten mij er nog niet toe om afstand te doen van mijn wens om eigen doeken aan te schaffen. Uiteindelijk is het er niet van gekomen, omdat zoveel andere zaken in de dagen voor de bruiloft de aandacht vroegen. Op de ochtend van de bruiloft heb ik een keuze gemaakt uit de doeken die mij werden getoond, mijn gevoelens van kinderlijke teleurstelling wegslikkend. Ik heb achteraf volledig vrede gehad met de gang van zaken. Putu zag er bijzonder stijlvol uit. En ik zelf was stomverbaasd over het resultaat van het werk van de vrouwen die mij hadden aangekleed en opgemaakt. Ik had nooit gedacht dat ik er zo mooi uit kon zien. We waren het koningspaar dat een Balinees bruidspaar voor één dag mag zijn. Aan het eind van de avond waarop de voorbereidingen voor het huwelijk besproken werden, bracht ik een boodschap van mijn vader over. Hij wenste de gehele directe familie van Putu enkele dagen na de bruiloft voor een diner in een restaurant uit te nodigen. Dit verzoek van mijn vader verraste Putu's broers volledig en hun eerste reactie luidde dan ook dat zoiets toch helemaal niet nodig was! Het kostte enige moeite om hun duidelijk te maken dat het verzoek van mijn vader past in de Nederlandse cultuur. Ik vertelde hun dat in Nederland de vader van de bruid dikwijls (een deel van) de kosten draagt voor het bruiloftsfeest. Mijn vader kon in mijn geval zijn plichten als bruidsvader al niet nakomen en daarom probeerde hij op deze wijze zijn steentje aan het huwelijk van zijn dochter bij te dragen. Mijn aanstaande zwager, de eigenaar van een hotel in Kuta, opperde dat hij het feestmaal best daar kon organiseren. Ik bedankte hem voor zijn goedbedoelde aanbod, maar moest hem uit naam van mijn vader laten weten dat dàt nu juist niet de bedoeling was. Mijn vader wenste de familie van Putu niet te belasten met het arrangeren van het diner. Wel wilde hij graag weten of de familie suggesties had voor een geschikt restaurant en of haar de zondag na de bruiloft goed uit zou komen. Hierover zouden Putu's broers nadenken. De voorgestelde dag stuitte niet op bezwaren. Putu's broer Agung voelde klaarblijkelijk aan wat mijn vader bewoog. ‘Een saluut aan je vader,’ was zijn waarderend commentaar. Het gezamenlijke diner kon uiteindelijk pas anderhalve week na de bruiloft doorgang vinden. Putu en ik hadden er geen rekening mee gehouden dat de Balinese gewoonte vereist dat het pas gehuwde paar drie dagen na de bruiloft binnen de muren van het erf blijft. We hadden dus geen gelegenheid om een restaurant uit te zoeken en te reserveren voor de afgesproken | |
[pagina 873]
| |
dag. Toen dat op de ochtend na de bruiloft tot mij doordrong, kreeg ik last van de onaangename gedachte dat mijn vader zich gekrenkt zou kunnen voelen dat er nog niets geregeld was. Putu kon zich gelukkig uitstekend in mijn gemoedstoestand verplaatsen en ook hem gingen de gevoelens van mijn vader aan het hart. Hij nam de taak op zich om zijn moeder en anderen van onze zorgen deelgenoot te maken. Daarop kregen we toestemming om op de tweede dag na de bruiloft de Geria te verlaten om met mijn vader in het hotel te overleggen. Wij dienden dan wel op de derde dag weer terug te zijn om de kleine afsluitende ceremonie te ondergaan. Het bleek dat mijn vader zich er al bij neergelegd had dat het diner naar een later tijdstip zou worden verschoven. Het diner was een groot succes. Het restaurant dat we uitkozen, serveerde uitstekend eten en het had een afgesloten gedeelte voor ons gezelschap gereserveerd. De Balinese dansen op gamelanmuziek die er elke avond voor de gasten werden opgevoerd, waren de attractie voor de schare nichtjes en neefjes. Mijn vader had de gelegenheid om te schitteren in de door hem gekozen rol. Met een microfoon in de hand sprak hij ons als bruidspaar toe in het Nederlands, Putu's familie in het Engels en mijn zwager uit Parijs in het Frans. Mijn Indische oom fungeerde op cruciale momenten als vertaler. Met deze avond werden de festiviteiten rond ons huwelijk op een voor alle partijen bevredigende wijze afgesloten.
De bruiloft in de Geria was uiteraard het echte hoogtepunt van ons huwelijkfeest. Een gezelschap van tegen de tweehonderdvijftig mensen was verzameld, de meesten familieleden van Putu. Een kleine bruiloft voor Balinese begrippen. Van mijn familie waren acht personen aanwezig en een zestal vrienden uit Nederland. Daarnaast waren nog een aantal blanken te gast, vrienden van een van Putu's oudere broers. Alle niet-Balinezen droegen de voorgeschreven kleding. Het gaf mij op deze dag een grote rust dat mijn familie en onze andere Nederlandse gasten zich niet ongemakkelijk leken te voelen. Vooral de ouderen onder hen bekeken alles met grote interesse en beschouwden het als een groot voorrecht om een Balinees huwelijk van zo nabij mee te mogen maken. Verschillende familieleden van Putu, die het Engels goed meester zijn, verstonden zich uitstekend met de Nederlandse gasten. Mijn ouders, oom en tante en een bevriend ouder echtpaar hadden nog het geluk dat twee oude heren uit de Geria vlekkeloos Nederlands spraken. Zij hadden nog Nederlandstalig onderwijs genoten. Voor het overige waren de communicatiemogelijkheden beperkt, maar dat vormde geen probleem. Alleen mijn in Indonesië geboren oom kon zich prima redden met zijn kennis van het Maleis uit zijn vroege jeugd. De overige Balinese gasten hielden zich meer afzijdig van het buitenlandse gezelschap. Sommigen waren verbaasd over het feit dat ik een buitenlandse bleek te zijn. Dat hadden zij niet uit de uitnodiging kunnen opmaken, omdat mijn naam ook op Bali gangbaar is. Een oude dame fluisterde dat zij nog nooit zoveel toeristen in de Geria had gezien. Bij de ceremonie in de tempel rond het middaguur was voor de buitenlandse gasten een aparte plaats ingeruimd, vanwaaruit zij het hele gebeuren goed konden overzien. Zij waren uiteraard niet betrokken bij de handelingen die deel uitmaakten van de ceremonie. Ik werd tijdens de ceremonie bijgestaan door Putu's moeder, die mij zonder veel woorden steeds wist duidelijk te maken wat ik moest doen. Zij was een enorme steun voor mij en dankzij haar voelde ik mij geen moment opgelaten, onzeker of vertwijfeld. Alles ging als vanzelf. De ceremonie begon met een symbolische rituele reiniging van Putu en mij onder leiding van een zuster van zijn moeder. Dayu had mij uitgelegd welke handelingen ik daarbij moest verrichten. Daarna namen wij plaats op een kleed, uitgespreid voor de offerplaatsen voor de goden Brahma, Visnu en Shiwa om te bidden. Ik op mijn knieën gezeten en Putu in lotuszit brachten vijfmaal de vingertoppen ter hoogte van het gezicht bij elkaar, tweemaal met een bloem en eenmaal met een gevlochten | |
[pagina 874]
| |
offertje tussen beide middelvingers. Zo ging ook het gebed in de richting van het Oosten, waar de offerplaats van de stamvader van Putu's familie stond. Dan nog eens en nog eens voor elk van de tempeltjes van Putu's directe voorouders. De mantra's die continu door de priester op zangerige toon werden gereciteerd en het geluid van zijn belletje, versmolten met het geroezemoes van de aanwezigen, riepen een sfeer van ontspanning en vredigheid op. Van Putu die zich in de ochtenduren nog wat zenuwachtig had gevoeld, ging nu rust uit. Een zacht windje waaide rond dit warme middaguur. Het afsmeken van de zegen van goden en voorouders over ons huwelijk kreeg iets zo natuurlijks voor mij. Het was goed zo. Toen Putu en ik samen met onze beide getuigen klaar waren met bidden, ontvingen wij beiden de zegen van de priester. Heilig water werd over ons heen uitgegoten en aan ons te drinken gegeven. De verschillende delen van ons lichaam, beginnend bij het hoofd en eindigend bij de voeten, werden met rijst - teken van leven en vruchtbaarheid - opnieuw gezuiverd en gezegend. Daarna stonden wij ieder voor onze eigen tafel met rijke offers. Om de heilbrengende invloed daarvan op ons af te laten stralen, gebaarden wij met een beweging van beide armen in de richting van ons bovenlichaam. Tenslotte kregen wij de opdracht om elkaar te eten te geven uit een mandje met gekookte rijst en wat sambal: de belofte om altijd goed voor elkaar te zorgen. En daarmee was de ceremonie afgelopen. Wat verwezen stonden we in het felle zonlicht. Putu zette zijn bril weer op die hij vanwege de zegening met heilig water had afgezet. Mijn familie en de rest van de buitenlandse gasten stonden klaar om ons de hand te schudden of af te zoenen. Een kleine westerse receptie in een Balinese tempelhof. Putu's moeder en een paar van Putu's broers voegden zich hierbij en volgden het voorbeeld van de westerse gasten, lieten zich op hun beurt ook feliciteren. De fotografen en de videoman die mijn moeder had besteld voor deze dag, deden hun best om een afsluitend staatsieportret van de ‘receptiegasten’ vast te leggen. De Balinese gasten die zich vóór de ceremonie in de tempel aan het feestmaal te goed hadden gedaan, waren vrijwel allemaal geruisloos verdwenen. Het feest was voor hen al afgelopen. Teruggekeerd van de tempel hadden Putu en ik nog de gelegenheid om van de laatste Balinese gasten afscheid te nemen. Mijn broer bood ons een fles champagne aan, die we in een grote theekan met ijs te koelen zetten. Nadat we ons hadden omgekleed in onze ‘gewone’ Balinese kleren en mijn familie naar het hotel was vertrokken, ontkurkten we de fles en schonken de glazen in. Maar de champagne had door de tropische warmte niet de sprankeling die zij behoort te hebben. Bijna niemand van de meedrinkende familie vond het lekker. En eigenlijk hoefde er ook niet meer geklonken te worden. Zoals mijn moeder na afloop van de ceremonie zei: ‘Met zoveel offers en zoveel zegeningen kan er met jullie niets meer mis gaan.’ |
|