| |
| |
| |
G.C. Molewijk
Congo en Indië of hoe een Belg de wereld veranderde
1
In het belle époque, het tijdperk 1870-1914, vond opeens een snelle en omvangrijke Europese koloniale expansie plaats die ook wel ‘modern imperialisme’ wordt genoemd. Dit artikel handelt over de rol daarin van twee kleine volkeren die qua grondgebied, staatsvorm, inwonertal, buitenlands beleid en welvaart goed vergelijkbaar waren: Nederlanders en Belgen. De eersten zouden Nederlands-Indië en de tweeden Belgisch-Congo, het huidige Zaïre, verwerven. Om het bijzondere en anachronistische van de Congo te kunnen begrijpen is het nodig eerst iets te zeggen over dat moderne imperialisme en het hetgeen eraan voorafging.
| |
2
Iedereen weet dat de koloniale expansie eerder begonnen was. In 1492 immers had Columbus Amerika bereikt en een paar jaar later vonden de Portugezen de zeeweg naar Azië rond Kaap de Goede Hoop. Door bemiddeling van de paus was de wereld al in 1494 langs een meridiaan tussen Spanje en Portugal verdeeld waarna later bleek dat Amerika minus Brazilië aan het eerste land zou toevallen en Brazilië, Afrika en Azië voor de Portugezen bestemd was.
De Spanjaarden traden in Amerika zeer hard op en de technologisch weinig ontwikkelde Indianenrijken stortten direct in elkaar. Bovendien richtten per ongeluk ingevoerde Europese ziekten een ware slachting onder de Indianen aan, en zo konden de Spanjaarden en in mindere mate de Portugezen hier een geweldig koloniaal rijk opbouwen.
In Afrika en Azië was de toestand anders. Het Afrikaanse binnenland was moeilijk te betreden door de vele watervallen bij riviermondingen en gevaarlijk wegens de malaria. Doordat de Afrikanen echter zelf bereid bleken aan de Portugese vraag naar met name slaven te voldoen, konden de Portugezen hier volstaan met enkele handelsforten die werkelijk slechts enkele speldeprikjes langs de kust vormden. Alleen in het bij de Congomonding gelegen inheemse rijk Congo (of Bakongo, in het noorden van het huidige Angola) kregen de Portugezen tijdelijk enige invloed en het werd althans in theorie gekerstend.
In Azië bestonden krachtige en volkrijke staten die onmogelijk te overwinnen waren door het handjevol Portugezen zodat die zich ook hier beperkten tot het veroveren van enkele kuststeden, het aanknopen van handelscontacten en het sturen van missionarissen. Wel slaagden zij erin ter zee een soort heerschappij te vestigen.
Afgezien van enkele incidentele nederlagen zouden de Europeanen trouwens ook later in staat blijven iedere inheemse vloot op volle zee te vernietigen. Zij werden hierin wel geholpen doordat de Aziaten gewoonlijk ook geen echte oorlogsvloten bezaten, maar dat nam niet weg dat vooral op het terrein van de scheepsbewapening de Europese technologie superieur was. Te land bestond zo'n overwicht meestal niet.
Tegen 1600 begonnen ook de Fransen, Engelsen en Nederlanders naar andere wereldde- | |
| |
len te varen om daar handel te drijven en de Spanjaarden en Portugezen uit te plunderen. Belgen waren er toen nog niet. Deze volkeren hielden nooit rekening met de pauselijke verdeling van de wereld. Alhoewel met name het Spaans-Amerikaanse imperium de meeste aanvallen van deze nieuwkomers kon weerstaan, waren Spanje noch Portugal op zee sterk genoeg anderen de vaart naar hun aardhelften te beletten.
De nieuwkomers hanteerden in grote trekken echter wel hetzelfde koloniale systeem als Spanje en Portugal, een systeem dat achteraf ‘mercantilistisch’ is gaan heten. Dit hield in dat koloniën werden beschouwd als een afgesloten gebied dat alleen ten bate van het moederland bestond.
De kolonie moest grondstoffen aan het moederland leveren en daarvan eindprodukten afnemen, ook als die elders goedkoper konden worden gekocht. In de kolonie mochten geen industrieën ontstaan waardoor die in het moederland concurrentie zou worden aangedaan. Andere volkeren mochten niet met de kolonie handeldrijven, en zelfs de eigen landgenoten was dat alleen toegestaan in dienst van een geprivilegieerd, monopolistisch handslichaam.
Er bestond wel een belangrijk verschil. Spanje en Portugal hadden bewust getracht door geweld en missie overzeese katholieke imperia te stichten, maar vooral de Engelsen en Nederlanders wensten zich in eerste instantie te beperken tot handelscontacten. Op al deze systemen bestonden uiteraard varianten en ze werden ook regelmatig ontdoken.
| |
3
De Nederlanders waren in de periode 1600-1800 wat het mercantilisme betrof niet zo rechtzinnig in de leer maar hun koloniale stelsel leek toch op het bovenstaande model. Tussen 1602 en 1800 was de bekende Verenigde Oostindische Compagnie als enige door de overheid gemachtigd ten oosten van Kaap de Goede Hoop handel te drijven. Nederlanders die niet in dienst van de voc waren mochten niet eens in dat gebied komen.
Alhoewel ze als handelaar kwamen, waren hun koopvaarders, zoals gebruikelijk in die tijd, zwaar bewapend en de Aziatische heersers onderkenden al direct de militaire kracht daarvan. Ze vroegen de Nederlanders dan ook regelmatig zich met hen tegen een vijandige nabuur te verbinden.
De Nederlanders poogden deze verzoeken gewoonlijk af te wimpelen maar raakten af en toe toch in allerlei oorlogen verstrikt. Verder gedroegen de Spanjaarden, die de Philippijnen bezaten, zich uiteraard vijandig want de Tachtigjarige Oorlog was nog aan de gang. Doordat Spanje in die tijd Portugal bezet hield waren de Nederlanders ook daarmee in oorlog. Bovendien waren er nog Engelse en inheemse vijanden, alsmede allerlei piraten.
De voc hield zich echter met succes staande. Het Portugese rijk dat onvoldoende bewapend en bemand was om zich tegen een Europese vijand te kunnen verdedigen, zakte grotendeels in elkaar en de meeste Engelsen werden met kracht uit de Indische archipel verdreven. Omdat de kostbare schepen natuurlijk havens nodig hadden en men niet steeds afhankelijk wilde zijn van de grillen van inheemse potentaten, werd in 1619 op Java als ‘generaal rendez-vous’ de stad Batavia gesticht.
Het Nederlandse streven naar leverings- en handelsmonopolies bleek echter niet altijd gehonoreerd te kunnen worden zonder de produktiegebieden daadwerkelijk in bezit te nemen. De inheemsen wensten nota bene aan de best betalende afnemer te leveren en dat waren niet altijd Nederlanders. Vooral de Molukken en Ceylon en later ook delen van Java werden daarom onder het directe bestuur van de Compagnie gebracht; de nederzetting aan Kaap de Goede Hoop bleef vooral een verversingsstation. Elders, in Voor-Indië, Siam en Japan, werden louter handelskantoren of ‘factorijen’ gesticht en beperkte de voc zich tot vreedzame handel.
Dit daadwerkelijk bezetten van grotere gebieden werd meestal door de directeuren en
| |
| |
aandeelhouders van de Compagnie met wantrouwen bezien en er heerste de opvatting dat zoiets alleen na een correcte analyse van de kosten en baten mocht geschieden, of om een zeventiende-eeuwer te citeren:
‘Het en is niet alletijt raatsaam alles t'invaderen ende t'incorporeren waar toe de gelegentheyt sig schoon prefereert, maar in desen allen moet eygen intrest de balance houden, met ondersoek wat voor ofte nadeel men daar by is bekomende.’
De weinige wel onderworpen volkeren werden feitelijk ook niet als onderdanen gezien maar als mensen waarmee men buiten de kruidnagelen en de kaneel om verder niet zoveel te maken had. Nederlandse onderdanen waren er bovendien maar weinig. Aangezien in het toenmalige Nederland geen bevolkingsgroepen ernstig werden onderdrukt, ontstond daar nooit een behoefte het land te ontvluchten en elders volksplantingen te stichten. Onder de soldaten en schepelingen van de Compagnie waren ook altijd veel buitenlanders, vooral Duitsers.
Nadat de voc ten onder was gegaan en door de staat was overgenomen, werden gedurende de Franse tijd, rond 1800, de koloniën door Groot-Brittannië bezet. Toen Nederland in het begin van de negentiende eeuw herrees kreeg het lang niet alles terug, maar de Indische archipel wel.
| |
4
In die negentiende eeuw leek het koloniaal stelsel eerst een aflopende zaak te zijn. Eind achttiende eeuw hadden een aantal Britse koloniën in Noord-Amerika zich al tot de ‘Verenigde Staten van Amerika’ aaneengesloten en de onafhankelijkheid afgedwongen, en in het begin van de negentiende eeuw hadden de Spaanse en Portugese gebieden in dat werelddeel zich ook losgemaakt. Frankrijk was in de achttiende eeuw eveneens zijn meeste koloniën kwijtgeraakt. Alleen Engeland bezat nog flinke territoria.
Deze Britse uitzonderingspositie werd door verscheidene factoren veroorzaakt. Stukken van Canada en Indië waren niet op de inheemsen maar op de Fransen veroverd tijdens in Europa ontstane oorlogen. De strafkolonie Australië expandeerde later tegen de oorspronkelijke plannen in en Nieuw-Zeeland werd op eigen houtje door Australiërs gekoloniseerd. De Britse economie was destijds de meest ontwikkelde ter wereld en kon de lasten van deze bezittingen wel dragen. Bovendien kon, doordat Groot-Brittannië een eiland is, het Britse leger klein van omvang zijn en dit maakte de financiering van een grote marine, die de zeeroutes naar de koloniën kon openhouden, weer gemakkelijker. De regering in Londen had echter nooit een echt plan deze macht aan te wenden voor verdere of zelfs zo groot mogelijke expansie.
De koloniën leken bovendien slechts tijdelijk. Het idee was ontstaan dat ze altijd naar een zekere ‘rijpheid’ toegroeiden en dan vanzelf ‘afvielen’. Australië en de Kaapkolonie konden dan ook al snel een beperkt zelfbestuur verkrijgen en Canada verwierf in 1867 zelfs de ‘dominionstatus’ waardoor dat land in feite een onafhankelijke staat werd. Bovendien waren de economische opvattingen veranderd.
Onder invloed van het opkomende liberalisme werden de koloniën open gebieden waar iedereen vrijelijk mocht handelen. Het zelf bezitten ervan was dus niet langer nodig. De Britten overwogen zelfs wel eens niet op de ‘afval’ te wachten, maar een groot aantal koloniën zelf alvast maar op te geven op enkele havens voor de vloot na. Disraeli noemde koloniën ooit ‘molenstenen om onze nek’.
J.R. Seeley betoogde zelfs in zijn bekende The Expansion of England uit 1883 dat het bezit van Voor-Indië (India) de Britten niets opleverde behalve een veel lastiger buitenlandse politiek en dat het verlies ervan ook geen enkele nadelige consequentie zou hebben.
De Britse bemoeienis met overzeese gebieden was echter toch niet geheel voorbij. Londen had haar onderdanen verboden zich nog langer met de slavenhandel bezig te houden, en poogde tegelijk door intensieve patrouilles
| |
| |
langs de Afrikaanse kusten andere Europese volkeren te beletten wel met die handel door te gaan.
Andere staten hechtten ook niet veel meer aan bepaalde koloniën. De Nederlanders, die langs de Afrikaanse Goudkust (het huidige Ghana) nog steeds enkele forten bezaten, droegen deze in 1872 over aan de Britten in ruil voor een grotere invloed op Sumatra. De Denen hadden hun forten in Afrika al eerder opgegeven en trokken zich ook uit Voor-Indië terug. De Nederlanders overwogen verder zelfs wel eens bepaalde delen van de archipel zoals de Molukken maar op te geven en met delen van Sumatra gebeurde dat ook werkelijk. De meeste Nederlandse politici achtten een vergroting van het koloniaal bezit in ieder geval ongewenst.
| |
5
Tot het midden van de jaren 1880 bleef dit overal het overheersende beeld. Nederland bezat in Oost-Indië nog altijd vrijwel alleen Java en de Molukken. De andere eilanden, de ‘buitengewesten’, waren grotendeels zelfstandig of op een zeer vage manier aan Batavia onderhorig. Door het verleden waarin de Compagnie haar Europese mededingers grotendeels uit de archipel had kunnen weren, werd dat gebied gewoonlijk echter toch wel als een Nederlandse invloedssfeer gezien.
In Afrika bezaten de Europeanen nog vrijwel alleen enkele kustnederzettingen die ook een erfenis uit het verleden waren. Door de eeuwen heen was het zo geweest dat vooral de plaatselijke koloniale bestuurders meer dan de moederlanden geneigd waren tot gebiedsuitbreiding over te gaan. De moederlanden werden soms zelfs voor voldongen feiten geplaatst. Zo hadden de Fransen in Senegal op eigen houtje de kolonie vergroot en de Kaapkolonie expandeerde voortdurend doordat de Nederlandstalige Boeren het binnenland introkken om aan de invloed van het Britse bestuur in Kaapstad te ontsnappen. Aan de andere kant werd ook in Afrika wel eens gebied ontruimd en werd bijvoorbeeld de Britse strafexpeditie van 1867-1868 tegen Ethiopië niet door enige annexatie gevolgd.
Over het algemeen groeide het koloniaal bezit toch heel langzaam, onafhankelijk van wat de moederlanden wilden. Deze groei had in principe nog eeuwen door kunnen gaan. De Britse staatsman Peel had in 1844 al gewezen op ‘some uncontrollable principle’ dat de noordwestelijke grens van India deed expanderen. Staten als België die nog geen koloniën bezaten, ondernamen echter niets om ze te krijgen.
De enige grote uitzondering op deze regel was Algerije, waar de ineenstortende Franse Bourbon-monarchie in 1830 onder een belachelijk voorwendsel (de Franse waardigheid was aangetast doordat de heerser van Algiers in 1827 de Franse consul met een vliegenmepper in het gezicht had geslagen) Algiers aanviel en veroverde in een poging de aandacht van de binnenlandse problemen af te leiden. Een dergelijke handelwijze die al door Machiavelli in zijn Il Principe was aanbevolen, had nu echter niet het gewenste succes en de Bourbons verdwenen toch.
De nieuwe regering achtte terugtrekken waarschijnlijk een te groot prestigeverlies en zat met het probleem dat de werkloos geworden huurlegers van de Bourbons nu het Franse platteland begonnen af te schuimen. Het leek een goed idee ze in georganiseerd verband te laten doorvechten (en sneuvelen), maar dan op een ongevaarlijker plaats. Het zo gevormde Vreemdelingenlegioen werd dan ook al snel naar Algerije overgebracht.
De Fransen raakten daar echter gedurende ruim een halve eeuw in een reeks bloedige oorlogen verwikkeld waarin zo'n 150.000 soldaten en evenveel kolonisten omkwamen. Er bleek tenslotte een staand leger van 100.000 man nodig voor de bescherming van 350.000 kolonisten waarvan zeker de helft buitenlander was, terwijl onder de Fransen zeer veel gedeporteerden zaten. Deze politiek had de Franse staat handenvol geld gekost, maar had nooit enig essentieel doel gediend. Na de Frans- | |
| |
Duitse oorlog van 1870-1871 poogde Frankrijk zelfs nog vergeefs het verlies van Elzas-Lotharingen te voorkomen door Duitsland al haar koloniën aan te bieden. Deze Franse ervaringen waren natuurlijk voor anderen geen stimulans zich met overzeese veroveringen in te laten.
| |
6
In het midden van de jaren 1880 veranderde deze toestand toch. In zeer korte tijd namen de Europese staten vrijwel geheel Afrika in bezit en ook elders, bijvoorbeeld in Oost-Indië en de Stille Zuidzee, ontstonden grote imperia. Het leek wel alsof de wereld bij afspraak werd verdeeld en tot op heden spookt nog een mythisch ‘verdelingsplan’ door de hersenen van sommige auteurs, maar toch heeft zoiets nooit bestaan.
Aan deze inbezitneming namen nu niet alleen de oude koloniale staten Groot-Brittannië, Frankrijk, Portugal en Nederland deel, maar ook nieuwkomers als Duitsland en Italië en zelfs een Belg. Om dit ‘moderne imperialisme’ te kunnen verklaren zijn een aantal theorieën bedacht die echter alle onjuist zijn.
Zo is vaak gezegd, en de meeste schoolboekjes doen dat nog, dat de Europese economieën behoefte hadden aan grondstoffen en afzetgebieden. Zeer veel koloniën waren echter volkomen waardeloos. Destijds wisten de Fransen echt wel dat de Sahara grotendeels uit zand en rotsen bestond en van de olie had niemand een idee. Italië en Duitsland bezetten zelfs louter waardeloze gebieden. Frankrijk en Groot-Brittannië kenden alleen een behoorlijke handel met enkele koloniën (Algerije en de Kaap) die al lang voor 1880 in hun bezit waren. De meeste andere dienden nauwelijks een economisch doel.
Duitsland kon zich ondanks zijn waardeloze koloniën toch zeer snel opwerken. Frankrijk bleef ondanks zijn wereldrijk bij Duitsland ten achter. Zweden had geen koloniën nodig om welvarend te kunnen worden. Portugal verwierf grote gebieden, doch het bleef straatarm. Deze aantoonbare geringe samenhang tussen aan de ene kant economische behoeften en ontwikkeling en aan de andere kant het koloniaal bezit heeft deze theorie definitief ondergraven.
Het was dan ook precies andersom: de Europeanen hadden in het algemeen geen koloniën nodig om rijk te kunnen worden, maar ze konden imperia stichten doordat ze in ieder geval rijk genoeg waren geworden om zich deze verliesposten te kunnen veroorloven. Om hun verliezen te dekken poogden ze natuurlijk wel de economische mogelijkheden van de koloniën na het verwerven ervan zo goed mogelijk te benutten.
Uiteraard was de retoriek van de imperiumbouwers erop gericht de overheden en openbare meningen gunstig te stemmen en daardoor spraken zij tegen beter weten in toch geregeld over ‘enorme kansen’ voor handel en industrie. De Nederlanders zouden zich na de Tweede Wereldoorlog ook nog zo over het volkomen waardeloze Nieuw-Guinea uitlaten. Dergelijke bewoordingen moeten, evenals pathetische uitspraken als ‘Op Bali roept de mensheid om hulp’, gewoonlijk worden gezien als verbale methoden van misleiding.
Een andere theorie stelt dat de koloniën noodzakelijk waren voor het beleggen van zogenaamd surpluskapitaal. In werkelijkheid vonden de meeste overzeese beleggingen echter plaats in onafhankelijke staten of ‘blanke’ koloniën met intern zelfbestuur en dominions als Canada. Veel Fransen investeerden niet in hun koloniën, maar in Rusland. De meeste beleggers en zakenlui voelden er nooit voor in koloniale avonturen te worden meegesleept. Ook deze theorie sneuvelt bij toetsing aan de feiten.
Een derde theorie gaat ervan uit dat de koloniën als uitlaatklep voor de bevolkingsgroei nodig waren. Inderdaad verlieten in deze periode vele miljoenen Europeanen hun werelddeel, maar deze vestigden zich voornamelijk in onafhankelijke landen als de Verenigde Staten. Er waren zelfs koloniën waar hooguit enkele honderden blanken woonden! Geen enkel land had koloniën nodig om zijn bevolkingsoverschotten te kunnen wegwerken.
| |
| |
Een laatste theorie stelt de ideologie verantwoordelijk. Nu hebben er nooit imperialistische partijen bestaan zoals er wel liberale of socialistische bestonden. Men kon er dus nooit op stemmen. Het is wel waar dat de imperiale gedachte tegen 1880 meer in de smaak begon te vallen, iets dat samenhing met een overal opkomend nationalisme, maar de echt actieve pressiegroepen begonnen zich pas te vormen en te roeren nadat de expansie al in gang was gezet.
Het moderne imperialisme is niet door een enkele oorzaak te verklaren, als het al te verklaren is. Het hing in ieder geval samen met het overwicht van Europa op de rest van de wereld dat nog nooit eerder zo groot was geweest. Er ontstonden ongekende nieuwe mogelijkheden. Het waren echter niet de oude koloniale machten, maar het was een Belg die als eerste bewust poogde deze aan te wenden ter verkrijging van een zo groot mogelijk koloniaal gebied.
| |
7
In de tweede helft van de negentiende eeuw kregen de Europeanen voor het eerst namelijk ook te land een beslissend overwicht. Vooral de uitvinding en toepassing van de achterlader in het algemeen en het machinegeweer in het bijzonder maakten het kleine legereenheden mogelijk zich tegen grote aantallen inlanders staande te houden. Inlandse legers bezaten gewoonlijk slechts ouderwetse geweren en slagwapens.
Bovendien was de medische wetenschap erin geslaagd met behulp van kinine de malaria te overwinnen. Onderzeese telegraafkabels en stoomschepen zorgden voor veel betere verbindingen en uitneembare stoombootjes maakten het verkennen van het Afrikaanse binnenland een stuk eenvoudiger.
Zendelingen en missionarissen konden nu actiever worden en veel gemakkelijker contact met hun moederlanden onderhouden waardoor de kennis van en belangstelling voor hun verrichtingen, men denke slechts aan Livingstone, groter werden dan voorheen.
Het geweldige aantal uitvindingen van de Europeanen maakte de technologische kloof met de rest van de wereld groter dan zij ooit geweest was en dat werkte het gevoel superieur te zijn in de hand. Europa en beschaving waren bijna synoniemen. Een vaak impliciet sociaal-darwinisme maakte dat het aanwenden van dit Europees overwicht uiteindelijk vrij gemakkelijk in brede kringen kon worden aanvaard, ook bij hen die niet hadden meegeholpen het in gang te zetten.
Koloniën of een uitgestrekt grondgebied gaven ook de suggestie een grote mogendheid te zijn. Feitelijk is dat nog steeds zo; Australië en Nederland hebben ongeveer evenveel inwoners en een vergelijkbaar welvaartspeil. De Nederlandse krijgsmacht is weliswaar behoorlijk sterker doch Australië wordt veel eerder als een echte mogendheid gezien, doordat het grondgebied (grotendeels woestijn!) zoveel uitgestrekter is. Toen Nederland na 1945 Indië dreigde te verliezen werd ook wel de vrees geuit dat het land daardoor tot de status van Denemarken zou ‘afzakken’.
De Europeanen hadden altijd al last gehad van de eindeloze oorlogjes aan hun koloniale grenzen. Om daaraan een einde te maken waren bijvoorbeeld de Engelsen aan de Goudkust wel eens het binnenland ingetrokken, maar ze bleven er nooit. Natuurlijk was het zo dat iedere expansie een langere onveilige grens opleverde. Door de veel betere wapens en stand der geneeskunde waren ze nu echter voor het eerst in staat allerlei inlandse legertjes op relatief gemakkelijke wijze uit te schakelen. In deze wereld leefde de Belgische koning Leopold 11.
| |
8
Doordat Nederland als onafhankelijke staat sedert de zestiende eeuw bestaat en België pas na 1830, kon Nederland in tegenstelling tot België bogen op een langdurig koloniaal verleden. De eerste Belgische vorst, Leopold 1, was echter bezeten door het idee dat België ook een
| |
| |
kolonie moest hebben. Op circa vijftig plaatsen trachtte hij zijn idee te verwezenlijken, zoals op Kreta, Cuba en Nieuw-Caledonië. Zijn zoon Leopold 11 had dezelfde obsessie en probeerde het bijvoorbeeld op Borneo, Nieuw-Guinea en de Philippijnen, maar ook hij slaagde eerst niet.
Opvallend was dat Leopold 11 vooral geïnspireerd was door het oude monopoliestelsel van de voc en het toenmalige Cultuurstelsel en de batig-slotpolitiek van de Nederlanders op Java. Dat laatste hield in dat de Javaanse boeren een gedeelte van hun grond met exportprodukten ten bate van het Nederlandse gouvernement moesten bebouwen. De Nederlanders bestuurden Java destijds nog een tijdlang als een wat groot uitgevallen staatsplantage, ongeveer in dezelfde geest als de Compagnie gedaan had.
In 1876 had Leopold 11 zijn aandacht op Centraal-Afrika gericht en hij organiseerde daarover een internationale geografische conferentie. Zijn openingstoespraak bevatte veel hoogdravende uitlatingen als: ‘Het voor de beschaving openleggen van het enige deel van onze aardbol waar zij nog niet is doorgedrongen, de duisternis die de volkeren daar omgeeft doorbreken, dat is, durf ik te stellen, een kruistocht, deze eeuw van vooruitgang waardig; en het doet mij deugd om vast te stellen hoezeer de volbrenging ervan leeft bij de mensen; we hebben het tij mee.’
Het was echter van het begin af aan zijn bedoeling een soort privé-kolonie te stichten die zich van de Atlantische Oceaan tot de Indische moest uitstrekken. Besloten werd tot de oprichting van de aia (Association Internationale Africaine) die filantropische en wetenschappelijke doelen moest nastreven. De aia zou uit verschillende nationale comité's bestaan die civilisatiestations in Afrika moesten stichten en beheren tot heil van de plaatselijke bevolking. Leopold werd voorzitter van de aia. Zoals hij had gehoopt konden de meeste van de nationale comité's veel minder activiteiten ontplooien dan het door hemzelf gefinancierde Belgische, alhoewel de door hem uitgezonden expedities eerst ook weinig resultaat behaalden.
In 1877 slaagde de bekende Henry Morton Stanley erin als eerste blanke van Oost naar West langs de Congo Afrika te doorkruisen. Stanley bood daarop Groot-Brittannië de Congomonding aan, doch dat land weigerde het geschenk. Londen streefde niet naar gebiedsuitbreiding.
Leopold achtte Stanley zijn geschikte man en haalde hem nu over in dienst te treden van het naast de aia opgerichte cehc (Comité d'Etudes du Haut-Congo) dat vooral de economische mogelijkheden van het Congogebied moest onderzoeken. Later werd dit weer door de aic (Association Internationale du Congo) vervangen. De aic was in feite een politieke privé-organisatie van Leopold. Later zou blijken dat de naam daarvan niet voor niets zo leek op de aia.
Stanley vertrok weer en trachtte voor de cehc langs de Congo een ‘confederatie van vrije negerrepublieken’ te stichten die onder bestuur van Europeanen zou komen te staan. Dit was de eerste poging van een Europeaan een groot stuk binnenland te onderwerpen. Formeel was dit werk zinloos, omdat Leopold zonder dat Stanley ervan wist de cehc inmiddels door de aic had vervangen, maar er werden heel wat ‘verdragen’ met inlandse stamhoofden afgesloten. Bij de uitvoering van dit werk ontmoette Stanley de expeditie van Pierre Savorgnan de Brazza.
Deze kort daarvoor tot Fransman genaturaliseerde Italiaan was voor het Franse aia-co-mité en verder op eigen kosten bezig ten noorden van de Congomonding enige stammen over te halen zich onder Frans gezag te stellen. Ook hij sloot ‘verdragen’ af en deelde vlaggen uit, alhoewel de Franse regering daar geen kennis van had en eerder aan inkrimping van haar schamele Westafrikaanse bezit dacht. Aan de Congo werden dan ook tegenover elkaar het ‘Franse’ Brazzaville en het ‘internationale’ Leopoldville (nu Kinshasa) gesticht. Stanley had het beste materiaal om ook werkelijk het binnenland in te trekken. Vooral het
| |
| |
uitneembare stoombootje En Avant was hierbij uiterst handig.
Brazza besefte dat bij het slagen van Leopolds plannen het gebied daar voor Frankrijk verloren kon zijn, maar hij had een goede pijl op zijn boog. In Afrika had hij zijn ‘verdragen’ zelfs voor de Franse autoriteiten geheim gehouden, maar eenmaal terug in Parijs slaagde hij erin door relaties bij de pers een campagne te ontketenen om de Franse regering over te halen de verdragen te erkennen. Hierbij werd handig gebruik gemaakt van sentimenten over Frankrijk als wereldmacht en compensatie voor de ‘verloren kansen’ in Egypte.
Dit laatste vereist enige uitleg. De Egyptische staatsfinanciën waren door wanbeheer geruïneerd en zo onder controle van een Frans-Brits bankierslichaam gekomen. In 1882 sloeg het Egyptische leger aan het muiten en in Alexandrië vielen bij opstandjes doden onder Europeanen. Om haar landgenoten te beschermen zetten de Britten daarna troepen aan land na eerst een vergeefs beroep op de Fransen te hebben gedaan mee te doen. Vervolgens poogden ze jarenlang het land weer te verlaten, doch dat lukte niet doordat de inheemse regering niet bij machte was voor orde en rust te zorgen. Uiteindelijk bleef het Britse leger er toen gewoon zitten, maar pas na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Egypte officieel in het Britse imperium opgenomen.
De Fransen hadden in 1881 Tunis bezet in het kader van de verdeling van Turkije - niet van Afrika!! De Britten hadden al Cyprus en de Oostenrijkers Bosnië-Herzegowina van de Turken afgenomen, en ook de Grieken en Bulgaren hadden hun deel genomen - maar ook daar leken er niets dan oorlogen en financiële stroppen op hun te wachten hetgeen een reden was zich niet met een Egyptisch avontuur in te laten.
Na deze zijsprong weer terug naar Brazza. Deze slaagde in zijn opzet en in 1884 erkende het Franse parlement zijn verdragen, alhoewel er eigenlijk voornamelijk interesse voor Noordwest-Afrika bestond. Deze Franse stap werd natuurlijk gemakkelijker gedaan doordat er in het Congogebied niet het risico bestond in conflict te komen met een sterke concurrerende mogendheid. Leopolds ‘staat’ bestond nog niet.
Leopold raakte door dit alles gealarmeerd, want zijn confederatie van vrije negerstaten kon wel eens van de zee worden afgesloten indien de Congomonding ook door de Fransen zou worden opgeëist. Er dreigde echter ook nog een ander gevaar. Portugal, dat sedert de zestiende eeuw in het bezit was van stukjes Angolese kust (zuidelijk van de Congomonding), had van oudsher ook claims op noordelijk gelegen streken. Groot-Brittannië had het effectief maken van deze claims altijd verhinderd vanwege de voortgaande slavenhandel en het protectionisme van de Portugezen.
Leopold wist op de Britse afkeer van protectionisme handig te reageren door in zijn nog niet bestaande ‘staat’ snel van een gepland monopoliestelsel naar vrijhandel om te zwaaien. Stanley hield voor de Kamer van Koophandel van Manchester in dit verband een rede waarin hij voorrekende dat er zeker 300 miljoen yard Manchester-laken kon worden afgezet indien iedere Congolees één zondagspak zou aanschaffen. Dit soort primitieve redeneringen sloegen ook toen al goed aan.
De Portugezen vreesden dat Brazza's en Leopolds activiteiten de inbezitneming van hun geclaimde gebieden voorgoed onmogelijk zou maken en drongen bij de Britten sterker op erkenning van die claims aan. De Britten verdachten behalve Portugal ook Frankrijk van protectionisme en kozen voor de zwakste in de hoop dat hun handel daar dan de minste schade zou lijden. Leopolds ‘staat’ bestond alleen nog maar vagelijk op papier en was nog geen serieus alternatief. Er kwam in 1884 tenslotte een Brits-Portugees verdrag tot stand dat met allerlei beperkingen en bepalingen de claims erkende.
Opnieuw dreigde Leopolds ‘staat’ van de zee te worden afgesneden. Ten noorden van de Congomonding bezaten de Portugezen al Cabinda. Gelukkig voor hem zorgden protesten
| |
| |
in Lissabon, Londen en Parijs voor het opschorten van het verdrag en uiteindelijk zou het nooit in werking treden. Hij moest trouwens voorzichtig worden, want in Engeland was een rapport verschenen waarin gesteld werd dat de aic helemaal geen staat in wording maar een ‘gigantisch commercieel monopolie’ zou zijn.
Leopold moest altijd voorzichtig manoeuvreren. De Engelsen, Fransen en Portugezen waren daar echt met handelaren en soms met oorlogsschepen aanwezig waardoor ze in ieder geval een zekere macht konden uitoefenen. Belgen waren er niet en Leopold bezat geen militaire middelen zodat hij andere wegen moest zoeken. Zijn inventief brein vond echter uitstekende oplossingen.
Zo stuurde hij gezanten naar de Verenigde Staten die daar een groot diplomatiek succes wisten te boeken. Na het verstrekken van misleidende informatie - zo werden de vlag en de filantropische doelstellingen van de ‘internationale’ aia aan Leopolds eigen aic gekoppeld en er werden vervalste verdragsteksten getoond - wist hij de Senaat te bewegen zijn vlag (een gouden ster op een blauwe achtergrond: de beschaving die boven de Congolese hemel stond te stralen) te erkennen als die van een bevriende regering. Net zoals veel Amerikanen na de Tweede Wereldoorlog het verschil tussen Brits-Indië en Nederlands-Indië niet kenden, was men nu niet op de hoogte van het verschil tussen aia en aic. Bovendien trokken Leopolds gezanten een misleidende vergelijking tussen het door vrijgelaten Amerikaanse negerslaven gestichte Liberia en de aic. Het feit dat Stanley een Amerikaan was zal ook wel hebben meegeholpen.
Vlak hierop boekte Leopold een nieuw succes. Hij bood de Fransen ongevraagd een onduidelijk geformuleerd recht van voorverkoop aan. Indien de aic failliet zou gaan en alles verkocht zou moeten worden, zou Frankrijk het recht op het eerste bod krijgen. De Fransen accepteerden waardoor de andere mogendheden die liever Leopolds beloofde vrijhandel dan het meer protectionistische Frankrijk aan de Congo zagen, daarna wel gedwongen waren Leopold min of meer te steunen om te voorkomen dat zijn onderneming misliep. Bovendien maakte de Amerikaanse erkenning het voor anderen gemakkelijker hetzelfde te doen.
| |
9
Leopolds activiteiten hadden in Europa natuurlijk enige aandacht getrokken en hadden direct of indirect een onverwacht gevolg: de Duitse rijkskanselier Bismarck, die altijd had beweerd dat Duitsland onder zijn leiding nooit een koloniale politiek zou gaan voeren, draaide in 1884 plotseling om. De Duitse vlag werd op enkele plaatsen gehesen (Zuidwest-Afrika, Kameroen, Togo, Noordoost Nieuw-Guinea), hij verklaarde zich tegen het Brits-Portugese verdrag, hij erkende de aic, en hij drong aan over deze zaken in Berlijn een conferentie te houden.
Waarschijnlijk poogde Bismarck op deze manier Europese controversen over te planten naar ongevaarlijker Afrikaans terrein. De Duits-Franse spanning over Elzas-Lotharingen kon misschien omgevormd worden in een Frans-Britse controverse over de Congo waarbij Duitsland de Fransen kon steunen. Bismarck zag koloniën verder vooral als wisselgeld bij onderhandelingen, een gedachte die men ook in de Gedenkschriften van Keizer Wilhelm 11 tegenkomt. Leopold wist ondertussen in de Duitse pers opnieuw handig de doelen van de aia aan de aic te koppelen.
Over de Conferentie zelf (eind 1884-begin 1885) bestaat veel mythevorming; Afrika zou daar volgens sommigen ‘verdeeld’ zijn, maar dat is onjuist. Er werden afspraken gemaakt over onder andere de scheepvaart op de Niger, de instelling van een vrijhandelsgebied in het Congobekken en de stichting van de aic-staat, die daarna Etat Indépendant du Congo, Onafhankelijke Congostaat of Congo-Vrijstaat ging heten. Alhoewel dit formeel een onafhankelijke staat was die niets met België te maken had, bezaten de inheemse negers geen enkele in- | |
| |
vloed op het bestuur; dit was geheel in handen van Leopold en zijn medewerkers.
De veertien deelnemende landen aan de Conferentie gingen alle over tot erkenning van de Congostaat die, doordat Leopold tijdens de Conferentie nieuwe kaarten liet samenstellen, steeds groter was geworden. Toen Duitsland de staat had erkend hoorde Katanga (Shaba) er nog niet bij, maar later bij de Franse erkenning opeens wel. België erkende de staat tenslotte als laatste. Handel, industrie, bankwezen, politieke partijen en kerken in dat land hadden nooit de plannen van Leopold ondersteund. Waarschijnlijk was het louter een kwestie van respect geweest dat er ook nooit verzet rees toen Leopold de Belgische diplomatieke dienst, die toch bijna niets te doen had, voor zijn privé-doeleinden ingeschakeld had. Het Belgische parlement, waaraan Leopold toestemming moest vragen de kroon van de nieuwe staat te aanvaarden, ging zeer gereserveerd accoord.
Men kan niet anders dan bewondering voelen voor Leopold die er uiteindelijk toch in geslaagd was alle mogendheden zijn privéstaat, die nog niet eens bestond, als een normale staat te doen erkennen. Het is mogelijk dat hij sommigen echt beet wist te nemen, maar anderen doorzagen zijn opzet wel degelijk. Zo schreef de bekwame Realpolitiker Bismarck in de kantlijn van Leopolds memorandum, dat ten behoeve van de Conferentie naar hem was opgestuurd, ‘Schwindel’ in de kantlijn bij de passage waarin gesteld werd dat toevoeging van Soedan aan de Congostaat het beste middel zou zijn daar de slavernij te bestrijden.
Hierna ontstond een ware kettingreactie. Particulieren hadden in Tanganjika (Tanzania) de Duitse vlag gehesen en drongen het aan Bismarck op. De beide Rhodesiës (Zambia en Zimbabwe) werden ook door particulieren aan het Britse Imperium gehecht. Een min of meer los opererend Frans leger veroverde de gehele Sahara. Toch bleven de moederlanden voortdurend aarzelen deze veroveringen werkelijk te incorporeren. Zo weigerde Bismarck Oeganda en de Britten zagen er eerst ook niets in. Vaak waren bijvoorbeeld mishandelingen van of moord op vooral zendelingen een reden zo'n gebied uiteindelijk toch maar te bezetten, en een eenmaal bezet gebied werd uit overwegingen van prestige niet meteen weer opgegeven.
Doch zoals reeds gezegd: nog nooit was het Europese overwicht zo groot geweest en de mogendheden wensten niet voor elkaar onder te doen. Ze konden nu door het optreden van zeer kleine legertjes of particuliere eenheden op een goedkope manier plotseling ‘groot’ lijken. Pas later in de twintigste eeuw, toen de inheemsen ook goede wapens kregen en er door grote legers echt voor het behoud van de imperia gevochten moest worden, werd het behoud ervan te duur en daarom verdwenen ze toen ook, maar dat ligt buiten het onderwerp van dit artikel.
| |
10
We zagen dus dat het huidige Zaïre, dat we eertijds als Belgisch-Congo kenden, helemaal niet door België is veroverd. Pas in 1908 werd Leopold 11, na zeer taai tegenstand te hebben geboden en nog persoonlijke voordelen te hebben bereikt, na de onthulling van schandalen en misbruiken in zijn staat gedwongen die aan een ook toen weinig enthousiast België over te doen. Vooral in Groot-Brittannië was een invloedrijk comité in de weer geweest de ‘Congogruwelen’ aan de kaak te stellen. Merkwaardig genoeg verdween daarna het Belgische antikolonialisme zeer snel en tot vlak voor de onafhankelijkheid in 1960 meenden de Belgen zelfs dat ze er nog tientallen jaren aanwezig zouden zijn.
De overdracht aan België was zeker niet in ieders ogen een onvermijdelijke stap. Rond de laatste eeuwwisseling verscheen onder de titel Het vergaan der wereld de vertaling van een boek van de Franse schrijver Camille Flammarion die daarin de aarde in de vijfentwintigste eeuw door een komeet laat bedreigen. In dit boek komen om dat onheil af te wenden de rege- | |
| |
ringsleiders bijeen waaronder de president van de Verenigde Staten van Europa (die tevens president van Frankrijk is) en... de koning van de Congostaat!
Ondertussen was die Congostaat een merkwaardige constructie. Leopold was behalve koning van België ook souverein van Congo zodat hij zich roi-souverain mocht noemen. De regering zetelde in Brussel en bestond uit de departementen van buitenlandse zaken (waaronder handel, havens en justitie), financiën en binnenlandse zaken (waaronder defensie en verkeer), geleid door Administrateurs-Generaal. In de Congolese hoofdstad Boma zetelde ook een Administrateur-Generaal, later Gouverneur-Generaal genoemd. Een controlerend parlement was er niet, en de bestuurlijke en rechterlijke machten waren niet gescheiden. Bovendien bestond er net zoals bij de oude voc geen scheiding tussen bestuur en commercie. Een zeer archaïsche constructie.
Leopolds grootste probleem was dat hij door de beloofde vrijhandel geen invoerrechten mocht heffen waardoor zijn staat zonder inkomsten zat. Hij financierde daarom alles eerst zelf, maar later mocht hij van de mogendheden tot een zekere heffing overgaan mits hij de slavenhandel ging bestrijden. Grote stukken land werden aan particuliere maatschappijen verpacht en voor zichzelf reserveerde hij een gigantisch ‘kroondomein’, alhoewel dat eerst zorgvuldig geheim werd gehouden.
Toch had hij voortdurend geldgebrek, maar hij wist de Belgische staat tot een lening te bewegen zonder dat België invloed in de Congo kreeg. Wel opperde hij als tegenprestatie Congo in zijn testament aan België te vermaken. Tenslotte troggelde hij België enige miljoenen af met het verhaal dat hij een schuld aan een Antwerpse bankier moest terugbetalen. Doordat hij van deze nooit iets geleend had was dit ordinaire oplichterij waarvoor een gewoon burger de gevangenis in was gegaan.
In de Congo bleef het aantal blanken en Belgen voorlopig gering: in 1886 waren er nog maar 254 waaronder 52 officials, 104 handelaars en 30 missionarissen. In 1902 was het aantal tot ruim 2.300 opgelopen waarvan 1.400 Belgen. Het bestuur kon niet zonder een leger. Daarom werd de Force Publique opgericht bestaande uit inheemse soldaten die via stamhoofden werden geronseld. Het kader bestond natuurlijk wel uit Europeanen. In 1889 moesten 2.000 soldaten met 4 stoomboten en 5 stoomsloepen een gebied controleren dat vijfmaal zo groot was als het toenmalige Duitsland! Later kwam er ook een aparte spoorwegmilitie.
Deze krijgsmacht groeide voortdurend en in 1902 waren er al 15.000 soldaten. Leopold gebruikte deze voor de afronding van zijn gebied. In het Oosten lijfde hij door Arabische slavenhalers beheerste gebieden in en in Katanga wist hij de mannen van Cecil Rhodes, die in Rhodesië (Zambia) zaten, buiten de deur te houden. Zijn oorspronkelijke plan de oceanen te verbinden, was in eerste instantie mislukt maar hij bleef steeds alert op nieuwe kansen. Toen de Italianen in 1896 vanuit hun kolonie Eritrea tegen Ethiopië oprukten, maar een zware nederlaag leden (de enige keer dat een Europees leger in deze periode zoiets overkwam, maar het Ethiopische leger was dan ook door een Brit getraind en had moderne wapens gekocht, nota bene van de Italianen zelf!!) poogde hij zowel Eritrea als Ethiopië te verwerven.
Bovendien ondernam hij een poging Soedan te veroveren en zijn leger bereikte zelfs de Nijl, maar door muiterij en andere tegenslagen moest hij dat plan weer opgeven. Ook had hij het idee Egypte van de Britten over te nemen die daarvoor als compensatie China bij hun Indië zouden mogen voegen. Leopold had voortdurend allerlei fantastische ideeën. Zo meende hij in 1876 dat de Prins van Wales en de dochter van de tsaar op de Turkse troon zouden moeten worden gezet en hij moet zelfs ooit het plan hebben gehad de schatkist van de Japanse keizer te laten roven!
| |
| |
| |
11
Ondertussen is er over Nederland ook iets bijzonders te melden. Op de kaart ‘Afrika’ van de Kuyperatlas van 1864 lezen we bij de Congomonding (in het binnenland staat nog ‘Onbekend’): ‘Van Mayembo tot Kaap Palmeirinhas tusschen 3 1/2o en 9o Zr. Breedte liggen langs deze kust ongeveer 20 bloeiende factorijen der Afrikaanse Handelsvereeniging te Rotterdam met Banana aan de Congo als Centraalpunt.’
Deze Nederlandse ahv (Afrikaansche Handelsvereeniging), na een faillissement omgezet in de nahv (Nieuwe Afrikaansche Handels-Vennootschap; enige jaren geleden bleek deze nog te bestaan en een onderdeel te vormen van de zieltogende ogem) was de grootste handelsfirma aan de Congo, alhoewel haar kapitaal en produkten voor een groot deel Brits waren.
Desondanks wensten zowel Nederland als Groot-Brittannië geen politieke rol in dit gebied te spelen. Indien Den Haag had gewild had de nahv handig gebruikt kunnen worden om er een voet tussen de deur te krijgen, temeer daar Nederland aan de Conferentie van Berlijn deelnam.
Ons land beperkte zich echter nog steeds tot Oost-Indië, of liever: tot Java en enkele verspreide buitengewesten. De voortdurende neiging van plaatselijke bestuurders het Nederlandse gezag te laten expanderen werd door Den Haag zoveel mogelijk afgeremd. Wel maakte men zich soms zenuwachtig over allerlei geruchten dat deze of gene mogendheid zich ook in de archipel zou willen vestigen. Dat dit niet altijd ongegrond was bleek toen de Engelsman James Brooke zich op Serawak (Noord-Borneo) als een ‘blanke radja’ vestigde en later bescherming van Londen kreeg. Ook Leopold wenste dit staatje ooit te kopen. Deze blanke dynastie wist zich daar tot de Tweede Wereldoorlog te handhaven.
In 1873 verklaarde Gouverneur-Generaal Loudon de oorlog aan het ‘zeeroversnest’ Atjeh, een onafhankelijk sultanaat op Noord-Sumatra, in de verwachting een snel succes te kunnen boeken. Aanleiding waren het oude thema van de zeeroof en geruchten dat andere mogendheden zich met het gebied zouden willen bemoeien. Het leek beter dan zelf maar de rust daar te gaan afdwingen. Het was geen bewuste poging Nederlands-Indië te vergroten, want diezelfde Loudon had enige maanden eerder aan Den Haag voorgesteld Nieuw-Guinea aan de Italianen af te staan, en nog weer eerder, in 1861 (hij was toen Minister van Koloniën), had hij geschreven dat iedere gebiedsuitbreiding een schrede op weg naar de ondergang was.
Doordat men een volkomen verkeerde kijk had op de inrichting van de Atjehse staat en de militaire mogelijkheden daarvan, slaagden de Nederlanders er na een schijnsucces niet in iets te bereiken en zij raakten verstrikt in een hardnekkige guerilla-oorlog die zich ongeveer een kwart eeuw zou voortslepen. Hun logge veldleger had hierop geen antwoord en tenslotte trokken ze zich maar terug in een gefortificeerde stelling rond de hoofdstad Kotaradja en deden verder niets. Deze oorlog maakte Indië voor lange tijd weer tot een voor Nederland verliesgevende bezitting, en tevens kwam de trage expansie elders in de archipel nu tot stilstand doordat Atjeh vrijwel alle troepen opslokte.
In de jaren 1880 werd Nederland niet aangestoken door de imperiale gedachte en de oorlog sleepte zich voort. Er ontstond wel enig enthousiasme toen de Transvaalse Boeren in 1881 tegen de Britten opstonden en opnieuw hun onafhankelijkheid verwierven na in 1877 door toedoen van een eigenmachtig optredende Britse legercommandant opeens te zijn geannexeerd. Intussen zou pas in 1894 de ommekeer komen. Op het eiland Lombok, dat toen nog door Baliërs werd bestuurd, was een oorlog uitgebroken. Batavia besloot in te grijpen en zette troepen aan land. In Den Haag werden weer pleidooien gehouden tegen een verdere expansie.
Ondertussen hielp de Lombokse bevolking braaf mee de Nederlandse schepen aan land te trekken en de ontscheping begon. Alles ging
| |
| |
wel erg gemakkelijk en de Nederlanders splitsten zich in meerdere groepen die hun bivak opsloegen. Enige dagen later werden ze echter door de Baliërs plotseling aangevallen en met een verlies van 97 doden en 272 gewonden teruggeslagen. Dit was het grootste verlies dat de Nederlanders tot dan in de negentiende eeuw op één keer in Indië leden, hetgeen een maat is voor de kleine schaal van de oorlogen en veldslagen daar.
De Baliërs bleken ook nog in het bezit te zijn van betere geweren dan de Nederlanders. Een verloren veldslag is echter niet altijd fataal; het gaat erom de laatste te winnen. De inlandse staat Makassar op Celebes bood Batavia zelfs nog militaire hulp aan. De Nederlanders, die natuurlijk over een veel groter potentieel dan Bali beschikten, herstelden zich echter binnen een week, zetten nieuwe troepen aan land, forceerden de overwinning en plaatsten Bali en Lombok onder hun gezag. Deze affaire had als ‘het verraad van Lombok’ een sterke uitwerking op de nationale gevoelens in Nederland.
Ondertussen hadden de Nederlanders in Atjeh in 1896 - na nog nooit een succes te hebben geboekt - ook daar een ernstige tegenslag geleden door het zogenaamde ‘verraad van teukoe Omar’. Deze inheemse bevelhebber had een gebied voor hen gepacificeerd, maar liep daarna over. Ook deze gebeurtenis maakte in Nederland grote indruk. Eerst na deze twee vernederingen ging Nederland meer bewust het imperialistische pad op.
In Atjeh brak nu een heel andere tijd aan. Onder leiding van de bekende J.B. van Heutsz werd in 1898 gestart met een zeer intensieve contra-guerilla. Er werden kleine mobiele en goedbewapende eenheden op de Atjehse strijders afgestuurd. Binnen tien jaar wist Van Heutsz door deze nieuwe methode Atjeh definitief te verslaan en in te lijven. Het blijft een merkwaardige gedachte dat een on-militair volk als het Nederlandse in staat is geweest een omvangrijke guerillaoorlog te winnen. We weten van Vietnam hoe moeilijk dat is.
Tegen het eind van deze periode kwamen er weer troepen vrij om de nog resterende inlandse staten nu ook echt onder bestuur van Batavia te plaatsen. Nederland expandeerde zo als het ware binnen zijn eigen invloedssfeer. Van de 350-jarige Nederlandse aanwezigheid in dat gebied - een bekend gezegde - blijkt dus niets op enkele zeer kleine gebieden na. Atjeh is slechts enkele tientallen jaren Nederlands geweest.
| |
12
Hiermee is een eerste vergelijking tussen Nederland en België te maken. België had niets met de verwerving van Congo van doen en kreeg het gebied pas in 1908 in bezit. De Nederlandse staat had Indië geërfd van de particuliere voc en ging pas lang nadat anderen het moderne imperialisme waren begonnen, over tot afronding ervan. Opmerkelijk genoeg werd deze afronding rond 1908 voltooid waardoor de koloniale bezittingen Congo en Indië in hun ‘moderne’ vorm toch ongeveer even oud zijn. Nederland en België waagden zich niet aan koloniale avonturen die moeilijkheden met anderen konden veroorzaken.
Dit hing natuurlijk samen met de neutrale buitenlandse politiek van beide landen. Men wenste in Europa geen conflicten of oorlogen met andere staten, maar in Afrika en Azië had men dezelfde Europese buren. De bewapening van beide staten was ook ontoereikend om conflicten te riskeren. In wezen was het knil alleen bestemd om inlandse opstanden neer te slaan en Nederlands-Indië lag er tot 1942 dan ook onverdedigd bij, terwijl de marine de verbinding met Europa niet eens kon openhouden. Indië werd echter niet aangevallen zolang Nederland maar buiten alle Europese oorlogen wist te blijven. Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië voerden wel een meer actieve buitenlandse politiek, maar waren ook veel zwaarder bewapend. Zij konden koloniale kwesties hierdoor met minder risico wel eens op de spits drijven. Overigens is het opvallend dat er tijdens de bloeiperiode van het moderne imperialisme geen oorlogen tussen de Europese mogendheden zijn geweest.
| |
| |
Men moet haast concluderen dat Bismarck in zijn opzet slaagde en dat de Europese spanningen inderdaad naar ongevaarlijker gebieden werden afgebogen. De in 1914 uitgebroken Eerste Wereldoorlog had niets met koloniale kwesties te maken; deze waren juist alle opgelost waardoor men verder redenerend zou kunnen stellen dat de spanningen toen weer naar Europa moeten zijn teruggekeerd.
Nederland en België hadden beide geen koloniën nodig. Handel, industrie en banken vroegen er niet om en waren zoals bijna overal zeer afkerig van allerlei koloniale avonturen. Door de Atjeh-oorlog was er van een batig slot geen sprake meer. De Congostaat van Leopold was eerst een bodemloze put en begon pas eind jaren negentig iets op te leveren.
We zagen al dat de Congostaat niet door Belgen, maar voornamelijk door de Congolezen zelf voor Leopold is veroverd, en ook het knil maakte gebruik van Indische soldaten, Europese huurlingen en een tijdlang werden er zelfs negers aan de Goudkust geronseld. Seeley schreef in zijn bovengenoemde boek dat ook de Britten hun Indië vooral met behulp van de Indiërs hadden kunnen veroveren.
Er waren ook verschillen. De Congostaat was in tegenstelling tot Nederlands-Indië een anachronisme. In de negentiende eeuw zette het liberalisme in veel landen door, hetgeen onder andere resulteerde in een betere parlementaire controle op het doen en laten van staatshoofden en regeringen, en een afschaffen van staatsmonopolies. Zo kreeg het Nederlandse parlement in 1848 een grotere invloed op de koloniën ten koste van de koning, en later werd Indië opengesteld voor particuliere ondernemingen.
Leopold daarentegen slaagde erin een ‘absolutistisch’ bewind in te stellen dat steeds meer een staatsmonopolie doorvoerde. Overal elders werd het idee dat een kolonie ten bate van het moederland leeggehaald moest worden verlaten. Seeley merkte op dat Brits-Indië geen enkele schatting aan Londen betaalde en dat de Britse staat er geen voordelen van trok. De Congostaat echter leverde vanaf 1895 de eerste winst op die volgens een ‘mercantilistisch’ principe geheel naar België werd overgemaakt. Deze winst werd door Leopold gebruikt om de Belgische steden met grote gebouwen en monumenten te verfraaien, en niet voor verdere investeringen in de Congolese economie.
De Nederlanders gingen dan wel verlaat het imperialistische pad op, maar ze hadden net als de meeste anderen geen echte economische drijfveren en waren bereid een prestige-onderneming te financieren. Leopold daarentegen zag zijn kolonie niet zozeer als prestige-object maar op termijn als inkomstenbron om daarmee in zijn vaderland prestige-bouwsels te kunnen neerzetten. Het was tenslotte de tijd van grote regeringspaleizen en parlementsgebouwen, grote stations, grote standbeelden en zinloze kolossen als de Eiffeltoren. Op zee waren het de slagschepen en oceaanstomers.
Overal elders ontstond het besef dat de inheemse bevolkingen werkelijke onderdanen waren die rechtsbescherming moesten genieten maar de Congostaat werd net als in het tijdperk van de voc als een financiële handelsonderneming geregeerd die feitelijk niets met de daar wonende bevolking te maken had. Leopolds idee dat hij de hele staat in zijn testament kon vermaken, was zelfs nog ouderwetser en kan gerust middeleeuws worden genoemd.
Uniek aan de Congostaat is natuurlijk dat deze het werk was van één man die met filantropische praatjes en hoogdravende idealen uiteindelijk de Amerikanen, Engelsen, Fransen, Portugezen, Duitsers, Nederlanders en Belgen tegen elkaar wist uit te spelen en te misleiden, en dat terwijl er nog niet één Belg aan de Congomonding te vinden was. De Congostaat werd als het ware uit het niets, uit een fantasie - zoals een schooljongen aan de hand van een zelfgemaakte landkaart kan hebben - geboren.
Waarschijnlijk hing dit mede samen met de persoonlijkheid van Leopold; deze had te veel energie om zich tot zijn constitutionele Belgische taken te beperken. Het moet voor veel
| |
| |
Belgen bovendien een rustgevend idee zijn geweest dat zijn aandacht zo sterk op de Congo was gefixeerd. Indien men zijn plannen daar had verhinderd, zou hij waarschijnlijk wel iets zijn gaan ondernemen dat dichter bij huis lag en waar men meer last van zou kunnen hebben. Leopold moet worden gezien als een echte homo ludens die veel plezier in zijn werkzaamheden had.
Nederlands-Indië expandeerde daarentegen binnen een als vanouds min of meer erkende invloedssfeer. Er zat hier geen meesterbrein achter een geplande expansie. De zeer bekwame Van Heutsz maakte slechts het werk van anderen af, maar Nederland reageerde in het algemeen pas wanneer het vreesde dat anderen zich ook in de archipel wensten te vestigen.
Een overeenkomst was weer dat Leopold en de Nederlanders zich beiden conformeerden aan een bepaald taalgebruik. De liberale Europese samenlevingen waren zich veel zachtaardiger ten aanzien van de eigen bevolkingen gaan gedragen en een rauw taalgebruik als dat van de bovengeciteerde zeventiende-eeuwer paste daarin niet meer. Leopold goot zijn plannen derhalve noodgedwongen in een filantropisch en wetenschappelijk jargon, en na 1900 introduceerden de Nederlanders hun ‘ethische politiek’ en stelden dat koloniale expansie juist de inlander ten goede kwam. Iedere tijd kent zijn eigen taalkundige corruptie.
Het grootste verschil tussen Leopold en de Nederlanders was echter dat Leopold niet alleen geheel op eigen kracht vanuit het niets een kolonie wist te verwerven, maar dat hij ook degene was die veel en misschien wel het meest heeft bijgedragen tot het ontketenen van de koloniale wedloop. De Nederlanders kwamen pas een decennium later op gang en dan nog alleen in hun eigen invloedssfeer. In feite kwamen de Nederlanders geheel achteraan. Tussen Leopold en de Belgen bestond een nog groter verschil.
Het is interessant tot slot nog even stil te staan bij de dekolonisatie. Zoals gezegd meenden de van de oorlog herstelde Belgen tot vlak voor de onafhankelijkheid in 1960 dat ze nog vele decennia Congo zouden bezitten, maar toen het eerste schot viel pakten ze meteen hun koffers. De door de oorlog verarmde Nederlanders waren daarentegen bereid geweest ruim 150.000 man troepen naar Indië te zenden om het te behouden. Beide landen slaagden er wel in de relatie met hun ex-kolonie te verknoeien; de Nederlanders door aan Nieuw-Guinea vast te houden waardoor ze misschien niet helemaal tot de rang van Denemarken zouden afzakken, en de Belgen doordat koning Boudewijn op de dag van de souvereiniteitsoverdracht een conflict met de Congolezen veroorzaakte door uitvoerig het beschavingswerk van het ‘genie’ Leopold 11, die zijn oud-oom was, te roemen.
Wanneer we ons beperken tot het belle époque kunnen we echter toch stellen dat het een Belg was die vooropliep en meehielp een proces te ontketenen dat de wereld zou veranderen. Andere Belgen en evenzeer de Nederlanders speelden daarin toen geen enkele echte rol.
| |
Literatuur
Over het imperialisme en Nederlands-Indië bestaat veel bekende literatuur. Over de Congo leze men bijvoorbeeld Barbara Emerson, Leopold 11 of the Belgians. King of Colonialism (Londen 1979) en Dick Foecken, België behoeft een kolonie. De ontstaansgeschiedenis van Kongo Vrijstaat (Antwerpen/Amsterdam 1985). Over Indië en Congo E.H. Kossmann, De lage landen 1780-1940. Anderhalve eeuw Nederland en België (Amsterdam/Brussel 1976).
|
|