standigheden, en verwijs daarbij naar een brief van Vestdijk zelf. Maar Adriaan Venema weet zijn lezers te melden dat ik Vestdijk ‘valselijk’ beschuldig (p. 3) en maakt meteen van de gelegenheid gebruik om te demonstreren dat hij de door mij genoemde publikaties over Vestdijk zoal niet gelezen, dan toch op zijn minst niet begrepen heeft.
En nu de mij door Venema ten laste gelegde grove beledigingen aan het adres van het verzet. In De dichter en zijn rechters wijd ik (op p. 117) twee alinea's aan het verzamelwerk Visioen en werkelijkheid, met bijdragen uit ‘de illegale pers over de toekomst der samenleving’. Ik constateer dat illegale bladen als Het Parool en Vrij Nederland dezelfde soort ideeën over gemeenschapskunst hadden als Werumeus Buning hevig werden kwalijk genomen, omdat ze gelijkenis zouden vertonen met het ideaal der ‘volksche’ kunst van de nationaal-socialisten. En ik constateer ook overeenkomst met ideeën van de Kultuurkamer in het door Jan Kassies (p. 276-281) gereleveerde feit dat De Vrije Katheder inzake de naoorlogse kunstpolitiek zijn heil zocht in het voorbeeld van de Sovjetunie (met zijn dictatoriaal opererende schrijversbond, M.d.J.) en dat De vrije kunstenaar meende dat er ‘in iedere tak van kunst één door de overheid erkende beroepsvereniging’ noodzakelijk was, terwijl de openbare beoefening van het kunstenaarsberoep ‘gebonden’ zou moeten zijn aan ‘regelen en normen vastgesteld door de vereniging, voorzover nodig door de overheid goedgekeurd’. Adriaan Venema laat zijn met twee onjuistheden versierde weergave van deze constatering voorafgaan door de mededeling dat ik in deze: ‘Het grofst en beledigendst voor het verzet’ ben. Zijn gebruik van de superlatief suggereert dat ik mij ook op andere plaatsen aan het verzet te buiten ga, zij het dan wellicht iets minder grof en iets minder beledigend. Lezers die hier méér over willen weten, laat Venema op bedroevende wijze in de steek. Ik op mijn beurt kan ze slechts verwijzen naar de duim van Adriaan Venema.
Tot zover een deel van Venema's verdachtmakingen. Maar hoe reageert hij in zijn brochure op de zaken waar het in feite om gaat: te weten mijn met bewijzen gestaafde beschuldigingen inzake zijn gebrek aan competentie en integriteit als historicus? Het begin van zijn betoog is typerend voor het geheel. Hij start met de bewering dat ik hem, omdat hij de Tweede Wereldoorlog zelf niet heeft meegemaakt, het recht zou ontzeggen er over te schrijven. Hij stelt daartegenover dat men, ‘doorgeredeneerd’, dus geen mening over Zuid-Afrika zou mogen hebben, zonder er zelf geweest te zijn (p. 2). Het tweede deel van deze uitspraak is een wel erg goedkope retorische kunstgreep, en het eerste deel is een doodgewone leugen. Ik heb in De Gids alleen maar betoogd dat een historicus die, evenals Venema, de oorlog niet zelf heeft beleefd, uitsluitend is aangewezen op archieven, en op studies en getuigenissen van anderen, dat hij al zijn bronnen moet vermelden en eerbiedigen, en zich niet geroepen moet voelen ‘sensationele onthullingen te suggereren of vooroordelen te bevestigen die bij zijn te verwachten lezerspubliek goed in het gehoor, en voor zijn toekomstige uitgever, goed in de markt liggen’ (p. 491).
Adriaan Venema verdraait feiten en woorden. Daarom kan hij bij minder alerte lezers misschien de schijn wekken dat hij enkele ‘fouten’ weet te weerleggen. Wie echter goed toeziet, ontdekt dat dit alleen maar opgaat voor ‘fouten’ die ik hem nooit heb verweten, maar die hij zelf heeft verzonnen, op grond van een verkeerde lezing van mijn tekst. Ik verwijs naar de pagina's 31, 34, 35 en 85 van De dichter en zijn rechters. Op de eerstbedoelde ‘fout’ (inzake het tijdschrift Groot Nederland) kom ik nog even terug.
Met echte fouten, die ik hem dus wèl ten laste heb gelegd, rekent Venema af op verschillende manieren. De eerste, fatsoenlijke maar helaas slechts één keer voorkomende manier, is de ruiterlijke erkenning van de fout en de belofte ze te herstellen in het vervolg van zijn studie. Venema heeft die manier toegepast ten aanzien van mijn kritiek op zijn uitlatingen over Werumeus Buning en