kelen, is alleszins begrijpelijk. Crouwel heeft daarbij de handicap over weinig museumervaring te beschikken, terwijl het museum zeer rijk en divers van karakter is en bij voorbeeld als enige in ons land een belangrijke collectie niet-Nederlandse oude kunst huisvest. Directeur en afdeling moderne kunst togen niet zelf aan het werk, maar nodigden Harald Szeemann uit. Het resultaat was zoals gezegd mooi en soms verrassend, maar wat wij volgens Szeemann geacht werden te zien en te ondergaan dat is ‘something completely different’. Het ging hem om niets meer of minder dan ‘de overwinning op het materialisme’, ‘de ongrijpbare utopie van de kunst, de queeste naar de essentie van het kunstwerk’. Niet een eenvoudig cultureel genoegen, maar een diepzinnige boodschap stond ons te wachten. Szeemann vertelde met behulp van ruimtes en kunstwerken het verhaal van ‘de verwarring der geesten’, deed ‘een vurig appel aan de menselijke creativiteit’, en verwees geheel in christelijke zin naar ‘het lijden en de dood’. Dat alles speelde zich af in de grote monumentale zaal boven, geflankeerd door ‘de raadselachtige stilte van de leegte’ en ‘het schijnbaar onbeduidende tot sacrale hoogte verheven’ in de nevenzalen. De tentoonstelling was niet alleen bedoeld voor ons aller zieleheil, maar bovendien om bange conservatoren een lesje te leren in de ‘aanschouwelijke kunstgeschiedenis van de “Einfühlung”, waarbij a-historische dimensies zichtbaar worden gemaakt die de sleutel zijn tot de diepere intenties van kunstwerken uit heden en verleden.’ Helaas bestaat de kunstgeschiedenis van de ‘Einfühlung’ niet; het gaat om een tak van de Duitse esthetica uit het eind van de
negentiende eeuw. Wat conservatoren daarvan moeten leren, is mij een raadsel. Szeemann heeft uiteindelijk de eeuwige schoonheid op het oog gehad, die men eerder in de hemel aantreft dan in kunstwerken.
In Rotterdam werden allerlei formele overeenkomsten getoond, bij voorbeeld tussen een molensteenkraag op een schilderij en een rond glazen bord, een glazen pistool en een kanon op een schilderij van Magritte. Szeemanns ideologie komt in feite neer op de aloude ‘significant form’ van Clive Bell (1913), overgoten met een modern ikonologisch sausje. Want het pure formalisme dat lange tijd karakteristiek was voor de waardering van de moderne kunst, is alweer enige tijd achterhaald, niet in de laatste plaats door de inspanningen van Szeemann zelf. De vorm op zichzelf heeft betekenis, maar we worden nu tevens uitgenodigd ‘de diepere intenties’ te zien. Daartoe roept Szeemann zijn bewondering voor de analyses van twee kunsthistorici te hulp, Hans Sedlmayr en Erwin Panofsky. Dat wekte mijn verbazing, die omsloeg in ergernis en woede, want Sedlmayr is beroemd en berucht geworden door zijn boek Verlust der Mitte uit 1948, dat niet anders kan worden gelezen dan als een reactionaire katholieke afrekening met grote delen van de moderne kunst. Sedlmayr gebruikte in 1948 niet de term ‘entartete Kunst’, dat zou onsmakelijk zijn geweest, maar veel scheelde het niet. Een citaat uit Verlust der Mitte om de sfeer te proeven. ‘De moderne kunst, juist ook in haar onmenselijkste ontaardingen, is een lievelingskind van die onzekere humanisten, die graag met de monsterachtigheid spelen, maar verontwaardigd om hulp schreeuwen, als deze uitbreekt. Hier geldt veeleer de uitspraak van Stifter: “De enige artistieke doodzonde is die tegen de oorspronkelijke gelijkenis van de menselijke ziel met God” (1847).’
Wie volgens Sedlmayr kerk en ‘paleis’ (de aanhalingstekens zijn van hem) niet in het midden houdt, raakt uit balans en gaat verloren. Zelf heeft hij beide instituties uitstekend gediend in het nazistische Oostenrijk en na de oorlog in München. Daarom is het zo pijnlijk dat Szeemann zich tegelijkertijd op de Joodse geleerde Panofsky beroept, die de barbarij waartegen Sedlmayr blijkbaar zo weinig bezwaar had, moest ontvluchten. Ik vrees bovendien dat we in Szeemann eerder een gelovige nazaat van Sedlmayr moeten begroeten dan een aanhanger van de humanist Panofsky. Met Panofsky's historisch verankerde ikonologische methode hebben deze a-historische