De Gids. Jaargang 151(1988)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 765] [p. 765] Jacobus Bos De zee die zijn naam draagt Op een klif die tevens klip is leidt een woord dat ik nog niet ken tot een schipbreuk. Na dit voorval schudt de zee de brokstukken van zich af en valt een wilde stilte. Gevangen in zijn eigen warmte de bronzen schreeuw die over de baai het water roostert. * Stenen boot. Boot van steen in het gehandschoende water dat wuift terwijl het stilstaat terwijl het voorbijgaat. Verstenende boot vol ooghoeken die het verloop van de rivier volgen. De snelle vlucht van zwaluwen. De zanglust van de leeuwerik. En al zijn stemmen waarmee de zee voor zee speelt. [pagina 766] [p. 766] * De man met de strohoed op de boot die zegt dat hij alle vulkanen van de wereld wil zien en die de zee ziet en het eiland en de vissers en hun schepen die werkelijk langs de rand van de aarde varen. De legendarische hielenlichter die overboord springt van de boot die niet zinkt. De zee die zijn naam draagt. * Weer een zonsondergang die van een ontmoedigende schoonheid is. Het licht dat weerkaatst op het geharnaste water. De zee en wat zich schuilhoudt onder het zand onder de zee en dood zich laat vinden op het strand gebleekt door zonlicht en wind. Doolhofeiland dat eeuwenlang al die verhalen in leven hield. [pagina 767] [p. 767] * En evenmin zwommen dolfijnen van hun vazen in zee om hem te redden. Hij verdronk gewoon zich nestelend in zijn legende. Stenen boot waarin hij zit die van hout is dat van steen is. In het volle zonlicht op de bodem van een stenen zee. En zelf is hij ook van steen. Riviervaarder. Zeevarende. Door de golven verslonden. Vorige Volgende