expliciete uitspraken over de realiteit, zijn politieke standpunten, in zijn werk aanwezig is. Hij manifesteert zich alleen indirect, dank zij een persoonlijke stijl (in het geval van Gass lyrisch, metaforisch, muzikaal en allitererend) en structuur. Hij woont in zijn paleis van woorden - zoals Proust in zijn donkere geluidloze kamer lag - en is opgegaan in zijn taal, als Monsieur Teste levend in de zelf geschapen vormen en woorden. Literatuur is taal. ‘Het doel van een literair werk is het vastleggen van het bewustzijn en de consequente schepping, in jezelf, van een verbeelde gevoeligheid, zodat je tijdens het lezen die geduldige waterbak bent of die waterval van opvattingen die de schrijver heeft geconstrueerd; en hoewel het er aanvankelijk op kan lijken alsof de rijkdom van het leven is vervangen door iets wat minder is - zinloos lawaai, abstracte betekenissen, louter schaduwen van wereldlijke bezigheden -, toch is de nieuwe persoonlijkheid die prachtig proza en puike poëzie je verschaffen net zo ruim als de geest is, en doorklonken van gevoel.’ (Fiction & The Figures of Life)
Gass wil in zijn essayistische zoektochten naar de ruimte van het woord en het volledige leven een bewustzijn scheppen dat door schoonheid onder spanning is gezet. De functie van fictie is voor hem het creëren van een nieuw gebied van stilte voor de lezer. Hier klinkt de echo van Eliots ‘stille centrum’ op, de ‘epifanie’ van Joyce, het ‘Byzantium’ van Yeats, de ‘afwezigheid’ van Mallarmé.
De vloeiende ruimte die Gass in de woorden vindt, komt tot uitdrukking in een aantal essaytitels: ‘Gertrude Stein en de geografie van de zin’, ‘De ontologie van de zin, of: Hoe maak je een wereld van woorden’, ‘De wereld binnen het woord’, ‘De ziel in de zin’, ‘De woonruimten van het woord’.
De laatste titel, Habitations of the Word (1985), overkoepelt meteen zijn meest recente essaybundel. Die begint hij met een lang en lyrisch opstel over Ralph Emerson en het essay en sluit af met een kritisch stuk naar aanleiding van Roland Barthes' bekende rede ‘De dood van de auteur’. Daartussenin staat Gass uitvoerig stil bij de oorsprong en de vernietiging van de verbeelding, bij het praten tegen jezelf en het jezelf voorlezen, bij de vele betekenissen van het woord ‘en’ (dat bijvoorbeeld 7170 keer voorkomt in Ulysses), bij de historische roman naar aanleiding van The Fifth Queen van Ford Madox Ford, de briefroman vanaf Samuel Richardson, de tropen van een tekst en het werkelijkheidsgehalte van literatuur.
Plato achtte de ziel een levendig debatterende gemeenschap waarin de verschillende belangen van een mens om de voorrang streden. Gass vergelijkt in zijn metaforisch-muzikale taal het woord met de ziel. Hij verklaart in Habitations of the Word de culturele oorlog aan de ergste vijanden van de kunst: degenen die het woord niet willen zien, lezen, horen of zingen. In het essay ‘De ziel in de zin’ schrijft hij: ‘Woorden omringen ons overal. In onze erotische geheimen, in onze slaap. We zijn ons er vaak niet bewuster van dan van ons speeksel, hoewel we vaker praten dan lopen.’
Het ligt voor de hand een artikel over de essays van William Gass een titel mee te geven die een variant is op Ralph Emersons uitspraak ‘Geen land zo uitgestrekt als een gedachte.’
Een essay is een opstel waarin andermans gedachten en boeken worden naverteld zonder bronvermelding, schreef Willem Frederik Hermans in zijn ‘Vooraf’ bij Het sadistisch universum (1964). Gass formuleert het iets minder kwaadaardig door in ‘Emerson en het essay’ te constateren dat het artikel en het essay uit boeken worden geboren. En hij noemt zijn bron: Walter Benjamin. De woorden van anderen liggen aan het ontstaan van het essay ten grondslag. Maar Gass gaat verder. Een wetenschappelijk of filosofisch dogma is vreemd aan het essay. Essays scheppen geen nieuwe werelden of wijsgerige constructies. Jargon is als een worm in een appel. De goede essayist is een nieuwsgierige amateur die de handeling van het schrijven en het, vaak verrassende, denkproces vooropstelt, terwijl hij vele teksten