De Gids. Jaargang 151
(1988)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdFilmisch leven
| |
[pagina 594]
| |
Daar ik voor de roman een bijzondere affectie koester, was ik nieuwsgierig naar de manier waarop de inhoud van het boek in het filmscenario tot uitdrukking komt. André Delvaux was zo vriendelijk me er onder de drukte van de montage door iets over te vertellen. Het was mij uitsluitend te doen om een vergelijking tussen de roman en het scenario: laat over de film straks de critici maar oordelen.
Niet altijd zijn schrijvers tevreden over de manier waarop een filmer met hun werk is omgesprongen. In sommige gevallen kan het zelfs tot een proces komen, wanneer de auteur oordeelt dat de geest van zijn of haar werk te veel geweld wordt aangedaan. Andere auteurs besparen zich dergelijke ergernissen door uit te gaan van de gedachte dat de film een produkt op zichzelf is waarvoor zij geen enkele verantwoordelijkheid dragen. Dat Marguerite Yourcenar tegenover de verfilming van haar magistrale roman zo'n
Gian Maria Volonte tijdens de dansscène in de herberg.
standpunt zou innemen, was niet te verwachten. Daarvoor was de figuur van de arts-filosoof-alchimist Zeno haar te dierbaar. In haar nawoord spreekt zij over het voordeel van het langdurige contact van een schrijver met een personage dat hij al op jeugdige leeftijd heeft bedacht, maar dat ons al zijn geheimen pas openbaart nadat wij zelf gerijpt zijn. Meer dan veertig jaren liggen tussen de verschijning in 1968 van L'Oeuvre au Noir en het oorspronkelijke, later losgelaten plan voor een enorme roman die een ‘uitgebreid fresco’ moest worden van het leven van diverse mensengroepen over een periode van verscheidene eeuwen. D'après Dürer heette het fragment waaruit later de roman L'Oeuvre au Noir is gegroeid. Inderdaad een lang rijpingsproces. Ook André Delvaux is voor de verfilming van het boek bepaald niet haastig te werk gegaan. Uit het door hem zelf geschreven scenario blijkt dat hij zich grondig in het onderwerp en in de alchimistische theorieën heeft ver- | |
[pagina 595]
| |
diept. Verder spreekt er vooral respect uit voor de tekst die hem tot uitgangspunt heeft gediend. Zes jaar geleden heeft Delvaux de schrijfster voor het eerst zijn plan voorgelegd. Na een ontmoeting in Brussel en na lezing van het scenario heeft zij hem carte blanche gegeven, overtuigd dat het werk in goede handen was. En het moet gezegd dat het scenario de geest van de roman niet getrouwer had kunnen weergeven. Veel passages uit het boek zijn woordelijk overgenomen, en daar waar veranderingen noodzakelijk waren, treedt nergens een stijlbreuk op, zodat het moeilijk te zien is welke stukken zijn toegevoegd of aangepast. De bonte verzameling personages vormt in de roman als het ware een kader om de centrale figuur: Zeno, de zoeker naar kennis, de alchimist, de ‘goudmaker’, door vorsten beurtelings beschermd en vervolgd, genoodzaakt het wisselvallige leven van de dissident te leiden omdat zijn ideeën, zijn geschriften en zijn medische
Gian Maria Volonte (Zeno) en regisseur André Delvaux.
ingrepen tegen de door Kerk en Staat gedicteerd normen indruisen. Want we zijn in de zestiende eeuw, de tijd van Spaanse overheersing en Inquisitie. De film is vanzelfsprekend ook in de zestiende eeuw gesitueerd, maar op een onnadrukkelijke manier. Want het gaat Delvaux niet om het maken van een spectaculaire kostuumfilm; wat hem interesseert, zegt hij, is de innerlijke lijn van het verhaal, de weg van een mens op zoek naar zijn eigen waarheid en ten slotte gedwongen die waarheid tot het uiterste trouw te blijven. In de roman volgen we Zeno's levensloop vanaf zijn buitenechtelijke geboorte in Brugge als zoon van een Florentijnse edelman en een welgestelde Vlaamse. De film begint daarentegen bij het tweede deel van het boek, op het moment dat Zeno, na een zwervend leven van meer dan dertig jaren dat hem door nagenoeg alle landen van Europa en tot aan de bakermat van de alchimie heeft gevoerd, onder een valse | |
[pagina 596]
| |
naam in zijn geboortestad terugkeert. Een kleurrijk hoofdstuk van de roman, het bloedige avontuur van de Anabaptisten in Münster, waarbij Zeno's moeder de dood vindt, wordt daarom niet in beeld gebracht; maar dit stemt overeen met de opzet van de regisseur om zijn film geheel op de figuur van de filosoof te concentreren. Het gekozen tijdstip maakt ook het optreden van een tweede of zelfs een derde acteur voor de rol van de jonge Zeno overbodig. De keus van de Italiaan Gian Maria Volonte voor de rol van de filosoof als vijftiger lijkt heel gelukkig. We kennen hem als een acteur met een sterke ‘présence’ en een buitengewoon inlevingsvermogen. Net als in de roman, neemt Zeno in Brugge zijn intrek bij de vriend uit zijn jonge jaren, de chirurgijn Jean Myers, ook een vrije geest maar een man die zich genoeg door voorzichtigheid heeft laten leiden om zijn praktijk ongestoord te kunnen uitoefenen. Jean Myers vormt op dat moment voor Zeno, die de schuilnaam Sebastian Theus heeft aangenomen, de enige schakel met zijn verleden, en daarom is zijn rol in de film enigszins uitgebreid. Door gesprekken tussen de beide vrienden en door herinneringsbeelden, meer visioenen dan flash-backs in de eigenlijke zin, wordt dat verleden opgeroepen, zodat de toeschouwer een beeld krijgt van het opgejaagde bestaan van deze avonturier van de kennis. Ook de huishoudster Catherine is zeer aanwezig met haar dubbelzinnige voorkomendheid voor de gast. Haar vergiftigingsmoord op Jean Myers, uitsluitend met het doel om Zeno in het bezit van diens erfenis te stellen, is identiek aan de episode uit de roman, alleen is het tijdstip wat verplaatst. Catherine komt later in het verhaal terug, wanneer zij Zeno uit dépit voor zijn onverschilligheden valselijk beschuldigt. Nog een ander personage uit Zeno's verleden speelt een rol in de film: zijn jong gesneuvelde halfbroer Henri-Maximilien Ligre. Deze dichterlijk aangelegde jongeman was op zijn manier een rebel, die zijn toekomst als rijke bankierszoon vergooide om de wereld in te trekken. Maar hij was een avonturier in de meer gebruikelijke zin, niet op zoek naar kennis maar naar krijgsroem en romantische liefdes. Yourcenar heeft in deze halfbroers twee typische vertegenwoordigers van de late Renaissance geschilderd. Hun kameraadschap maakt dat hij ondanks hun verschillende karakters herhaaldelijk in Zeno's herinneringsvisioenen opduikt. De vriendschap met de prior van de Kordeliers, in wiens rijtuig Zeno alias Sebastian Theus na zijn overhaaste vlucht uit Parijs (waar zijn jongste publikatie door de autoriteiten was veroordeeld) naar Brugge was teruggekeerd, krijgt in het scenario haar volle gewicht. Over de religieuze barrières heen vindt de atheïst Zeno een gelijkgestemde geest in deze vrome man, die de Spaanse terreur en de wreedheden van de Inquisitie evenzeer verafschuwt als de excessen van de beeldenstormers. In overleg met de prior richt hij in het oude Sint-Cosmahospitaal een soort polikliniek in, waar jonge monniken uit het aangrenzende klooster hem assisteren. Delvaux laat de alchimist in zijn gesprekken met de ziekenbroeder Cypriaan iets van zijn hermetische filosofieën onthullen; het is een discrete kunstgreep om de titel van de film te verklaren: ‘l'oeuvre au noir’, de zwarte fase van het grote werk der alchimisten, die van de scheiding en oplossing van de stof, ook symbolisch op te vatten als de beproevingen van de geest die zich bevrijdt van valse wetenschap en vooroordelen. Het zijn overigens voorzichtige onthullingen, want Sebastian Theus moest meer dan ooit op zijn hoede zijn in deze stad waar hij elk ogenblik kan worden herkend. Op een gegeven moment gebeurt dat ook, maar het weerzien met de oude Greete, die in zijn kinderjaren in het huis van zijn oom heeft gediend, is juist een van de schaarse gelukkige voorvallen in het ascetische leven van de arts. Tegenover haar kan hij soms even zijn masker laten vallen. Greete met haar eenvoudige goedheid enerzijds en de geletterde prior anderzijds vertegenwoordigen voor de filosoof in deze periode van zijn bestaan de kant van het hart. De vriendschap met de prior bindt hem zelfs zo | |
[pagina 597]
| |
sterk dat hij de zwaar zieke geestelijke tot het laatste toe wenst bij te staan, ook wanneer de voorzichtigheid zou gebieden Brugge ten spoedigste te verlaten. Want de ketterse riten van een groepje jonge monniken en een paar meisjes, die zichzelf Engelen noemen, beginnen verontrustende consequenties te krijgen waarin ook de arts, die van hun bijeenkomsten afweet, betrokken dreigt te raken. Na de dood van de prior besluit Zeno dan ook een boot te zoeken die hem naar Engeland of naar het kamp van de Watergeuzen kan brengen. Zijn wandeling door de duinen naar de Vlaamse kust en zijn onderhandelignen met de schippers vormen een van de meest beeldende episodes uit de roman, ongetwijfeld een dankbaar onderwerp voor verfilming. De terugkeer naar Brugge, nadat hij uit een soort walging van de reis heeft afgezien, is zo'n onthutsend moment waarin een mens tegen beter weten in zijn eigen ondergang kiest. Aanvankelijk lijkt er weliswaar niet zo veel reden tot ongerustheid te bestaan, maar de moord van Cypriaans vriendinnetje op haar pasgeboren kind brengt de praktijken van de Engelen aan het licht. Cypriaan en zijn medebroeders worden gearresteerd, en kort daarna is de beurt aan Zeno. Zijn gevangenschap, het proces, de poging van de oude kanunnik Campanus, zijn vroegere leermeester, hem ertoe over te halen zijn ideeën te herroepen en zo zijn leven te redden, de weigering van de filosoof om afstand te doen van zijn laatste vrijheid als mens, en zijn zelfgekozen dood aan de vooravond van zijn openbare terechtstelling, al deze fasen van het drama worden in het scenario op dezelfde sobere wijze verhaald als in het boek. Een film zonder enige knipoog naar het publiek, waarnaar we met des te meer spanning kunnen uitzien. |
|