de heer: ‘En dat kan-ie betalen? Kan-ie leven van de pen?’
ik: ‘De heer Mulisch zeker. Hij wordt op alle middelbare scholen gelezen.’
de heer: ‘O ja, en wat zoal?’
ik: ‘Archibald Strohalm, Het stenen bruidsbed, De aanslag.’
de heer: ‘Ik ben geen boekenman, zie de hele dag al letters. Meer een man voor muziek en ballet.’ Een hofdame voegt zich bij ons gezelschap, reikt naar de schaal met hapjes en zegt: ‘Dat is onze hofsnob.’ De heer knabbelt aan een zoutje. ‘Ik kijk nooit televisie, alleen tv-cinq, dat vind ik uitmuntend. Dat boekenprogramma. Kan je zien dat Frankrijk toch een echt literair land is.’
ik: ‘Ik heb ook een boekenprogramma.’
de heer: ‘Ach, heeft Nederland daar genoeg schrijvers voor?’
ik: ‘Eerder te veel.’
de heer: ‘En verkopen die ook?’
ik: ‘De een meer dan de ander.’
de heer: ‘Hoeveel verkoopt zo'n Mulisch nou?’
ik: ‘Honderdduizenden.’
de heer: ‘Wat houdt hij daar nou aan over?’
ik: ‘Hangt ervan af.’
de heer: ‘Een kwartje per boek of zo?’
ik: ‘Nou nee, ik houd er al twee gulden aan over en mijn boekjes zijn héél dun en goedkoop.’
de heer: ‘Ach, schrijft u ook?’
ik: ‘Ja, en ik verkoop heel veel.’
de heer: ‘Dus u kunt ervan leven?’
ik: ‘Beter dan Dagobert Duck.’
de heer plotseling vriendelijk: ‘Dus schrijven loont in Nederland.’
ik: ‘Mulisch is miljonair.’
de heer: ‘Van het schrijven?’
ik: ‘Ja.’
de heer loopt weer op Mulisch af: ‘Zeg meneer Mulisch, wat ik zo interessant vind, hè... Die aanslag van u...’ Beiden lopen richting Majesteit.
Einde tafereel