De Gids. Jaargang 151
(1988)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 532]
| |
J.H. Brinks
| |
[pagina 533]
| |
is niet verwonderlijk gezien de enorme tol die met name zij in het Derde Rijk hadden moeten betalen. De Pruisische geschiedenis, dat was voor hen vooral de militaire despoot Frederik 11 (de Grote), de ‘bloed-en-ijzer-kanselier’ Bismarck die de socialisten liet vervolgen en de dodelijke militaristische ‘Preussengeist’ die heel Duitsland zijn stempel opgedrukt had. Er werd door de communisten een directe lijn getrokken van Frederik de Grote via Bismarck naar Hitler. En Luther, dat was de stichter van de typisch Duitse geest van onderdanigheid tegenover de staat, van het ‘Obrigkeitsstaatliche Denken’.Ga naar eindnoot2. Het vuur van de Duitse communisten, die in de sbz-tijd en de beginjaren van de ddr op een grote aanhang konden rekenen, was zó groot dat Russische cultuurofficieren dikwijls geëntameerde sloopwerkzaamheden aan de stoffelijke resten van de Pruisische geschiedenis voorkwamen. Zij hadden op grond van hun eigen ervaringen al op tijd begrepen dat het cultuurgoed tot ideologisch erfgoed gemaakt kon en moest worden. Zo wisten deze cultuurofficieren op het nippertje te regelen dat het standbeeld van Frederik de Grote in Berlijn in 1949 niet naar de smeltkroes maar naar een achterafje in Potsdam-Sans-Souci, het paleizencomplex van Frederik de Grote, gesleept werd. Deze bezielde afrekening met het militaristische Pruisendom dat haar sporen zo duidelijk in de héle Duitse geschiedenis had achtergelaten, was ideologisch ook op z'n plaats en zeer goed te rechtvaardigen. Immers, de stichters van het marxisme-leninisme en al zijn - vooral ook Duitse - volgelingen hadden zich decennia lang uitgeput om aan te tonen dat de Duitse geschiedenis ‘een misère’ was. Niet in de laatste plaats door de pruisificatie hiervan. De sbz en - na 1949 - de ddr zagen en zien zich dan ook louter en alleen als de concrete gestalte van de ‘continuïteit van al het goede, evenals zij de radicale breuk met al het reactionaire in de Duitse geschiedenis belichaamt’.Ga naar eindnoot3. ‘De radicale breuk?’, kan men zich nu bijna vier decennia na de stichting van de tweede Duitse staat verbaasd en ontzet afvragen. Bijna drie decennia lang is de ddr buiten het gezichtsveld van West-Europa gebleven. Duitsland, dat wist iedereen, is West-Duitsland. De rest van Duitsland was bezet door de Russen. Net goed, dachten velen in het Westen (en Oosten!). We hebben er genoeg ellende mee gehad. Oorlogen met en bezettingen door het militaristische en gepruisificeerde Duitsland waren de Europese volkeren niet in de koude kleren gaan zitten. De Westduitsers schreeuwden sinds 1945 moord en brand om een ‘Wiedervereinigung’, een hereniging tussen Oosten West-Duitsland, of hulden zich in indifferentie over de territoriale deling. De Oostduitse staat namen zij tot 1971/72 in ieder geval nauwelijks serieus.Ga naar eindnoot4. Het tot dat moment ronduit banale niveau van de marxistisch-leninistische weergave van de Duitse geschiedenis gaf er ook nauwelijks aanleiding toe. Goede Duitse geschiedenis was, in de communistische optiek, de revolutionaire arbeidersbeweging en haar vermeende voorlopers. De boerenoorlogen van 1525/26, de hervormingen van Stein en Hardenberg na 1806/07, de ‘burgerlijke revolutie’ van 1848, de Spartacusopstand in 1918 en de ‘anti-fascistische strijd’ tegen de nazi's. Dát was het enige goede. Een handvol opstanden en revoluties. De rest van de Duitse geschiedenis - ook de schuld aan de Tweede Wereldoorlog - ging naar de Westduitsers. Maar nadat de ddr in de loop van 1971/72 internationaal staatsrechtelijk erkend werd en er, na de bouw van de ‘muur’ in 1961, inmiddels een generatie ddr-burgers opgegroeid is die de deling niet (bewust) meegemaakt heeft, achtte de sed de tijd gekomen om de lessen van de Russische cultuurofficieren grootschalig in praktijk te brengen. Omdat de ddr het grootste deel van het territorium van het voormalige Pruisen beslaat kon men er niet langer aan voorbijzien en moest Pruisen, de aartsrivaal van het marxisme-leninisme, wel weer uit de kast gehaald worden. Pruisen, zo verklaart een beroemde ddr-historica nu, had een Januskop. En die heeft twee gezichten. Een goede en een slechte kant.Ga naar eindnoot5. Maar niet alleen de geschiedenis van Pruisen, ook die van Mecklen- | |
[pagina 534]
| |
burg, Thüringen en Sachsen en zelfs de geschiedenis van Westduitse deelstaten wordt nu ‘gedifferentieerd’ weergegeven.Ga naar eindnoot6. De term ‘gedifferentieerd’ verwijst naar de óók positieve kanten die aan uitbuiters zitten. Gemakshalve worden de ingenomen ideologische posities gedeeltelijk overboord gezet. De vooral na 1976 vigerende toverformule van het ‘gedifferentieerde’ weergeven van de - ideologisch zwaar belaste - Duitse geschiedenis heeft nogal wat stof in binnen- en buitenland doen opwaaien. Sinds een aantal jaren bereiken ons berichten over de herwaardering van Luther, Frederik 11 en Bismarck.Ga naar eindnoot7. Maar er is meer aan de hand. Het gaat om een herwaardering van de héle Pruisisch-Duitse geschiedenis. En dat doet met name de Westduitsers veel verdriet die nu een gelijkwaardige concurrent met betrekking tot de Duitse historie dreigen te krijgen. Gelijkwaardig, omdat de ddr-publikaties de afgelopen jaren zeer veel genuanceerder aangaande de ideologische boodschap geworden zijn en ook in de Bondsrepubliek gretig aftrek bij niet-communisten vinden. Hoe kan dat? Een niet uitgesproken maar in het oog springend bijverschijnsel van deze ontwikkeling is dat Oost- en West-Duitsland voor het eerst sinds jaren écht aan de praat zijn geraakt over hun gemeenschappelijke Duitse verleden. Dat geldt natuurlijk niet voor ieder deel van de Duitse geschiedenis. Maar bijvoorbeeld Pruisen en Luther houden, in de ogen van velen, ook een belofte in: de belofte van de als zodanig beleefde Duits-heid van beide Duitse staten en hun bewoners. Dit geldt vooral voor de kerkgeschiedenis met Luther voorop.Ga naar eindnoot7. Oostduitse publikaties over Luther worden in de Bondsrepubliek graag gelezen. Luther wordt zodoende tot een ‘Bindeglied’ tussen de brd en de ddr. Een beetje ‘Wiedervereinigung’ zo men wil.Ga naar eindnoot8. De marxisten-leninisten in de ddr hebben inmiddels al heel wat water in de ideologische wijn gedaan en het opvallende is dat menige Westduitser de politiekeconomische situatie in de ddr tegenover het niet-Duitse buitenland een beetje vergoelijkt. Zoals een Westduitse hoogleraar in de geschiedenis mij onlangs vertelde: ‘Kijk, in onze vaktijdschriften maken we elkaar natuurlijk af, maar als je onze wederzijdse boekrecensies heel goed leest valt op dat we het roerend met elkaar eens zijn!’ Daar sta je dan als Nederlander; hoe moet je dat opvatten. Wat wél duidelijk opvalt is het enorm Duitse karakter van de ddr-burgers. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de ontwikkelingen van de laatste jaren, sinds 1971/72 en in ieder geval na 1976, een grote waardering onder de ddr-burgers vinden. Men mag zich, nee, men moet zich weer Duits noemen. En dat zonder apologie, al wordt het leed veroorzaakt door Pruisen en de nazi's niet ontkend. Maar de schuld en boete op de weegschaal van de tijd verschuiven gestaag naar het verleden. Het merkwaardigste van de meest recente Oostduitse ontwikkelingen is wel de herwaardering van het Eerste en Tweede Rijk. Op de Kyffhäuserberg in Thüringen kan men nu weer het in 1896 gebouwde en geheel gerestaureerde monument met daaronder de in steen uitgehouwen slapende keizer Barbarossa bewonderen.Ga naar eindnoot9. Een galerij van historische uniformen uit het - ook nog steeds - vermaledijde Pruisen dient ter adstructie van de oude ideologische standpunten van goed en kwaad. De uniformen van de nva, de ‘Nationale Volks Armee’, het leger van de ddr, worden ook getoond. Men ziet er nu niet direct hun goede karakter aan af; eerlijk gezegd is het verschil met de Pruisische outfit niet noemenswaardig. Maar kennelijk bestaat er nu ook een link tussen de Hohenstauf Barbarossa en de nva Hoe? De nadruk ligt in ieder geval weer op het ‘Deutschtum’. En wie was er nu Duitser dan keizer Barbarossa, de eerste en grootste heerser over een groot en verenigd ‘Heilig Rooms Rijk van de Duitse Natie’. Over Bismarck wordt nu opgemerkt dat zijn ‘Reichsgründung’ van 1871 een ‘aanzienlijke historische vooruitgang’ betekende. Nog niet zo lang geleden zou een Oostduitser met een dergelijk standpunt voor een ideologisch en juridisch inquisitie-tribunaal gesleept zijn. Niet dat Bismarck nu ge- of vereerd wordt, maar ook hij verdient een ‘gedifferen- | |
[pagina 535]
| |
tieerde’ waardering. Dat geldt ook voor Frederik 11, wiens standbeeld echter ‘uitsluitend ter verfraaiing van het “Lindenforum”’ (gebouwen aan de boulevard Unter den Linden) geplaatst zou zijn.Ga naar eindnoot10. En Erich Honeckers opmerking in een interview met de Britse uitgever Maxwell over de Pruisenkoning waarin hij hem ‘de Grote’ noemde, moet vooral als een verspreking worden gezien.Ga naar eindnoot11. We blijven allemaal kinderen van onze opvoeding. Wie echter, logischerwijze, zou verwachten dat ook het Derde Rijk aan een ideologische opknapbeurt toe is, vergist zich. Deze, derde, rijksstichting blijft vooralsnog dat wat zij tot nu toe geweest is; enkel en alleen een barbaars terreurregime. Hoe echter binnenkort de Duitse ‘wetenschappelijke prestaties’ tussen 1933 en 1945 gewaardeerd zullen worden is nog de vraag. En trouwens, is de existentie van de staat ddr niet een gevolg van het Derde Rijk? Het meest recente wapenfeit dat de sed en de Oostduitse geschiedwetenschap in haar ideologische herprogrammering kan opvoeren, is de aangepaste opvatting over de Duitse filosoof Nietzsche. Uitgerekend een van de meest felle tegenstanders van de ‘religie van de historische macht’ en haar ‘priesters van de ideeënmythologie en hun geschaafde knieën’, van het marxisme wordt geleidelijk toegevoegd aan het pantheon van Grote Duitsers die de sed ‘differentieerbaar’ acht.Ga naar eindnoot12. De in 1971/72 geïnaugureerde en in 1976 versterkt doorgevoerde koerswijziging van de ddr met betrekking tot de Pruisisch-Duitse geschiedenis moet vooral gezien worden als een vermetele poging om een partij- en nationaal-politiek legitimeringstekort op te heffen. Dat hierbij grote delen van de marxistisch-leninistische ideologie zwaar geweld wordt aangedaan is iedereen, ook in de ddr, wel duidelijk. Maar, om met een beeldschone studente te spreken die ik hierover aansprak: ‘Het gaat er niet om of we het begrijpen, maar dat we het van buiten leren.’ Ook de Westduitsers zien heel duidelijk, en dat laten ze goed blijken, dat de huidige posities van de sed en de Oostduitse geschiedwetenschap ideologisch onhoudbaar zijn. De gevolgen van de Duitse nationalistische revival in Oost-Duitsland kunnen inderdaad zeer vergaand zijn. De Westduitsers hebben al lang de positieve (bij-)verschijnselen van deze communistische ‘Deutschtümelei’ ontdekt. De marxistisch-leninistische ideologie wordt er met de dag onbetrouwbaarder en onwaarschijnlijker door. Daarnaast slaat de sed (onbedoeld?) een brug naar de westerburen over het gemeenschappelijke Duitse verleden heen. De speculaties over een ophanden zijnde ‘Wiedervereinigung’ en het wenselijke karakter daarvan, zijn bij zeer veel publicisten en politieke partijen in West-Duitsland (ook bij de ‘Grünen’) dan ook niet van de lucht. De meeste ddr-burgers, behalve de nomenclatura en haar meelopers, durven er nauwelijks op te hopen, maar fantaseren mag wel en deze fantasieën beginnen steeds meer vorm te krijgen. De troefkaart in dit spel van ‘Wiedervereinigung’ of niet is in handen van de Sovjetunie. Daar verandert de laatste tijd, ook in de Duitsland-politiek, zeer veel in gestaag tempo. Immers, Duitsland is niet meer zoals in het verleden het geval was, een serieuze bedreiging voor de ussr. De wederzijdse afschrikking en haar centrale systemen maken de Sovjetunie relatief onkwetsbaar voor een Duitse aanval. Dit betekent wel het einde van de Russische angst voor de Duitse ‘Drang nach Osten’. Toen Gorbatsjov een aantal maanden geleden tijdens een top in Oost-Berlijn aanwezig was, gebood hij zijn chauffeur en gevolg de auto op de Schönhauser-Allee te laten stoppen. Hij stapte uit en reikte de stomverbaasde passanten de hand. Gorbatsjov, dat is de hoop van vrijwel alle ddr-burgers. Interne hervormingen, ‘Wiedervereinigung’ dan wel een federatief verbond met West-Duitsland. Deze hoop wordt dagelijks gevoed. Een man als Franz Josef Strauss heeft dat zeer goed begrepen. Menige Westduitse historicus, te denken valt bijvoorbeeld aan Stürmer, Diwald en Nolte, streeft er naar om door middel van de gemeenschappelijke Duitse geschiedenis een bijdrage te leveren aan (het wakker houden van) deze ‘Wiedervereinigungs’-gedachte. Zij kunnen | |
[pagina 536]
| |
zich daarbij allen beroepen op het zogenaamde ‘Grundlagenvertrag’ uit 1972, waarin de verhouding tussen de brd en de ddr geregeld is. Hierin werd overeengekomen dat de beide Duitse staten elkaars soevereiniteit en territoriale integriteit zouden erkennen, onder voorbehoud van Westduitse kant echter dat ‘het Duitse volk in vrije zelfbeschikking zijn eenheid herkrijgt’.Ga naar eindnoot13. Zou Egon Bahr toen hij deze clausule, en hierdoor een chronisch ‘ja, maar’ en ‘nee, mits’ in de Westduitse houding tegenover de ddr wist in te lassen, hierbij aan de oude dichter Herwegh en diens dunk van Pruisen gedacht hebben? Het oplevend nationalisme in de ddr heeft echter nog een zeer bedenkelijk nevenverschijnsel. Een en ander vergemakkelijkt nu juist het klimaat waarin de meest misdadige aspecten van het ‘Deutschtum’ en de ‘Preussengeist’, het Derde Rijk, vergoelijkt en - door een aantal gestoorden en zeer tegen de zin van de ddr-autoriteiten in - gepropageerd kunnen worden. Uit het fdj-orgaan Junge Welt, de krant van de communistische jeugdbeweging, van eind december vorig jaar vernemen we dat er vier jongeren in de leeftijd van 17 tot 23 jaar in hoger beroep tot gevangenisstraffen van twee tot vier jaar veroordeeld zijn. Hun was ten laste gelegd dat zij in de afgelopen herfst tijdens een discoavond de Sionskerk in Oost-Berlijn waren binnengedrongen en in het wilde weg een aantal van de aanwezigen zware mishandelingen hadden toegebracht. Het bleken neo-nazi's te zijn. Oostduitse neo-nazi's die zeer intensieve contacten onderhielden met West-Berlijnse en Westduitse geestverwanten. Uit zeer betrouwbare bron vernam ik dat alleen al in Oost-Berlijn hun aantal op 800 geschat wordt. Groepen van deze ‘Skinheads’ (‘Skinrowdis’) schijnen soms door de voormalige concentratiekampen Sachsenhausen of Buchenwald te marcheren en prat te gaan op de daar verrichte ‘heldendaden’. Vanzelfsprekend pakken de staatsorganen dit verschijnsel hard aan. En ondanks de afkeuring die door vrijwel alle ddr-burgers uitgesproken wordt, meent men soms een soort ‘klammheimliche Freude’, een stil plezier, te bespeuren, omdat deze lieden de harde confrontatie, in tegenstelling tot velen met een oud-Pruisische gezagsgetrouwe instelling, met de staat niet uit de weg gaan. Een andere reden voor deze stille gedoog-steun van een aantal ddr-burgers is het ontstellende racisme dat deze neo-nazi's uitleven, maar menigeen zwijgend beleeft. In verband met deze soms openlijke vreemdelingenhaat, met name tegen de ‘niet-arische’ buitenlanders als de ‘Kanaken’ (Turken), ‘Afi's’ (Afrikanen) en ‘Vieti's (Vietnamezen), kan men spreken van een zorgwekkende ontwikkeling. Een zeer ziek bijverschijnsel van een herrijzend Pruisen. Dit blijft zelfs de grote socialistische broer, de Sovjetunie, niet bespaard. Zelf zag ik eens hoe een Russische officier die in Schwerin, in het Noorden van de ddr, een tram binnenstapte door een vijftal jongeren beledigd werd. Op de vraag van één van hen wat men met die Rus diende te doen gaf een ander spontaan een langgerekt ‘Gas...’ als antwoord. Et sic transit gloria mundi. In het revolutiejaar 1848 acht de Duitse nationalistische historicus Gervinus de tijd voor Pruisen gekomen om de opperste leiding over heel Duitsland op te eisen. Maar voor Gervinus heiligde het doel van een Duitse eenheid niet alle middelen. Na 1862 verzette hij zich dan ook niet alleen tegen het - toen ook al - beruchte Pruisische militarisme van Bismarck, maar ook tegen het nationaal-liberale streven naar een gelijkgeschakeld Duitsland. ‘Continuïteit en duurzaamheid,’ vond hij met betrekking tot onder andere Duitsland, ‘worden beter gediend door een federatief verband in landen waar het particularisme altijd diep geworteld is geweest.’Ga naar eindnoot14. Op grond echter van zowel de geografische situering alswel de geschiedenis van Duitsland dient men mijns inziens zowel tendenties in de richting van een ‘Wiedervereinigung’ als federatieve aspiraties als een zorgelijke ontwikkeling te zien. Het is juist dat de ddr in het afgelopen decennium opener, met name ook voor westerlingen, geworden is. Mijn eigen verblijf van een half jaar in de ddr, waarin ik de ontwikkelingen in de ddr-geschiedwetenschap van 1971 tot 1987 ten | |
[pagina 537]
| |
aanzien van de Duitse geschiedenis heb onderzocht, mag hiervan als een voorbeeld gelden. Of de sed en de Oostduitse geschiedwetenschap haar streven naar het etaleren van een nationale identiteit met haar nieuwe beleid een dienst bewijzen valt nog te bezien. Het in partijresoluties en historische publikaties betoonde streven naar een beklemtoning van het bestaan van twee Duitse staten, een ‘Zweiteilung’, wordt er op de hierboven geschetste manieren in ieder geval niet mee gediend. |
|