Willem G. Weststeijn
Tadeusz Konwicki
‘Om de waarheid te zeggen, het spijt me tot op zekere hoogte dat ik iemand geworden ben die een heleboel weet en de dingen heeft overdacht. Want wat is het resultaat? Uitsluitend wanhoop.’ Het is een niet erg opwekkende levensvisie waarvan de hoofdpersoon van Konwicki's roman ‘Het diermensspook’ getuigt, maar wel een heel typerende: toepasbaar op nagenoeg alle personages van de auteur en eveneens op hemzelf - meerdere malen heeft Konwicki in interviews te kennen gegeven dat hij bij het klimmen der jaren er niet alleen wiser maar ook aanzienlijk sadder op is geworden.
Ondanks vijf in het Nederlands vertaalde romans (en een zesde verschijnt in september) is de Poolse schrijver Tadeusz Konwicki nog niet echt in ons land doorgedrongen. Zijn eerste boek dat bij ons werd gepubliceerd, De kleine apocalyps (1981) is vrij snel verramsjt. Dat er sindsdien regelmatig nieuwe titels van Konwicki zijn verschenen: Modern droomboek (1982), Het Poolse complex (1984), Maansopgangen en maansondergangen (1986), Niets of niets (1987) en Onderaardse rivier, onderaardse vogels (aangekondigd voor 1988), suggereert een verandering in de waardering voor de schrijver, maar dat is in werkelijkheid bepaald (nog) niet het geval. Konwicki's ‘succes’ in Nederland (bij zes boeken in zeven jaar kun je daar hoe dan ook van spreken) is uitsluitend een gevolg van de kwaliteit van zijn werk en is mogelijk gemaakt door een uitgever die die kwaliteit wenst te honoreren, los van de reactie van het publiek. Dat kan dus nog gelukkig: een schrijver publiceren zonder te letten op de verkoopcijfers, in de zekerheid iets goeds te bieden en in de hoop, maar ook niet meer dan hoop, dat de lezer voor dat goede niet blind zal blijven en de auteur op een gegeven moment zal ontdekken.
Konwicki is een van de meest vooraanstaande schrijvers van zijn land. Als weinig anderen vertolkt hij in zijn werk wat er zich sinds de Tweede Wereldoorlog in Polen heeft afgespeeld en waartoe dat in het huidige tijdsgewricht heeft geleid. Hij is een nauwkeurig waarnemer van de werkelijkheid om hem heen, een werkelijkheid die hij nooit geïsoleerd ziet, als een momentopname, maar altijd verbonden met het verleden, een werkelijkheid ook die hij heel persoonlijk meebeleeft en heel bewust ondergaat.
Anders dan Gombrowicz, die voor zijn artistieke ontplooiing een totaal andere wereld, buiten zijn vaderland, zocht en ook vond, heeft Konwicki zich als schrijver ontwikkeld midden in en dank zij de Poolse problematiek. Hij is geboren in 1926 in de buurt van de Litouwse stad Wilna (Vilnius, Wilno, Vilnjoes), net oud genoeg om zich na zijn gymnasiumtijd aan te kunnen sluiten bij het ondergrondse Nationale Leger, dat eerst vocht tegen de Duitsers en later tegen de Russische bezettingsmacht. Na de inlijving van Litouwen bij de Sovjetunie wist Konwicki naar Polen te ontkomen, waar hij ging studeren aan de universiteit van Krakau. Hij vatte sympathie op voor de communistische denkbeelden en schreef als beginnend auteur enkele officiële romans en verhalenbundels die hem een zekere naam bezorgden. Ook trad hij op als filmregisseur. Beide beroepen is hij sindsdien blijven uitoefenen, met als gevolg dat zijn romans allerlei filmische trekken vertonen.
Net als in Rusland was ook in Polen het jaar 1956 een cruciaal jaar van veranderingen. De destalinisatie opende ook Konwicki's ogen en confronteerde hem voor het eerst bewust met het verleden: wat was er precies gebeurd? waarom waren de beloften niet waargemaakt, de idealen niet verwezenlijkt? en welke offers had men wel niet allemaal gebracht ter wille van die idealen? was dan alles vergeefs geweest?
Vanaf deze tijd komt er een nieuwe held in het werk van Konwicki. Het is niet meer de positieve held van het socialistisch realisme die vol verwachting aan de toekomst bouwt, maar een held die lijdt aan het trauma van de nederlaag, die teleurgesteld is, twijfelt, zich schuldig