genovergestelde: “Je nam je waaier mee / en nam mijn hand.” Nu is het initiatief niet meer aan de verteller, maar aan haar. “Dan staan wij aan de rand van het kanaal” en dat is het vertrekpunt om over te steken. Als er echt beweging in het gedicht komt, is het meteen ook afgelopen en kan het leven beginnen.’
Aan welk werk van Vittorio Carpaccio, een andere Venetiaanse schilder, refereert u in het begin van het gedicht?
- ‘De voorstellingen van Carpaccio, een Italiaanse renaissance-schilder uit de eerste helft van de zestiende eeuw, zijn voor een belangrijk deel nog wel op de oorspronkelijke plaats te zien. Zo heeft hij de gevleugelde leeuw die de lagune vrij van oorlog moet houden, afgebeeld op een schilderij dat in het Palazzo Ducale hangt: De leeuw van Sint Marcus. De regel “Pax tibi Marce Evangelista meus” die ik in Charme citeer, staat in het boek dat die leeuw van Carpaccio vasthoudt. De leeuw is het christelijke symbool voor de evangelist Marcus. Bovendien is Marcus de patroonheilige van Venetië. Marcus komt herhaaldelijk in het gedicht terug, bijvoorbeeld in het fragment over een lichaam dat in een loggia wordt gevonden.’
De uitroep ‘Three quarks for Muster Mark!’ die in een strofe over de leegte van de atomen voorkomt, is toch ook een verwijzing naar Marcus?
- ‘Inderdaad. Die zin is ontleend aan Finnigan's Wake (1939) van James Joyce. De fysicus die in 1964 het quarkmodel heeft ontworpen, Murray Gell-Mann, moest er een naam voor bedenken en kende blijkbaar het werk van Joyce. In Finnigan's Wake zijn de quarks - een van die verbasterde woorden van Joyce - de drie zonen van Muster Mark die niet los van elkaar kunnen bestaan, en soms valt de vader helemaal met zijn quarks samen.
Gell-Man heeft dat woord uitgekozen, omdat de quarks niet geïsoleerd kunnen bestaan. Maar als de lezer de natuurkundige achtergronden van het begrip quark niet kent, dan werkt dat citaat ook wel. Het is alsof de ober een bestelling komt brengen: “Three quarks for Muster Mark!” Bijvoorbeeld: drie kwarktaartjes.
Overigens geldt, volgens mij, iets dergelijks voor vrijwel alle verwijzingen in het gedicht. In die zin is Charme ook typisch Venetiaans. De San Marco werd uit bijna louter geroofde materialen gebouwd, de diverse zuilen, de beelden, de vier bronzen paarden, maar architectonisch is daarmee een volstrekt harmonisch gelede ruimte gecreëerd.’
Het begrip charme is, volgens u, veel ruimer dan allerlei quantum-mechanische begrippen die u als ‘charmes van louter interacties’ omschrijft. Waarom?
- ‘Charme is in elk geval ook iets wat niet op zichzelf kan bestaan. In de Engelse taal is het begrip “charm” veel uitgebreider dan in het Nederlands. Daar is het niet alleen een bekoorlijke eigenschap, maar ook een toverspreuk of een toverformule. De dichter formuleert en tovert daarmee iets tevoorschijn. Ik zie het tovermiddel meer als een bijbetekenis van charme, maar het blijft wel kloppen.
Al schrijvende ben ik erachter gekomen dat charme eigenlijk een heel rijk begrip is. Het is een zinnebeeld voor het leven, een ultieme vorm van sympathie. Die prikkel doet zich voor als het leven ongrijpbaar wordt, als het leven niet meer is te vatten. Het gevoel dat het leven even stil staat en tegelijkertijd teloor raakt. Charme is het volledig samenvallen met iets. Op dat charme-moment vallen we samen met wat we waarnemen - en dat wil de kunst altijd bereiken. “Nooit / bewogener zagen we ons door wat tot zien beweegt.” Het moment erna is dat levensgevoel alweer verdwenen. Daarom staat in de allerlaatste regel van het gedicht: “[...] - even was het // het geluk dat ik wel en niet meer in herinnering had.” Dat dubbelzinnige, - als besef en gevoel samenvallen. Zodra ik daarover nadenk, is het alweer verloren. Misschien is zo'n moment van charme wel het zien van een engel, van een vleugelslag.
Het gedicht is een constante cirkelbeweging, zo rakelings langs allerlei aspecten van het begrip charme, dat de verteller af en toe de