De Gids. Jaargang 151(1988)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 438] [p. 438] Arjen Duinker Zes gedichten I Ik leef tussen de bomen En het gekrijs van torren. Ik rook een sigaret. De hete wind met zijn vier kleuren Die de liefde draagt Zwerft tussen de bomen. Waaier van leven! Waaier van dood! Ik rook sigaretten. En temidden van de bomen Onthul ik mijn gezicht. De torren krijsen. Alleen de verliefde wind Draagt vier kleuren en pijn. Waaier van leven! Waaier van dood! [pagina 439] [p. 439] II De aarde en de lucht. Zijn twee diamanten. Vogels van zeewier, Als de zon vertrekt. Kristallen vogels, Als hij opkomt. De aarde en de lucht Zijn beide arend. Ze jagen elke dag En elke nacht. Rood stof, Sap van stenen. De aarde en de lucht Zijn twee diamanten. Als de zon De zee beroerend, Met haar ijzige staart Van fonkelende veren. [pagina 440] [p. 440] III Ik hou van de schreeuw. Ik hou van het licht. Ik hou van de vlinder. Ik heb geen zin me te verschuilen Of ingewikkeld te schrijven over iets dat simpel is. Ik hou van de tijd. Hij is van iedereen. Ik ben geboren in een kleine stad. Ik droom van grote steden. Ik droom van dorpjes die ik nooit heb gezien En van het onbekende water. Ik koester het licht en de vlinder. Ze zijn zichzelf en werkelijk. Ik klamp mij vast aan de schreeuw. Hij is het hart van de aarde En van iedereen. [pagina 441] [p. 441] IV Je mond is de maan. Je ogen zijn geheim. Jij komt plotseling En verwondt niet. Je mond is de maan. Je ogen zijn geheim. Jij eet sinaasappels En amandelen. Je mond is de maan. Je ogen zijn geheim. Jij streelt me Als mijn liefste. Je mond is de maan. Je ogen zijn geheim. [pagina 442] [p. 442] V Hier, de zon, tintelende aarde, Schaduw van salamanders, het slapende riet, Doek van insekten. Jij naakt. En de torens! En de fonteinen! Hier, de nacht, gloeiende as, Schaduw van cypressen, dansende ogen, De krekel. Jouw borsten. En de torens! En de fonteinen! Hier, naakte wind, glinsterend water, Schaduw van gieren, hese stemmen, Diamanten waaier. Jij naakt. En de witte torens! En de groene fonteinen! [pagina 443] [p. 443] VI Jou roep ik, blauwe spreeuw, Jij met de blauwe veren, blauwe ogen, blauwe snavel. Onvoorspelbaar als een nacht op de markt. Beroemd als mijn stad, Blauw als de schalen en de vazen en zeer verschillend Van de taal en het denken. Jij bent geen symbool. Jij bent geen verklaring, Want niets is jouw verklaring. Kleiner dan de rode wouw en groter dan de gele kwikstaart. Wonend in mijn ziel eet je de meikers. Jij bent dat menselijk leven Dat niet bestaat in mensen. Jij bent die tegenspraak Die mensen zien in van alles en nog wat. De lucht is blauw. Jij bent blauw. De aarde is donker. Donkere vogels zijn donker. Vorige Volgende