nisme ten toon spreidt, de dunne lippen van de culturele arrogantie; zie - het gefronste voorhoofd van het Europese protectionisme, de gewichtigdoenerij van de culturele zelfgenoegzaamheid. De hymne van het politieke getto is ‘Beter rood dan dood!’ De hymne van het culturele getto is ‘Beter gede-europeaniseerd dan helemaal niet bestaan!’ Realpolitik en Culturele realpolitik zijn slechts een en dezelfde grimas in antwoord op het cynisme van de realiteit.
Politiek gezien heeft Europa na de Tweede Wereldoorlog Midden-Europa verloren. Moreel is het eerder het Westen kwijtgeraakt. Cultureel koestert het zich in een voortdurende herstelperiode.
We zijn eraan gewend geraakt een grens te zien als een rivier of een berg, als een muur of als mijlen en mijlen prikkeldraad. De meest woeste en onoverkomelijke grens blijft echter de culturele. ‘Midden-Europa als een culturele grens.’ Maar waarom niet ‘West-Europa als een culturele grens’? In de terminologie van het lot van dit continent zijn deze twee begrippen volstrekt synoniem. Net zoals in de wiskunde - de richting is gelijk, alleen de grootte verschilt.
We putten onszelf uit door ons af te vragen of we weten wat we tegen elkaar moeten zeggen en of we wel iets tegen elkaar te zeggen hebben. Van tijd tot tijd doen we, om onszelf moed in te spreken, elkaar bemoedigende briefjes toekomen, onder het gordijn door dat vandaag van ijzer is, gister van steen, morgen van lasers: ‘Denk aan de oudheid!’, ‘Vergeet het christendom niet!’, ‘De eeuw van de Verlichting!’ En toch, samenhang is precies waar het in de Europese cultuur altijd aan ontbroken heeft.
Heden ten dage is West-Europa een verzameling van pre-utopische staten, Midden- en Oost-Europa een van post-utopische. De eerste hebben Plato en More, Marx en Koestler, Campanella en Orwell alleen maar gelezen. De laatste heben deze werelden, deze Europa's doorleefd. En als de mythe kan degenereren tot een kwaadaardige leugen, dan is het gevaar van de utopie dat de verwezenlijking ervan alleen maar een karikatuur kan zijn. Tussen deze twee soorten ervaringen is Europa een culturele grens op zichzelf en voor zichzelf. De dreigende schildwachten van deze grens heten zelfhaat, zelfbedrog, zelfgenoegzaamheid...
In hun ballingschap hebben Midden- en Oost-Europa de mythe van de utopie afgeschaft. In zijn berusting heeft West-Europa de utopie van de mythe afgeschaft. We waren er al aan gewend geraakt te leven met suikerziekte. We leren nu met kanker te leven. Maar wat is cultuur anders dan de enige kans om creatief te overleven, voorlopig, met onze onherroepelijke amputaties, op de weg naar de vrije keuze van ons lot?
Er bestaat een vogelsoort die slechts één vleugel heeft, ofwel een linker, ofwel een rechter. Wanneer zo'n vogel zijn bestemming wil volgen, dat wil zeggen vliegen, dan komen een vogel met een rechtervleugel en een met een linker bij elkaar. De vlucht levert een buitengewoon schouwspel op dat grenst aan het tragische. Wanneer zo'n vogel zich ermee tevredenstelt op de grond rond te kruipen heeft hij niets melodramatisch.
Omdat ik me de naam van die vogel niet kan herinneren en niet bschik over een vogelencyclopedie noem ik hem Europa.
Ik kom nu terug op Kolakowski's essay en stel vast dat ik het volledig eens kan zijn met de constatering van de filosoof dat ‘het communisme een gigantische façade was’. Ik zou zelfs willen zeggen dat het communisme niets zo goed tot stand heeft weten te brengen als een verbijsterende hoeveelheid bordkartonnen façades van het Potjomkin-type - in dit opzicht was de graaf van de tsaar een communist avant la lettre.
Terwijl het communisme nog steeds een enorme macht betekent is het op politiek niveau een farce gebleken.
Filosofisch gesproken zou ik zeggen dat het alleen maar een kakafonie is geweest.
In pathologische termen gesproken zou ik zeggen dat de komst van het communisme in de geschiedenis alle trekken vertoont van het Delirium Tremens van deze eeuw.