De Gids. Jaargang 151
(1988)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 220]
| |
Cultureel leven
| |
[pagina 221]
| |
Men dacht na over de bouw van een museum voor de snel groeiende collectie, die het echtpaar Kröller-Müller uiteindelijk aan de staat wilde schenken. Van de Velde kwam volgens eigen zeggen tot de slotsom dat het nieuw te bouwen museum niet in de stad geplaatst moest worden, maar in het park de Hoge Veluwe. ‘Mit einer Handbewegung wies ich auf die unendliche Weite des Horizontes. Hier (in de omgeving van de Franse berg), schien es mir, war der ideale Platz für das Museum,...’ Dat museum zou een culturele ontmoetingsplaats moeten worden, een kloosterlijk conferentieoord, waar men omgeven was door kunst en natuur om tot bezinning te komen en gedachten uit te wisselen. Het kan worden opgevat als een herstellingsoord voor de in de wereldoorlog opgelopen geestelijke schade. Het idee getuigde van een geloof in de ‘helende kracht’ van de kunst, om de woorden van de latere directeur van het Kröller-Müllermuseum, A.H. Hammacher, aan te halen. De grootse museumplannen zijn door de economische crisis blijven steken. Nu vijftig jaar geleden, in 1938, werd tenslotte Van de Velde's tijdelijke gebouw geopend. Het staat er nog en na een grondige opknapbeurt kijkt het met gesloten mond en ogen naar de bezoekers die opzij naar de ingang in de nieuwe vleugel van het museum lopen. Als gevolg van deze ingreep ziet de bezoeker de collectie nu in omgekeerde volgorde. Hij begint niet meer met de buiten-Europese kunst, de antieke voorwerpen en schilderijen uit de zestiende en zeventiende eeuw, om dan via een realistischimpressionistische opstap bij de schitterende Van Goghs aan te komen, zoals mevrouw Kröller-Müller en haar artistieke geweten H.P. Bremmer het wilden. Via de in 1953 ook door Van de Velde gebouwde beeldenzaal komt de huidige bezoeker bij Mondriaan en de kubisten. Die omkering valt uit historisch en esthetisch standpunt te betreuren, maar veel andere mogelijkheden waren er niet. Wilde men niet vervallen tot een statisch instituut, dan moest er naar nieuwe activiteiten worden gezocht. Die werden door Hammacher gevonden in het stichten van een beeldentuin, die in 1961 openging. Sinds die tijd heeft men zich enthousiast met de beeldhouwkunst als verzamelspecialisme beziggehouden. Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het museum zal op 11 juni a.s. een grote uitbreiding van de beeldentuin worden opengesteld. Bovendien wordt er dan een jubileumboek uitgebracht en houdt men een aantal tentoonstellingen over de eigen collecties beelden en beeldhouwerstekeningen. De tentoonstelling, die al op 19 maart opengaat, bevat 35 schilderijen en 90 tekeningen van de hand van Henry van de Velde en kan als een eerbetoon aan de kunstenaar en als een ouverture worden opgevat. De tentoonstelling was eerder te zien in het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen en geeft een overzicht van Van de Velde's korte, maar buitengewoon boeiende loopbaan als schilder. Na een leertijd aan de Antwerpse academie (1881-84) vertrok hij na het zien van Manets Bar aux Folies Bergère in Antwerpen naar Parijs. Daar wilde hij verder studeren, maar hij vond niet wat hij zocht. Net als Van Gogh zag hij zijn ideaal in Millet. In de nabijheid van Millets huis in Barbizon bracht Van de Velde ‘onvergetelijke uren’ door, ook al was dat ‘heilige oord’ in zijn ogen geprofaniseerd. Terug in Antwerpen trok Van de Velde zich met zijn luministische geestverwanten terug in het schildersdorpje Wechel der Zande om er op zijn beurt als boerenschilder te werken. Hij las bij voorkeur romans en studies waaruit een grote sociale bewogenheid | |
[pagina 222]
| |
sprak. In 1887 zag hij op de tentoonstelling van de Brusselse kunstenaarsvereniging les Vingt Seurats grote meesterwerk La Grande Jatte en dat bracht hem tot het neo-impressionisme. Net als Van Gogh had ook Van de Velde de ontwikkeling ingehaald om zich bij de artistieke voorhoede te voegen. Die positie werd bezegeld toen hij in 1888 zelf als lid van les Vingt werd toegelaten. Hij schilderde in deze tijd fijnzinnig gepointilleerde strandgezichten, die tot de hoogtepunten uit zijn oeuvre behoren. Ook werkte hij mee aan het blad Van Nu en Straks dat in 1893 een Van Gogh-nummer uitbracht waarin talrijke brieffragmenten van Vincent waren opgenomen. In de kunst van Van de Velde is daarna de Van Gogh-invloed enige tijd duidelijk zichtbaar. Van de Velde zou echter niet lang blijven schilderen. Hij hield zich meer en meer met toegepaste kunst en architectuur bezig en werd één van de origineelste voortrekkers van de Art Nouveau. Dat hij zijn schilderkunst zou moeten opgeven, vermoedde hij slechts. Het werd hem pas echt duidelijk toen hij in de literatuur die hij las - van de bijbel tot Kropotkin, van Dostojevski tot Marx, van Franciscus tot Nietzsche - een rode draad herkende: verzet tegen het sociale egoïsme. Van de Velde werd socialist en voorstander van de nieuwe gemeenschapskunst waarin voor het afzonderlijke ezelschilderij geen plaats meer was. Toch bleef hij zijn schildersvrienden trouw en interesseerde hij zich voor nieuwkomers. Zelf was hij rond 1895 geëindigd met een decoratieve, bijna abstracte stijl, geënt op Gauguin en de kunst van zijn symbolistische volgelingen als Maurice Denis. De drang om te schilderen bleef, maar Van de Velde kon er niet aan toegeven, omdat zijn ‘missie’ (zijn eigen woorden) het hem niet toestond. Bij zijn bezoek aan de Hoge Veluwe bleken zijn schilderkunstige neigingen, zoals we
Monogram van Henry van de Velde
zagen, nog springlevend te kunnen worden. Er is alle aanleiding om dit voorjaar de pelgrimstocht naar het Kröller-Müllermuseum op de Hoge Veluwe te maken, om zich net als eertijds Van de Velde aan de natuur en de kunst te laven. Daarbij zal er al wandelend genoeg tijd overschieten om aan de mensen die dit allemaal mogelijk maakten te denken. Daartoe behoort ook Van de Velde, schilder, leraar en publicist, warm supporter van de moderne kunst die in de Kröller-Müllercollectie werd opgenomen en architect van het museumgebouw. Zijn werk als schilder en tekenaar bezit overigens genoeg kwaliteiten om op zichzelf te staan.
Ornament voor het tijdschrift Van Nu en Straks
|
|