De Gids. Jaargang 151
(1988)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
Politiek leven
| |
[pagina 216]
| |
den en dwaalwegen van de Duitse maatschappij grotendeels werden toegeschreven aan het verdorven brein van Hitler, de nieuwe conservatieven meenden dat men dankzij historische relativering en vergelijking het weerbarstige verleden uit de weg zou kunnen ruimen.Ga naar eindnoot5. Dus verkondigde Nolte de stelling dat Holocaust niet uniek was, maar aansloot bij een geweldstraditie van Goelag Archipel tot en met de genocide van Pol Pot in Cambodja: ‘Es ist ein auffallender Mangel der Literatur über den Nationalsozialismus, dass sie nicht weiss oder nicht wahrhaben will, in welchem Ausmass all dasjenige, was die Nationalsozialisten später taten, mit alleiniger Ausnahme des technischen Vorgangs der Vergasung, in einer umfangreichen Literatur der frühen zwanziger Jahre bereits beschrieben war... Vollbrachten die Nationalsozialisten, vollbrachte Hitler eine “asiatische” Tat vielleicht nur deshalb, weil sie sich und ihresgleichen als potentielle oder wirkliche Opfer einer “asiatischen” Tat betrachteten? War nicht der “Archipel Gulag” ursprünglicher als Auschwitz? War nicht der “Klassenmord” der Bolschewiki das logische und faktische Prius des “Rassenmordes” der Nationalsozialisten?’Ga naar eindnoot6. Nolte suggereerde een soort ‘causale relatie’ in denken en handelen tussen Azië (Sovjetunie) en Hitler-Duitsland. De massamoorden van Stalin waren in elk geval eerder en ook als idee eerder voorbereid. Dus is Auschwitz slechts een reactie geweest...! Deze reactie paste in het patroon van gewelddadigheid van de twintigste eeuw. Hillgruber legde de nadruk op de wreedheden van het Rode Leger gedurende de Tweede Wereldoorlog. De Duitse soldaten die in Centraal-Europa vochten om de opmars van de Sovjets te stuiten of tenminste te vertragen werden in zijn ogen navo-soldaten ‘avant la lettre’ of vrijheidsstrijders. Ze verdedigden huis en haard in Oost- en Midden-Europa. De overheidsdienaren en ambtenaren die het leven aldaar op gang probeerden te houden waren evenzeer respectabele lieden, misschien wel verdedigers van de vrijheid van het Westen. In elk geval vertegenwoordigden zij een hogere morele orde en een betere ethische houding dan de conservatieve groep rond Stauffenberg die op 20 juli 1944 een aanslag op het leven van Hitler pleegde.Ga naar eindnoot7. Dat deze later tot respectabiliteit verheven Wehrmacht en ss-soldaten nog kort tevoren alle bepalingen van het ‘jus in bello’ hadden overtreden en de bestuurders van bezet gebied ontelbare misdaden tegen de burgerbevolking hadden begaan, zijn feiten die vergeten mogen worden. De weerstand van de Duitse legers in samenwerking met de politieke functionarissen had in elk geval tot gevolg dat de genocide-machine nog lang op volle toeren kon draaien. Ook dat feit mag men vergeten. De Amerikanen en Engelsen - in dit verband is het beter te zwijgen over de Russen - moeten vergeten dat zij in 1945 Duitsland hebben bevrijd. Zij hebben dat land bezet en niet behoed voor de wreedheden van de Sovjets of voor de omvangrijke volksverhuizing en massale vlucht vanuit het Oosten. Volgens de opvatting van een andere conservatieve historicus, Klaus Hildebrand, was de misdaad van het nationaal-socialisme ook te wijten aan de politiek van Engeland. Daar heerste altijd al een sterk anti-Pruisische stemming en daar werden volgens Hildebrand al vroeg oorlogsdoeleinden nagestreefd die enorme territoriale en bevolkingspolitieke veranderingen in Duitsland inhielden.Ga naar eindnoot8. Intussen is de ‘Historikerstreit’ al meer dan achttien maanden oud en er zijn inmiddels vele boeken over dit onderwerp verschenen. Ik schat dat de literatuurlijst gemakkelijk meer dan duizend titels omvat.Ga naar eindnoot9. Een van de beste bijdragen tot de polemiek is van de hand van de historicus Hans-Ulrich Wehler die in zijn boek de vloer aanveegt met zijn conservatieve collega's. Van groter belang is echter dat hij zowel achtergronden van persoonlijke en wetenschappelijke aard schildert als machtspolitieke en politieke implicaties beschrijft die voor een buitenstaander bijna altijd een gesloten boek blijven of pas na moeizaam onderzoek toegankelijk worden.Ga naar eindnoot10. Hierdoor worden samenhangen zichtbaar die mij in staat stellen | |
[pagina 217]
| |
tot enkele generalisaties naar aanleiding van deze polemiek. 1. In de New York Review of Books van 15 januari vorig jaar heeft Gordon Craig er aan herinnerd dat Duitse professoren en in het bijzonder historici van oudsher verslaafd zijn aan opinie-oorlogen.Ga naar eindnoot11. Het meest recente debat onder geschiedkundigen is de Fischer-controverse van 1961-1965 geweest over de achtergronden en oorzaken van de Eerste Wereldoorlog. Wanneer men het overzicht van Wehler vergelijkt met het overzicht dat Imanuel Geiss indertijd heeft gemaakt van de Fischercontroverse, dan vallen enkele opmerkelijke overeenkomsten op.Ga naar eindnoot12. In beide polemieken vormt de nationale geschiedenis en politiek de eigenlijke kern van het dispuut. Het is een politieke meningenoorlog vermomd als geschiedenis. Het gaat om macht, ook bij de betrokken historici. Want in de wetenschap betekent macht toegang tot fondsen om onderzoek mogelijk te maken, onderzoeksresultaten te publiceren en buitenlandse reizen te ondernemen. Wie een ‘paradigmastrijd’ op eigen kracht of dankzij de politieke omstandigheden heeft gewonnen, kan zijn vrienden en geestverwanten belonen en zijn critici dwarsbomen en bestraffen. Dat gebeurt nu en dat gebeurde in de jaren 1961-1965. Opvallend is dat de conservatieve historici in beide disputen hun tegenstanders verwijten politiek te bedrijven en de wetenschap overboord te zetten, terwijl de laatsten antwoorden dat zij zowel de politieke en ethische premissen als de politieke en maatschappelijke implicaties van hun onderzoek (en van het onderzoek van anderen) juist zichtbaar willen maken, zodat deze dimensies van het onderzoek bespreekbaar en controleerbaar zijn.Ga naar eindnoot13. 2. Beide polemieken maken duidelijk dat men het verleden niet altijd gemakkelijk kan doodslaan. Veel van het verleden vergaat vanzelf en een ander deel verdwijnt min of meer geruisloos in de geschiedschrijving. Een explosief verleden, dat gewelddadig, excessief en misdadig is geweest, kan wel een tijdlang verdrongen en vergeten worden. Er kunnen wijzen van geschiedschrijving ontstaan om dat vergeten te vergemakkelijken, maar plotseling breekt het moment aan van een genadeloze confrontatie met het verleden. Het schijnt dat een bezoedeld verleden tenminste twee keer herinnerd wordt. De eerste maal wanneer de tijdgenoten hun en andermans herinneringen opschrijven om dit op te roepen of te vergeten. De tweede maal wanneer de tweede generatie dat verleden begint op te rakelen. Vaak kan het nog meer dan honderd jaar duren voordat de conflicten uit het verleden opgelost zijn en men in het reine is gekomen met de toentertijd gepleegde misdaden. Ruim honderd jaar na dato was men in de Franse geschiedschrijving nog doende om Napoleon te verwerken.Ga naar eindnoot14. Vele decennia hebben de Amerikanen nodig gehad om hun burgeroorlog uit de jaren zestig van de vorige eeuw in hun geschiedenis in te passen. De Nederlandse oorlogvoering in Indonesië (1945-1949) is een traumatische ervaring geweest die nog nooit behoorlijk verwerkt is. De Sovjet-burgers wacht een zeer pijnlijke confrontatie met hun verleden, te weten de massaterreur van Stalin, de Goelag Archipel en het verraad onder en de disloyaliteit van de mensen. Veel recent Duits verleden is gewelddadig en explosief. Wordt het zomaar vergeten, dan gebeurt er dikwijls niet veel. Wanneer dat verleden bewust wordt vergeten doordat regeringen en politieke leiders dat bijvoorbeeld doodslaan of op een eenzijdige wijze uitstallen in musea en historische handboeken, dan blijft een reactie niet uit. De tijd heelt de wonden van het verleden, maar niet zonder slag of stoot. Rond 1960 was men in de Bondsrepubliek de achtergronden en ontstaansredenen van de Eerste Wereldoorlog vergeten. Wanneer men dacht in termen van schuld, dan sprak men van gedeelde schuld. Toen de Hamburgse historicus het beeld van de Eerste Wereldoorlog op zijn kop zette, was het hek van de dam. Verleden en heden liepen plotseling door elkaar heen. Wat betekende het voor de plaats en positie van de Bondsrepubliek in de wereld wanneer zou blijken dat de Eerste | |
[pagina 218]
| |
Wereldoorlog vooral dankzij het toedoen van het Duitse Keizerrijk was ontstaan en dat dankzij de Duitse oorlogsdoeleinden de oorlogvoering verschillende afschuwelijke gevolgen had gehad. Anno 1960 was men de Hitlerperiode nog vergeten. Dat recente explosieve verleden zou in een catastrofe uitmonden wanneer men zou kunnen aantonen dat de Duitse geschiedenis vanaf 1890 een hoge mate van politieke, militaire en ideologische continuïteit had bezeten. Door het Duitse Keizerrijk een toonbeeld van normaliteit en Hitler-Duitsland een exces te noemen, kon men het conservatieve beeld van het verleden in stand houden. De heftigheid waarmee de conservatieven in de jaren zestig Fischer en zijn school en nu Habermas en zijn medestanders te lijf gingen, bewijst dat zij zich onaangenaam verrast voelden toen historici met een schat aan feiten, samenhangen en argumenten aantoonden dat de conservatieven een verleden hadden begraven en doodgeslagen dat men zich juist zorgvuldig moest herinneren om in de toekomst geschiedenis te worden. 3. Zowel de ‘Historikerstreit’ als de Fischercontroverse van vijfentwintig jaar geleden maakt duidelijk dat nationale politieke geschiedenis feitelijk een atavisme is. Dat maakt juist de Bondsrepubliek die nu eenmaal een bijzonder politiek verschijnsel is - een eigen maatschappij en staat, en toch geen nationale staat dankzij effectieve politieke amputatie - duidelijk. Niettemin poogt de conservatieve politieke en culturele groep die in Bonn de regering vormt een nationaal reveil te bewerkstelligen. In deze herleving valt een belangrijke rol aan de geschiedenis toe, maar de geschiedenis van de Duitse nationale staat (1871-1945) kent weinig hoogtepunten en veel dieptepunten. Dat is een probleem dat de plastische chirurgen van de Westduitse geschiedenis en politiek niet hebben kunnen oplossen. Het hardnekkige streven naar een nationale geschiedenis laat bovendien zien dat de politici in Bonn en hun ideologen uit de wereld van de wetenschap nauwelijks weet hebben van de ontwikkelingen in de maatschappij. Overal in de wereld en ook in de Bondsrepubliek bestaat er weinig belangstelling voor de nationale geschiedenis. Er is behoefte aan lokale, regionale en bovennationale geschiedenis, aan mentaliteitsgeschiedenis etc.Ga naar eindnoot15. Deze behoeften weerspiegelen onder andere de ontwikkelingen in de Westeuropese maatschappijen: een vervaging van nationale grenzen, een culturele eenwording of vervlechting, grensoverschrijdende contacten en samenwerking en verder een groeiende regionalisering aan weerszijden van de grenzen. De Westduitse conservatieven hebben kennelijk behoefte aan een eigen identiteit in de vorm van een keurige nationale geschiedenis. Hierdoor kan hun beperkt ‘teutonocentrisme’ worden verborgen, terwijl ze tegelijkertijd hun hegemoniale pretenties binnen de Europese eenwording staande kunnen houden. Zij hebben echter een enorme misrekening gemaakt, want het klopt eenvoudigweg niet wat de conservatieve historicus Michael Stürmer in 1986 heeft geschreven dat in de Bondsrepubliek, die zonder geschiedenis is, diegene de toekomst wint die de herinnering opvult, de begrippen munt en de geschiedenis verklaart.Ga naar eindnoot16. Zijn collega Wolfgang Mommsen merkte naar aanleiding van deze uitspraken op: ‘Uns scheint, dass uns die Geschichte, und namentlich die eigene Nationalgeschichte, nicht in so beliebiger Weise zur Verfügung steht, wie es solche Äusserungen voraussetzen.’Ga naar eindnoot17. Deze woorden van Mommsen kan men nog aanscherpen: de Bondsrepubliek, resp. de ddr, kan niet naar eigen willekeur haar recente geschiedenis schrijven. De geschiedenis van het Hitler-rijk en van het nationaal-socialisme hebben zich niet beperkt tot Duitsland. De misdaden daarvan zijn begaan tegen uitgestotenen, zondebokken, vreemdelingen en vreemde volkeren. Dit betekent naar mijn idee dat de erfgenamen van Hitler-Duitsland een geschiedschrijving moeten bevorderen waarin de waarden en historische belangen van de mensen, maatschappijen en staten die in de jaren 1933-1945 vervolgd, onderdrukt en vernietigd werden, tot hun recht komen. Dit is juist | |
[pagina 219]
| |
in onze tijd mogelijk nu het verschijnsel van de nationale staat, in dogmatische en ideologische zin, aan zijn eind komt. En bovendien doordat de Bondsrepubliek zich heeft opengesteld voor de politieke cultuur van het Westen en zowel door geopolitieke voorstellingen als ‘Mitte’ en ‘Mittellage’ als door andere traditionele politieke voorstellingen een streep heeft gehaald.Ga naar eindnoot18. Deze opening naar de politieke cultuur van het Westen, zoals de aanvaarding van de politieke theorie van de Verlichting, van het pluralisme in democratische maatschappijen en van politiek pragmatisme, zal de mensen en de generaties in de Bondsrepubliek in staat stellen een schrikbarend verleden te integreren in hun geschiedenis zonder omissies en verdraaiingen. Dit houdt in dat zij de kwestie van de persoonlijke en collectieve schuld kunnen overwinnen, zich niet inlaten met omkeringen zoals persoonlijke en collectieve onschuld door anderen en het buitenland te beschuldigen en zodoende op een realistische wijze omgaan met het feit dat men als mens, jaren na 1945 in de Bondsrepubliek geboren, deel heeft aan het lot an de naam van een maatschappij die ooit in discrediet is geraakt.Ga naar eindnoot19. 4. De ‘Historikerstreit’ heeft per saldo een nuttig effect gehad. Dankzij de tussenkomst van Habermas in 1986 zijn de mogelijke politieke en culturele implicaties van de conservatieve ‘Wende’ in de Bondsrepubliek manifest gemaakt. Het gevaar kwam dus niet van neonazi's, maar van de kant van conservatieven die bezig waren het oud en nieuw rechtse gedachtengoed aanvaardbaar te maken. In het buitenland heeft men vastgesteld dat het Teutonisme nog steeds niet geheel is verdwenen en dat het zaak is de Bondsrepubliek telkens opnieuw stevig te verankeren in de politieke instellingen en processen van het Westen. De ‘furor Teutonicus’ die de neo-conservatieven, oud en nieuw rechts en de onverbeterlijken telkens tentoonspreiden, leidt gemakkelijk tot emotionele reacties en daardoor tot een overdreven voorstelling van zaken. Men sluit zijn ogen niet voor de brutaliteiten, onsmakelijkheden en beledigingen van dergelijke rechtse en reactionaire groeperingen, wanneer men zijn houding ten opzichte van de Bondsrepubliek laat bepalen door het andere Duitsland. De woordvoerders en geestelijke leiders hiervan hebben ons attent gemaakt op de negatieve ontwikkelingen die om onmiddellijke bestrijding vroegen. Zodoende worden onze ogen geopend voor negatieve ontwikkelingen in eigen huis die we nog niet hadden opgemerkt. |
|