hankelijke partijgenoten, maar wilde de ‘vernieuwing’ koste wat kost zelf ter hand nemen. Door drie zwaar opgetuigde commissies aan het werk te zetten: die onder leiding van oudminister en vice-voorzitter Jan Pronk zou zich buigen over de ‘programmatische vernieuwing’, een tweede onder voorzitterschap van fractieleider Wim Kok moest de strategische posities van de partij in kaart brengen en de derde commissie kreeg tot taak de interne partijcultuur aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Wat kon er nog fout gaan? Welke andere partij was immers bereid tot zoveel zelf-reflectie?
Met veel fanfare had het lint van de vernieuwing vervolgens doorgeknipt moeten worden door partijvoorzitster Sint en fractieleider Kok, in protocollaire eensgezindheid, zoals het de ‘nieuwe’ PvdA betaamde. Opdat de sociaal-democratie weer als een gesloten falanx met de blik naar voren de samenleving tegemoet kon treden. Het electorale succes moest dan vanzelf volgen. Waarna alles weer goed zou komen met Nederland.
De afgelopen zomer begonnen de voorbereidingen voor dit feest. De commissies van Pronk en Kok ontboden de halve linkse intelligentsia bij zich. Avonden lang werd er met hele en halve partijgenoten gesproken over het nieuwe type werknemer, de wenselijkheid maar onmogelijkheid van volledige werkgelegenheid, de fricties tussen man en vrouw op de arbeidsmarkt, de spanning tussen solidariteit en individualiteit, de rol van de staat, de functie van wetgeving, de betekenis van kunst en cultuur en de haat-liefde-verhouding tot VVD en CDA.
De derde werkgroep, de organisatorische ‘vernieuwers’ onder leiding van de Groninger Bert Middel, liet het Amsterdamse reclameen organisatiebureau Bode, Bosmans + Kompagnons (bbk) een onderzoek doen naar het wel en wee van het partijkader. Een partij bestaat immers niet alleen dankzij haar ideeën, maar meer nog bij de gratie van haar leden.
De eerste en laatste commissies waren tijdig klaar, de groep rond Kok redde het niet en moest derhalve uitstel vragen tot volgend voorjaar. Die vertraging alleen al leidde tot veel schimmigheid. Waartoe leidt een ideologische discussie als die niet onmiddellijk kan worden omgezet in wat praktischer politiek, zou je denken.
Maar daarom werd niet getreurd. De ‘Schuivende panelen’ van Pronk mochten er zijn. Honderdvijftig pagina's analyse van Nederland en de wereld. Wetenschappelijk van opzet, kortom veel vragen en weinig antwoorden. Niet drammerig maar vol intellectuele twijfel en nuance. Menig heilig huisje werd er in omver geblazen, conditio-sine-qua-non voor een partij die het regeringskasteel weer wil bestormen. En bovendien ook nog met centrale wereldbeschouwing waaraan de sociaal-democratie weer een grote opdracht kan ontlenen en menig partijgenoot dan ook moet aanspreken: het dubbele apocalyptische beeld van de vernietiging van het milieu én de voortschrijdende sociaal-culturele tweedeling op nationaal en mondiaal niveau die twee derde van de bevolking goed zal uitkomen, maar een derde zal degraderen tot een nieuwe ‘onderklasse’, een ontwikkeling die de maatschappelijke tegenstellingen onaanvaardbaar zal verscherpen en de stabiliteit dus zal bedreigen.
Op de laatste zaterdag van oktober werd het rapport gepresenteerd. Door Jan Pronk en Marjanne Sint zelf, in een zaaltje van hotel Hoog Brabant op Hoog Catharijne. Daar in Utrecht had de toon gezet moeten worden. De pers had er een duidelijk ‘vernieuwde’ partij voorgeschoteld moeten krijgen. Dat zulks niet vanzelf zou gaan, was bekend. Even had de Witsenkade daarom met de gedachte gespeeld om een geselecteerde kring journalisten voor de officiële publicatie alvast sub-rosa bij te lichten. Daar werd van afgezien. Het zou alleen maar kwaad bloed zetten bij het tweede echelon dat niet bij die briefing voor de inner circle welkom was.
Maar ondanks de gelijke-monniken-gelijkekappen-benadering kreeg het verzamelde journalistenvolk géén beeld. De intellectuele massage mislukte. Een ieder verliet Hoog Ca-