De Gids. Jaargang 150
(1987)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 875]
| |
beroofd van de enige auteur uit die tijd die anderhalve eeuw later niets aan kracht heeft ingeboet. Het pistool waarmee Larra een einde aan zijn leven maakte is nu een van de attracties van het Museo Romántico in Madrid. Toch lijkt de term romantisch me niet de sleutel tot Larra's leven en werk. De zelfmoord werd aanvankelijk vooral als een romantische daad gezien. Larra had gepoogd zijn verhouding met Dolores Armijo, die vijf jaar lang zijn minnares was geweest, nieuw leven in te blazen. Tevergeefs, want zij koos nu voor de rechte weg: ze volgde haar echtgenoot naar de Filippijnen, een van de weinige koloniën die Spanje toen nog restten. Deze visie op Larra's dood dateert uit de tijd waarin zijn onversneden romantische werk (een roman en enkele toneelstukken) nog gelezen en opgevoerd werd. Inmiddels is dat deel van zijn oeuvre al lang geschiedenis geworden. Larra is nu voor iedereen die voor zijn plezier leest alleen nog maar de auteur van een indrukwekkende reeks messcherpe, verbazingwekkend ‘modern’ geschreven artículos - wij zouden nu columns zeggen -, die hij voor diverse periodieken verzorgde. Hij is het schoolvoorbeeld van het Spaanse costumbrismo, de zedenschildering, al moet daarbij opgemerkt worden dat het Nederlandse woord een veel te bedaarde indruk geeft van Larra's knetterende proza. Het verlies van Dolores wordt nu niet meer als de oorzaak, maar als de aanleiding van Larra's zelfmoord beschouwd. De oorzaak zou van patriottische aard zijn geweest: Larra, een idealistische liberaal, was tot de uitzichtloze conclusie gekomen dat zijn pogingen om in daad en geschrift de liberale ideeën ingang te doen vinden in Spanje tevergeefs waren geweest. Het luidruchtige liberalisme van zijn landgenoten was slechts een masker voor het eigenbelang. Dat Larra ontgoocheld was door de politieke ontwikkelingen is in zijn laatste stukken voor de krant duidelijk te merken. De toon is ernstig: de ironie is bittere satire geworden. En voor het eerst is er onomwonden sprake van twijfel aan zijn inspanningen en zelfs van uitgesproken wanhoop. Hij schrijft: ‘in elk artikel begraaf ik een hoopvolle gedachte of een illusie.’ Het merkwaardige is dat ook Larra's journalistieke werk nog steeds als romantisch wordt bestempeld. Dit lijkt me alleen verdedigbaar als dit adjectief in zijn breedste betekenis wordt opgevat, en dan is het zo ongeveer op de hele wereldliteratuur van toepassing en dus nietszeggend: het tragische conflict tussen ideaal en werkelijkheid. Larra's artículos tot de Spaanse romantiek rekenen doet echter onrecht aan de rationele, verlichte geest die erin rondwaart. En ook aan de uitzonderlijke stijl. Want er is een wereld van verschil tussen het glasheldere, trefzekere, authentieke proza van Larra en de opgeblazen, dweepzuchtige en soms zelfs ronduit tuttige geschriften die de Spaanse romantiek heeft opgeleverd. De oorzaak hiervan heeft men weleens gezocht in het feit dat de Verlichting, zonder welke de romantiek ondenkbaar is, zo goed als geheel aan Spanje voorbij is gegaan. In Spanje - zelf veelvuldig het object van Engelse, Franse en Duitse romantici - kon de romantiek zodoende nooit veel meer worden dan een holle imitatie van het buitenland, uiterlijk vertoon dus. Een groot romantisch schrijver zou het land pas met G.A. Bécquer (1836-1870) krijgen, die eigenlijk een postromanticus is. Larra laat zich in zijn artikelen kennen als iemand die zich weliswaar niet thuis voelde in de wereld waarin hij leefde, maar die weigerde te vluchten in esoterische verbeeldingen of zich te koesteren in een isolement vol Weltschmerz. Larra de journalist stond met beide benen op de grond. Tenminste vier citaten uit zijn artículos zijn gevleugelde woorden geworden. Ze geven, denk ik, een aardig idee van Larra en van zijn tijd. Reden genoeg om ze in het kort de revue te laten passeren. De bekendste is ongetwijfeld ‘Vuelva usted mañana’, ‘Komt u morgen maar terug’. Het is de titel van een in 1833 geschreven stuk, | |
[pagina 876]
| |
waarin de destijds blijkbaar wijdverbreide gewoonte om alles wat vandaag moet worden gedaan tot morgen uit te stellen wordt gehekeld. Het is het verhaal van een Fransman - monsieur Sans-délai - die naar Madrid is gekomen om er een paar zaakjes te regelen. Hij denkt in twee weken klaar te zijn. Zes maanden later verlaat hij ontgoocheld Spanje, zonder ook maar iets voor elkaar te hebben gekregen, zoals de ik-figuur hem al had voorspeld. Als er één frase is waarin Larra's irritaties worden samengebald, dan is dat ‘por nuestra patria no pasan días’, ‘ons land wordt geen dagje ouder’. Voor Spanje staat de tijd stil, staat alles stil. Men doet alsof Spanje nog de wereldnatie van weleer is, het rijk waar de zon nooit onderging. In werkelijkheid heeft het land zich geïsoleerd van de ontwikkelingen die zijn noorderburen weldra tot moderne naties zullen maken, heeft het bijna al zijn overzeese gebieden verloren en herinneren alleen de ruïnes nog aan het glorieuze verleden. Grootste obstakel voor veranderingen zijn de costumbres, de gewoontes. Gedreven, dus nooit vrijblijvend neemt Larra er vele onder de loep: de trots, het eergevoel, de luiheid, het snobisme, de corruptie, de anti-intellectuele instelling, het nepotisme, de hypocrisie, de vulgariteit, de ongebreidelde praatzucht en in het verlengde hiervan de onwil naar de ander te luisteren, de intolerantie, het gebrek aan vrijheid, enzovoorts. De compromisloze wijze waarop Larra zijn land en zijn tijd bekritiseerde heeft hem meerdere malen problemen met de censuur bezorgd. Dit vormt, met de klacht dat de mensen niet lezen, de achtergrond van een citaat dat nog steeds in alle mogelijke contexten opduikt: ‘escribir en Madrid es llorar’, ‘schrijven in Madrid is huilen’. Het zal onder andere vanwege de censuur zijn dat Larra zo'n zelfbewuste stilist werd. Met allure wist hij vaak tussen de mazen van de censuur door te kruipen en de goede verstaanders te bereiken. Zie bij voorbeeld dit quasi-verontwaardigde protest tegen de gedachte dat er geen vrijheid heerst in Spanje: ‘Als ik het in mijn stukken maar niet over het gezag, de kerk, de politiek, de moraal, de ambtenaren, de corporaties, de toneelspelers noch over een ieder die ergens bij hoort heb, kan ik over alles in alle vrijheid publiceren.’ Het is zeer verleidelijk om meer fragmenten aan te halen van deze scherpzinnige stilist. Ik geef nog één keer toe aan deze verleiding. De volgende regels komen uit een stuk waarin een neef van Larra het moet ontgelden, prototype van de vele Spanjaarden die niet werken maar lenen. Het is niet zijn enige ondeugd: ‘Deze neef is een jongeheer die een van de meest uitgelezen opvoedingen heeft genoten die in onze eeuw maar mogelijk zijn; dat wil zeggen dat hij kan lezen, hoewel niet alle boeken, en schrijven, zij het geen dingen die het waard zijn gelezen te worden; rekenen is niet veel zaaks, want hij houdt nauwelijks rekening met het aantal rekeningen van zijn schuldeisers, die de tel veel beter bijhouden dan hij; hij danst als een leerling van Veluci; hij zingt voldoende om daartoe uitgenodigd te worden en nooit goed bij stem te zijn; hij rijdt paard als een centaur, en het is een genot om te zien met hoeveel gemak en hoe ongedwongen hij in onze Madrileense straten zijn vrienden en bekenden van de sokken rijdt; van wetenschap en kunst ontbreekt hem voldoende kennis om overal als een deskundige over te kunnen spreken.’ Enzovoort. Tot slot een citaat uit de laatste, donkere periode: ‘Aquí yace media España; murió de la otra media’ (‘Hier rust half Spanje; het stierf aan de andere helft’). Larra had met deze woorden waarschijnlijk in de eerste plaats de verschillende (burger)oorlogen die toentertijd woedden voor ogen: de eerste carlistische oorlog, de strijd tussen conservatieven en liberalen, de twisten tussen gematigde en radicale liberalen. Het zal niemand verbazen dat deze woorden meer dan eens van stal zijn gehaald om de Spaanse burgeroorlog te typeren, en ook de tragiek van de hele Spaanse geschiedenis: de strijd tussen de twee Spanjes, het rigide, intolerante, reactionaire aan de ene kant, het naar | |
[pagina 877]
| |
openheid en vrijheid strevende aan de andere. Larra mag een woordkunstenaar zijn, het was hem nooit om de ironie of het woordspel alleen te doen. Hij had veel te vertellen en maakte daarom - in tegenstelling tot bijna al zijn tijdgenoten - een uiterst kritisch gebruik van retorische middelen. Vorm en inhoud heeft hij nooit los van elkaar willen zien. Wat hij te vertellen had strookte niet met zijn tijd. Het maakte hem tot een excentriekeling, een vreemdeling in zijn vaderland. Larra was desalniettemin een patriot: zijn dringende behoefte Spanje een spiegel voor te houden en voorstellen voor veranderingen te doen getuigen van een grote liefde voor zijn vaderland. Dit neemt niet weg dat zijn moderne ideeën niet los zijn te zien van de jaren die hij in Frankrijk had doorgebracht. Zijn vader - arts in het leger van Jozef Bonaparte - was na de Franse nederlaag in 1813 gedwongen naar Frankrijk uit te wijken. Larra was toen vier jaar oud. Pas in 1818 kon het gezin terugkeren naar Spanje. Het erfgoed van de Verlichting had zich in die vijf jaar diep verankerd in de jongen en zou van hem een idealistische liberaal maken en dus tot een misfit, want Spanje hield zichzelf liever voor de gek door zich nog een grootse natie te wanen dan dat het probeerde dat opnieuw te worden door de problemen onder ogen te zien en de noodzakelijke vernieuwingen in te voeren. Voor de liberaal die onder andere onder het pseudoniem Fígaro (ontleend aan Le Barbier de Séville van Beaumarchais) zijn land jarenlang in diverse kranten met kritiek bestookte én het liefhad leidde dit tot de conclusie dat de dood de enige mogelijke vrijheid is. De Generatie van '98 (Unamuno, Valle-Inclán, Azorín, Baroja), voor wie het probleem Spanje eveneens centraal stond, rehabiliteerde de auteur van de artículos, in wie zij een grote voorganger zagen. Sindsdien is Larra een van de belangrijkste Spaanse auteurs van de negentiende eeuw en een toetssteen en lichtend voorbeeld voor vele generaties schrijvers. Omdat Larra zo hoog uittorent boven de holle middelmaat van zijn tijd, leek het mij niet meer dan vanzelfsprekend dat in dit overzicht zijn tijdgenoten voor hem het veld hebben moeten ruimen. |
|