Egil Törnqvist
Scandinavië
1837 is geen opmerkelijk jaar in de literatuur van de Scandinavische landen. Dat neemt niet weg dat een vogelvluchtperspectief op wat zich in dit jaar afspeelt een idee geeft van het literaire klimaat in deze noordelijke landen.
Ook in Denemarken wordt er in 1837 een tijdschrift opgericht, Perseus, met de ondertitel Journaal voor het speculatieve idee. Maar al na een jaar gaat het ter ziele. Oprichter is de invloedrijkste auteur van de laat-romantiek in Denemarken, Johan Ludvig Heiberg, toneelschrijver, estheet en degene die Hegel in Scandinavië introduceert. Voor enkele Nederlanders zal hij bekend zijn via de Zweed Per Olov Enquist, wiens recente stuk Från regnormamas liv (Ned. vert. Uit het leven van de regenwormen) in 1985 in première ging en waarin onder andere de ideologische, esthetische en gevoelsmatige tegenstellingen tussen de oude Heiberg en de jonge Hans Christian Andersen uitgebeeld worden.
H.C. Andersen, zoals de Denen hem meestal noemen, is in 1837 sinds het verschijnen van zijn befaamde sprookjes en van twee min of meer autobiografische romans al een geëtableerde schrijver. Hij publiceert nu zijn derde roman, Kun en Spillemand (Ned. vert. 't Was maar een speelman), alweer gedeeltelijk zijn eigen leven op de planken brengend. De hoofdpersoon, Christian, is een talentvolle violist, maar in tegenstelling tot zijn schepper, die in zijn jeugd overigens ook Christian genoemd werd, ondervindt hij geen steun van zijn omgeving. Hij eindigt dan ook niet als een beroemde musicus maar slechts als een dorpsspeelman. De roman gaat, met andere woorden, over de vraag in hoeverre talent afhankelijk is van milieufactoren; wat dat betreft vertoont het boek een duidelijke overeenkomst met het bekende sprookje Het lelijke eendje.
Hoewel Søren Kierkegaard, de andere wereldberoemde Deense schrijver, in 1837 nog net niet zijn eerste boek het licht heeft doen zien, is hij al een vlijtige en geïnspireerde dagboekschrijver. Voor zijn voortijdige dood zal hij nog zo'n tienduizend dagboekpagina's vullen - een wereldrecord? Een van zijn notities uit dit jaar luidt: ‘Er zijn vele mensen die tot een levensresultaat komen net als schooljongens; ze misleiden hun leraren door het facit van het rekenboek over te schrijven zonder zelf de rekensom gemaakt te hebben.’
In de samenleving van de Scandinavische landen neemt de lutherse staatskerk nog steeds een belangrijke plaats in. Een teken daarvan is het verschijnen van N.F.S. Grundtvigs Sangvaerk til den danske Kirke (Liedboek voor de Deense kerk). Grundtvig is de grote dichter van psalmen in Scandinavië; in het huidige Deense kerkliederenboek is bijna een derde van de liederen van zijn hand.
Het genre van de historische roman wordt vooral behartigd door B.S. Ingemann - die dit jaar echter een gedichtencyclus publiceert over de nationaal-mythische figuur Holger Danske, een incarnatie zo men wil van de Deense verzetsbeweging wanneer het land van buitenaf bedreigd wordt.
Van Henrik Hertz verschijnt een van zijn beste stukken, Svend Dyrings Hus (Het huis van Svend Dyring), gesitueerd in een middeleeuws milieu en met een complexe vrouw als hoofdpersoon.
In Noorwegen, sinds 1815 niet meer de kleine broer van Denemarken maar nu in plaats daarvan die van Zweden, vechten de ‘danomanen’, geleid door de verfijnde, klassiek georiënteerde schrijver Johan Sebastian Welhaven, tegen de ‘patriotten’ onder leiding van Henrik Wergeland, een nationale figuur van grote allure. Andreas Munch ontvangt bij de opening van het nieuwe Christiania Theater (in het hedendaagse Oslo) de eerste prijs voor een versdrama over koning Sverre uit Noorwegens glorieuze, want onafhankelijke, middeleeuwse verleden; het onderwerp is typerend voor de in