moeten worden gehaald. Als het Belgische journaille zich nu eens zou spiegelen aan de collega's ten noorden van Turnhout en Putte zou de pers misschien echt gaan knetteren. Hoe treurig echter dat de Nederlandse collega's, die deze pluimen mochten opsteken, ook al jaren niet meer kunnen vlammen. Want de Nederlandse pers mag dan hand in hand met de politiek ontzuild zijn, daarmee raakte de spanning er tegelijkertijd ook uit. De Nederlandse politiek heeft geen passie meer en dus valt er weinig over te melden. Blijkbaar is er een relatie tussen de politieke en journalistieke cultuur in een land. In België deugt er een hoop niet, maar daar wordt dat niet consequent aan de kaak gesteld. In Nederland wordt er veel aan de orde gesteld, ook al deugt er veel wel. Hetgeen in beide gevallen tot inertie leidt: bij jullie omdat het niet anders mag, bij ons omdat het niet anders kan.
Toch is dit spiegelbeeld maar de helft van de werkelijkheid. Steken wij wel zo fraai af ten opzichte van jullie? Corruptie is misschien te veel gezegd, maar achter al die eufemismen van de no-nonsens-epoche gaat een onttakeling van de politieke moraal schuil die wel degelijk de moeite waard is. Want wat mag er in Nederland allemaal? Een minister van economische zaken (Van Aardenne) mag het parlement besodemieteren. Een minister van landbouw en visserij (Braks) mag de Europese Gemeenschap belazeren, omdat niet bewezen kan worden dat hij ‘medeplichtig’ is. Een staatssecretaris voor justitie (Korte-Van Hemel) mag vrolijk door-besturen, hoewel er bijna niemand in de Tweede Kamer is te vinden die daar nog enig heil van verwacht. Een burgemeester van de hoofdstad (Van Thijn) mag zijn portefeuille in de strijd werpen als er wat kritische vragen worden gesteld over de kosten van een Muziektheater annex Stadhuis, nadat hij eerder al zijn hoofdcommissaris van politie mocht ‘dekken’ toen er een dooie in de cel werd gevonden. Thorbecke, waar bent u?
Corruptie? Nee. De ‘bananenmonarchie’, dat apocalyptische maar ook ironische perspectief van de essayist/journalist H.J.A. Hofland, is nog niet volmaakt. Er mag ook een heleboel niet. Een staatssecretaris voor volkshuisvesting (Brokx) die een te grote bek heeft, hoewel hij politiek verantwoordelijk is voor gesjacher met subsidiegelden, wordt geloosd voordat hij het weet. Een christen-democratisch Kamerlid dat beschonken achter het stuur zit (Hermes), wordt voor drie weken uit zijn voorzitterschap van een fractiecommissie gestoten. Een parlementariër die aandeeltjes Fokker koopt om zijn financiële huishouden wat op te vijzelen (Van den Bergh), wordt onder zware pressie geacht de eer aan zichzelf te houden, terwijl het een publiek geheim is dat menig minder blufferig en dus minder omstreden collega zo nu en dan ook een dealtje waagt.
Eigenlijk is maar één ding echt opmerkelijk: dat bijna niemand zich er over opwindt dat de politiek zo ontluisterd wordt. In Den Haag staat niemand het schuim op de mond. Politiek is immers een vak geworden dat zich niet wezenlijk onderscheidt van management. Politici zijn de hogere employé's van het koninkrijk die zorgen dat de staat nog een beetje blijft renderen. En dus doen ze alleen nog maar aan ‘office-politics’. Dat is dan jammer voor Harry van den Bergh en Gerrit Brokx, en fijn voor al die anderen.
Nog opmerkelijker is het dat ook buiten Den Haag bijna niemand aanstalte maakt om in het offensief te gaan. Tien jaar geleden zei het Kamerlid-in-spé op een forum in de aula van de gemiddelde middelbare school nog: ‘Jullie mogen dan misschien niet in de politiek geïnteresseerd zijn, maar de politiek is anders wel in jullie geïnteresseerd.’ Waarna er vanuit de zaal beleefd of brullend instemming werd betuigd. En nu? Nu wordt er alleen maar vol onbegrip teruggestaard. Het ‘polletiek, ken je dat eten’ is vervangen door ongeveinsde desinteresse. De samenleving reguleert zichzelf wel, daar heeft ze de politici niet meer voor nodig. Wellicht komt het politieke elan ooit nog eens terug. Al was het maar omdat er thans een generatie in opmars is die haar maatschappelijke