de schrijver niet beter gediend zijn met een betogende tekst. Is de dichtvorm wel geschikt voor het uitdragen van bovengenoemde boodschap? Schierbeek, Schippers en Vlek, om maar drie dichters te noemen, slagen er in op een boeiende manier mij te laten nadenken over feit en interpretatie en over alledaagse dialogen, maar bij Insingel word ik verveeld. ‘Jij noemt stom wat taal is’ lijkt dan het verwijt van de dichter, maar de dichter moet de taal onder spanning zetten. Wie maakt zich nog zorgen over het waarheidsgehalte van de taal? Ik moet denken aan Krols De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels: ‘Een ambitie die je als schrijver zeker moet koesteren is: de visie die je hebt, op een bepaalde zaak, opdringen aan je lezer. Je doet dat natuurlijk op een plezierige, onderhoudende manier, je zorgt ervoor dat het genoegen dat je zelf aan de transfer beleeft wederzijds is. Meestal ben je daartoe, als schrijver, niet meer dan een clown en in de ogen van hen wier visie je bestrijdt nog minder dan een nar, dus veel kan het niet voorstellen, die ambitie van jou. Daarom zal het van alle ambities die je koestert de geringste zijn en in dienst staan van een veel sterker streven: de woorden de betekenis te geven die de omringende tekst oftewel context er aan geeft, hoezeer ook de gangbare betekenis daardoor geweld wordt aangedaan.’ (p. 36)
Dit is een postmoderne reactie op een modernistisch probleem.
Freddy de Vree (Antwerpen, 1939) is een maker van poëzie. Hij wacht niet tot gebeurtenissen uit de privé-wereld hem aanzetten tot het uitdrukken van zijn gevoelens. Hij kiest een extreme figuur: de magiër Aleister Crowley, de schizofreen Wolfson, de schrijver Lautréamont, de schilder Khnopff, de romanheld Moravagine, of een natuurverschijnsel: licht (Maniëristisch, Venetiaans, Egyptisch) en beschrijft in een barokke taal de confrontatie van historische gegevens met zijn persoonlijke visie. Deze werkwijze leidt tot het publiceren van cycli. Ook zijn nieuwe bundel Drie ogen zo blauw bestaat uit cycli, maar nu niet met biografisch materiaal. Achtereenvolgens gaat het om de twaalf maanden van het jaar, negen kunstwerken, twee maal dertien beelden uit Toscane, negen situatiebeschrijvingen van het Griekse eiland Skopelos en acht erotische bekentenissen. De laatste lijken het meest autobiografisch. In de reeksen uit Toscane verschijnt voor het eerst in de bundel een ik-figuur. Dat de dichter aanvankelijk verscholen ging achter men of wij heeft natuurlijk te maken met zijn thema's. Schijnbaar objectief, in ieder geval vanuit een geobjectiveerd standpunt, beschreef hij figuren of situaties. Al in de vorige bundel Moravagine of de vervloeking duikt de ikfiguur op waar zijn gestorven vriend de schilder Jan Cox wordt geëerd en waar een reis door Mexico wordt beschreven. Opvallend is dat deze laatste reeks, geschreven naar aanleiding van een reis voor het tijdschrift Avenue die hij maakte met Hugo Claus, opgedragen is aan Marie-Claire, evenals zijn nieuwe bundel. Marie-Claire de Jonghe is een pseudoniem van Freddy de Vree. Voer voor psychologen. Ik citeer twee gedichten, één uit de tweede, één uit de laatste, de titel-cyclus.
Over de in 1976 gestorven conceptuele kunstenaar Marcel Broodthaers schreef Freddy de Vree een biografie. De cynische levensvisie uit dit gedicht is ook te vinden in de jaarcyclus.
Marcel Broodthaers
Regency spiegel, 1973
't Is avond en de arend is geland
op een vlies van glas en kwik
gevat in goud gespoten over bloemen gekerfd in hout.
Aureool waarin we onszelve zien,
spiegel die links zet wat we rechts weten,
die leert dat we alleen maar schijnen wat we zijn.
Of de zon ondergaat of niet heeft geen belang
in dit moment van liegen en betrouwen.