Kroniek & kritiek
Poëtisch leven
Wiel Kusters
Hanlo en Lichtenberg
Een kanttekening
In het bekende gesprek dat J. Bernlef en K. Schippers in 1964 met hem hadden, vertelde Jan Hanlo over de achtergronden van zijn gedicht ‘Wij komen ter wereld’ onder meer: ‘Vroeger werd er zo oppervlakkig gesproken door onderwijzers en geestelijken over de doelmatigheid in de natuur. Wat is het toch doelmatig dat een giraffe een lange hals heeft, dan kan hij uitstekend bij de boombladeren. En wat is het toch doelmatig dat een schildpad een sterk schild heeft, daar kan wel een vrachtwagen overheen rijden. [...] dat geeft te denken als men zó over de doelmatigheid spreekt. Ik dacht: nu zal ik de zaak eens helemaal op zijn kop zetten, als een film die van achteren naar voren wordt afgedraaid, dan is het ook doelmatig, - als je sommige dingen schrapt.’ (J. Bernlef en K. Schippers, Wat zij bedoelen, Amsterdam 1965).
Veel eerder in hetzelfde interview is dan al de naam Lichtenberg gevallen, volgens Hanlo een vertegenwoordiger van ‘een ondergrondse traditie van dada, die zo nu en dan eens opduikt’. Zo heeft Lichtenberg (bedoeld is: Georg Christoph Lichtenberg, 1742-1799) ‘onpruimbare religieuze verzen geschreven. Maar hij heeft ook hele leuke dingen gemaakt.’
Ik denk dat Jan Hanlo zich hier vergist en Christian Morgenstern bedoelt. Lichtenberg heeft, voor zover ik weet, geen religieuze poëzie geschreven. Als schrijver dankt hij zijn bekendheid vooral aan de ‘kladboeken’ vol aforismen en andersoortige notities die hij schreef. Maar om een eventuele verwisseling met Morgenstern gaat het mij hier niet.
Een van de dingen die Lichtenberg in zijn kladboeken noteerde, heeft de door Jan Hanlo gewraakte ‘doelmatigheid’ tot onderwerp: ‘Bomen met de breedste bladeren en de sappigste vruchten groeien in de warme landen, maar de droogste harsachtige naaldbomen gedijen in de koude landen, net alsof de eerstgenoemde er staan om schaduw te werpen en dorst te lessen, en de laatstgenoemde om te worden verstookt.’
Hanlo heeft Lichtenberg gelezen, lang vóór deze in het Nederlands werd vertaald. Ik prijs zijn fijne neus. Misschien heeft hij, die zo bang was voor beïnvloeding, bij Lichtenberg ook deze notities gezien, die zich gemakkelijk met de tijd-truc uit ‘Wij komen ter wereld’ in verband laten brengen: ‘Een wereld waarin de mensen oud zijn wanneer zij worden geboren, hoe langer hoe jeugdiger en tenslotte kinderen worden, die zich steeds moeizamer voortbewegen totdat men hen tenslotte in een fles stopt, waarin zij na negen maanden ophouden te leven, nadat zij zo klein zijn geworden dat men op een boterham tien Alexanders zou kunnen verorberen. Meisjes van vijftig, zestig jaar scheppen er een bijzonder genoegen in hun klein geworden moeders te bottelen.’ En: ‘Wanneer de mens, nadat hij honderd jaar zou