De Gids. Jaargang 150(1987)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 679] [p. 679] J.J.A. Mooij Praag 1986 I De sneeuwuil (door Karel Purkyně) Eens werd zij dodelijk gewond, hoewel op de gestreepte leden geen spoor van donker bloed ontstond. Nog blinkend kwam zij naar beneden en lag sneeuwhelder op de grond, in weerwil haast van al het wrede, totdat de jager en zijn hond haar van haar waardigheid ontdeden. Nu hangt zij lichtend aan de wand. De kop omlaag, de vleugels wijd naar beide zijden uitgespreid, kleineert zij eerst de hoed met veer, dan ook de tas en het geweer, en schuift ze roemloos aan de kant. [pagina 680] [p. 680] II Vogels bij de Karelsbrug Bij avond strijkt een horde meeuwen naast eenden neer op de rivier. Soms zwenkt er één, maar dat is schier vertoon: zij komen om te schreeuwen. De scène lijkt van alle eeuwen. Wie weet ook geldt het schor getier de schimmen van de Zweden hier... De eenden ziet men heim'lijk geeuwen. Zijn, verderop, de zwanen wijzer? Hun meesterschap in het gedogen rust ook op pijnlijk onvermogen: zij dromen loom van prins of keizer. Hoog hangt de burcht in 't late licht, en houdt nu openlijk gericht. [pagina 681] [p. 681] III De kleine vogels Het uurwerk heeft de tijd geteld en door zijn handen laten gaan, hem in het rond tentoongesteld, want niets ervan is ooit vergaan. Nu draait met aarzelend geweld dit alles van zijn plaats vandaan. De kijker, die kwam toegesneld, komt in het middelpunt tot staan. De Moldau, sling'rend langs de stad der eeuwenoude astronomen, doet grote wijzers traag bewegen. Maar boven 't raderwerk der stegen blijven er kleine vogels komen, dat men de toekomst niet vergat. Vorige Volgende