De Gids. Jaargang 150
(1987)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 620]
| |
1Wat doe je op mijn dak, doofstomme duif?
Breng je me soms vrede, sus je me in slaap?
Je stoort mijn rust omdat je zwijgt. Wuift
je vlieghand naar de nacht die komen gaat?
Liever dan jou, gemankeerd gezang, een raaf
in huis die schreeuwt en steelt. Verlaat
mijn nok, ga op het kerkhof zitten koeren,
zingen met de mond dicht. Zoek naar boerenhoeven,
vlucht naar verre terebinten, zucht
zoveel je wilt. Je wordt nooit nachtegaal.
Je zingt geen lied, je bent alleen gerucht.
| |
2Hoe speelde je in Davids psalmen, vogelvlucht?
Treuren en neuriën, bange klanken klagen. Dove
oren voor mijn klachten als ik tot jou sprak.
Weer zweeg je. Maar je naam in spijkerschrift
tot hiërogliefen lees ik. Babylonisch tot aan
Castiliaans, palomita mia, getekend en gegrift
op kleitabletten of op mijn papier. Jouw faam
is groot maar heeft je roepnaam ooit bestaan?
Wat doe je op mijn tak, klein vogelijn? Hoop
je nog steeds dat ook ik je eindelijk de naam
geef die je toekomt, dat ik je wel wederdoop?
Wie zwijgt, stemt niet. Jij wordt niet gehoord.
| |
[pagina 621]
| |
3Van vissen zijn er tekens in de steen,
van kreeften zijn er sporen in de kalk.
Van kemels rekent men de ogen in de naald,
van jou zijn er slechts letters in de taal
van mensen. Je roep luidt niet, de notenbalk
schrijft je muziek niet, alleen de boekerij
spreekt over je (ver weg, in Assoerbanipal).
Toen ik, je blinde ziener, jou daar tegenkwam,
lang voor Davids psalm en vijfduizend jaar
geleden in Tweestromenland, deed je je mond
op slot. Uit welk ei kroop jij, duif van klei?
| |
4Vreemden, verten, vreemdsprakigen. Dat zijn
de plaatsen van onherbergzaamheid vanwaar
met stomheid geslagen je om woorden vraagt.
Olijftak in de snavel. Ik schrijf in rijm
je stilte op. Heilige geest boven het water
van Oermoeder Zee? Ik breng je vrede over.
Psalmen uit Hebron of uit Babylon: ik klaag
in jouw naam, sprakeloze duif, bij elke vorst
en elke god die oren heeft. Je woord voeren
zal ik waar jij zwijgt. Doofstom word ik pas
wanneer je monddicht op mijn graf komt koeren.
|
|