De Gids. Jaargang 150
(1987)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 557]
| |
Kroniek & kritiekDood en leven
| |
[pagina 558]
| |
dingen nu nodig hebben. [...] Nogal wat mensen zien de kernbewapening als een noodzakelijk kwaad om een nog groter kwaad, oorlog, te voorkomen. Dat is de doctrine van de afschrikking. Zelfs als we deze doctrine aanhangen, zullen we moeten toegeven dat de nucleaire beveiliging niet honderd procent effectief of eeuwigdurend is. Ze kan wel het doodvonnis van de mensheid zijn. Hoe groter het nucleaire arsenaal, hoe kleiner de kans dat het in de hand kan worden gehouden. De verspreiding van kernwapens, de perfectionering ervan en het voortdurende risico van technische fouten, menselijke vergissingen en kwaadaardigheid vormen de toevallige factoren waarvan de overleving van de mensen afhankelijk is. Als we nu eens vanuit een andere hoek aankijken tegen de afschrikkingsfilosofie, zien we dat die gebaseerd is op intimidatie. Elk gedrag heeft zijn eigen innerlijke logica. Als dreiging een politiek middel is, zit daaraan vast dat elke dreiging serieus moet worden genomen. En dreiging moet altijd ondersteund worden door actie. In dit geval betekent dat militaire actie. De enige conclusie is, dat de afschrikkingspolitiek het risico van een militair conflict niet beperkt, maar vergroot. Toch, zelfs na Reykjavik, gaan sommige leiders door met deze filosofie. En de vurigste aanhangers ervan willen ons een moreel lesje leren. Maar wat is hun eigen morele gezicht? Ze zijn ervan overtuigd, dat dreigementen, kracht en het gebruik daarvan de enige taal zijn in het contact met anderen. Hoe zou u reageren als u zo iemand op straat tegenkwam? Hoe kunnen ontwikkelde leiders onaanvaardbaar gedrag tussen mensen aanvaardbaar vinden tussen staten? [...]’Ga naar voetnoot* Wie spreekt hier? Mient-Jan Faber, E.P. Thompson, Jonathan Schell? Nee, de vredesbeweging heeft na Ronald Reagan een nog welsprekender bekeerling gevonden in Secretaris-Generaal Michael Gorbatsjov. Het is een verademing om zulke geluiden uit de Sovjetunie te horen, te meer omdat het niet bij dit soort woorden is gebleven. Er bestaat zelfs een gerede kans dat Gorbatsjovs waterval van ontwapeningsvoorstellen op zijn minst zal leiden tot het vastleggen van de nuloptie voor middellange afstandsraketten (inf) in een overeenkomst - de eerste keer dat van tweezijdige vermindering van aantallen kernwapens sprake zal zijn. Dat is van groot belang, omdat het naar alle waarschijnlijkheid de gevaarlijke weg naar ‘strategische defensie’ zal afsluiten. De nuloptie-overeenkomst zal immers een klimaat scheppen, waarin het abm-verdrag niet opzijgeschoven kan worden en niet veel geld voor het sdi door het Congres beschikbaar zal worden gesteld. Toch is er vooral in Europa nog veel weerstand zelfs tegen de minst vergaande nuloptie. Dat is mede te danken aan het feit dat Gorbatsjov zich voor een kernwapenvrij Europa heeft uitgesproken. Want dat houdt in dat de Sovjetunie zelf wel over kernwapens zal blijven beschikken. Dat betekent een overwicht, mocht er in Europa onbedoeld een conventionele oorlog ontstaan - en de kans daarop wordt vergroot als het risico van nucleaire escalatie wegvalt of sterk wordt verminderd. Gorbatsjov zegt in zijn rede ook dat ‘de Sovjetunie bereid is afstand te doen van haar status als nucleaire mogendheid’. Maar hoe waarachtig kan een dergelijke uitspraak zijn, als we bedenken dat China en Frankrijk dat zeker onder geen beding zullen doen. En de Verenigde Staten? Zullen grote mogendheden ooit bereid zijn afstand te doen van wat ze tot grote mogendheden maakt? Gorbatsjov voegt er meteen aan toe: ‘We willen nog geen ons veiligheid meer bezitten dan de Verenigde Staten [dat kan ook niet in het nucleaire tijdperk - maar dat willen de rivalen tot nog toe niet erkennen, VBvdB], maar we zullen ook nooit toestemmen in een lagere status of in discriminatie [en daarmee blijft de bewapeningswedloop gesanctioneerd, VBvdB].’ Afschaffing van kernwapens is een utopie en ermee schermen is propa- | |
[pagina 559]
| |
ganda. Dat doet voor mij wel iets af aan Gorbatsjovs voorstellen en het ‘nieuwe denken’ waar ze uit zouden voortkomen. Maar ook al mogen zijn voorstellen eerder door politiekstrategische overwegingen zijn ingegeven dan door omarming van de idealen van de vredesbeweging, ze zijn zelf realistisch genoeg en ze kunnen leiden tot een mogelijk zeer belangrijke doorbraak van de bewapeningswedloop. Omdat de nuloptie het dichtst bij verwerkelijking is, is het nuttig de verwarring en de weerstand die deze wekt, wat nader te bezien. (Als Gorbatsjov het Westen zo in verwarring kan brengen door een voorstel van het Westen zelf over te nemen en uit te breiden, is er dan niet wat mis in het denken over de functie van kernwapens?) De recente geschiedenis van de nuloptie begint in Reykjavik. Door een combinatie van onvoldoende voorbereiding, met name aan Amerikaanse kant, en inconsequent denken over de functie(s) van kernwapens in de internationale politiek werd de topconferentie in Reykjavik een mengeling van min of meer traditionele onderhandelingen over wapenbeheersing en het uitwisselen van utopische voorstellen over het afschaffen van alle kernwapens cq. van ballistische raketten. Daar begon de verwarring mee. In West-Europa was de overheersende indruk dat de Verenigde Staten zonder voorafgaand overleg bereid waren Europa over te leveren aan de conventionele overmacht van de Sovjetunie. Dat was overdreven, al was enige bezorgdheid zeker op zijn plaats, zij het vooral over de consequenties voor West-Europa van de manier van denken over kernwapens, die aan het sdi ten grondslag ligt. Immers, het oorspronkelijke doel van het sdi was toch om de Verenigde Staten onkwetsbaar te maken voor ballistische raketten? Dan kan je ze toch ook meteen afschaffen? En dan kan een strategisch defensiesysteem minder omvangrijk zijn, want dan is het alleen gericht tegen mogelijke fraude van de Sovjetunie en tegen derde landen (nu: Frankrijk, Engeland, China). Of dachten Reagans adviseurs dat zij in dat geval hun voorsprong op het gebied van kruisvluchtwapens en bommenwerpers zouden kunnen benutten? Maar waarom in hemelsnaam de grondslag van de huidige stabiliteit van de kernwapenbalans opgeven in ruil voor een veel onzekerder en instabieler verhouding? De nuloptie, reductie van strategische kernwapens en een omvattend kernstopverdrag - dat viel alles heel goed in te passen in de huidige symmetrische kernwapenbalans. Daarmee kan deze ook veiliger worden, mede door de ermee samenhangende verbetering van de politieke betrekkingen tussen de grootmachten. Maar de afschaffing van alle ballistische raketten, inbegrepen de slbm's, de op onderzeeërs gestationeerde lange afstandsraketten, die in de voorzienbare toekomst onkwetsbaar zullen blijven? Was dat aanbod niet een onberaden poging om sdi er toch doorheen te slepen? (Reagan zelf: ‘I made to the General-Secretary an entirely new proposal: a 10-year delay in the deployment of sdi in exchange for the complete elimination of all ballistic missiles.’) En werd daarmee het voorstel van Gorbatsjov tot afschaffing van alle kernwapens niet ten onrechte au serieux genomen en te veel eer bewezen? De knieval voor de utopie maakte Reykjavik tot een dubieus gebeuren, niet alleen voor de veiligheid van West-Europa. In de Verenigde Staten zelf is ook sterk verzet gerezen tegen de afschaffing van alle ballistische raketten. Kort na Reykjavik maakte minister van buitenlandse zaken Schultz trouwens de onmogelijkheid ervan al duidelijk: ‘Even after the elimination of all ballistic missiles, we will need insurance policies to hedge against cheating or other contingencies. A small nuclear ballistic missile force could be part of that insurance.’ Afgeschaft en weer opgestaan dus. In Reykjavik verbond Gorbatsjov nog al zijn andere voorstellen aan een akkoord over sdi. Door die consequente tactiek legde hij de verantwoordelijkheid voor de mislukking bij Reagan. Maar daarmee zat de zaak vast. In dat | |
[pagina 560]
| |
licht moeten we naar alle waarschijnlijkheid Gorbatsjovs ontkoppeling van sdi en nuloptie zien. Er wordt wel gezegd dat zijn initiatief gericht is op het verkrijgen van een overheersende positie in Europa - politiek en militair. Maar had hij het dan niet al veel eerder kunnen nemen? Ik meen dat Gorbatsjov echt een dusdanige verbetering van de betrekkingen met het Westen wil, dat hij ook op langere termijn voorrang kan blijven geven aan de technologische en economische ontwikkeling van de Sovjetunie zelf. Daarom wil hij de kosten van bewapening en militaire inspanning beperkt houden - en zich zeker niet in een vruchteloze en verspillende race om ‘strategische defensie’ laten meeslepen. Hij wil de Sovjetunie niet langer een eenarmige of eenbenige supermacht meer laten blijven, zou men ook kunnen zeggen. Dat is niet ongunstig voor het Westen, want een economisch en technologisch meer ontwikkelde Sovjetunie kan geen gesloten samenleving blijven, zoals Gorbatsjov nu al blijkt te beseffen, al gaat het hem om hervorming van het bestaande bestel. Hoe dit ook zij, het afsluiten van een overeenkomst over inf zou inderdaad een aanzienlijke klimaatsverbetering inhouden en het beeld van de Sovjetunie bij de westerse publieke opinie gunstig beïnvloeden. Daardoor worden andere wapenbeheersingsovereenkomsten mogelijk, die de militair-strategische verhouding tussen Verenigde Staten en de Sovjetunie kunnen stabiliseren. Gorbatsjov zal dat als de beste manier zien om sdi in toom te houden - na de interventie van senator Nunn over het abm-verdrag zo gek nog niet. Al is het initiatief van Gorbatsjov niet op West-Europa gericht, het heeft in Europa - en vooral in Duitsland - de schrikreactie opgeroepen of Europa niet wordt teruggebracht in de situatie die Helmut Schmidt tot zijn befaamde Londense rede van 1977 bracht en die het belangrijkste motief van het navo-dubbelbesluit van 1979 was: de dreigende ontkoppeling van de Europese veiligheid van die van de Verenigde Staten. Dit brengt ons terug bij een oude discussie en de meeste argumenten zijn déjà vu of entendu. Dat geldt ook voor de mijne, zij het dat ik ze in het wat ruimere kader zal plaatsen van een analyse van de aard van afschrikking in het nucleaire tijdperk. De geponeerde noodzaak van koppeling met behulp van middellange afstandskernwapens berust op de veronderstelling, dat de afschrikking zonder die koppeling niet sterk genoeg meer zou zijn. Het is een bezorgdheid, die al is opgekomen toen het Amerikaanse grondgebied kwetsbaar werd voor nucleaire vergelding door de Sovjetunie, met name toen in het begin van de jaren zestig ook de Sovjetunie begon te beschikken over wat McNamara het vermogen tot verzekerde vernietiging (Assured Destruction) heeft genoemd. Om misverstand te voorkomen: die wederzijdse vermogens zijn een gegeven, een onontkoombaar feit, zolang ze althans beide onkwetsbaar zijn, en dat blijft tot in de voorzienbare toekomst zo. Dat feitelijke gegeven hoeft niet samen te vallen met een op wederzijds verzekerde vernietiging (mad) gebaseerde nucleaire strategie - dat is in feite sinds 1973 niet meer het geval - om wel degelijk door beide partijen erkend te worden en als grondslag voor hun handelen te dienen. McGeorge Bundy spreekt daarom van ‘existential deterrence’, die het voorzichtige en terughoudende conflictgedrag van de Sovjetunie en de Verenigde Staten bepaalt. Wat betekent dit existentiële gegeven voor Europa? De gangbare interpretatie is dat ‘extended deterrence’ - de Amerikaanse dreiging met nucleaire vergelding, al of niet ‘flexibel’ - zoals het heet ‘geloofwaardig’ was, toen de Verenigde Staten beschikte over een reëel nucleair overwicht. Maar vanaf het moment, dat er een symmetrische balans van kwetsbare samenlevingen en onkwetsbare nucleaire arsenalen ontstond, was dit niet meer het geval. De standaard-(retorische) vraag werd of de Amerikaanse president bereid zou zijn New York op te offeren voor Hamburg, of Boston voor Berlijn - en dan natuurlijk ook of hij de vernietiging van de Verenigde Staten zou riskeren | |
[pagina 561]
| |
voor de verdediging van Europa. Dit soort vragen waren gebaseerd op oorlogsscenario's en moesten dus wel uitgaan van het mogelijk ‘falen’ van de afschrikking, dat wil zeggen van de reële mogelijkheid van een (conventionele) aanval van de Sovjetunie. De ontkoppelingsredenering trad immers pas in werking na zo'n aanval. Als de gewenste wapensystemen - de Pershings ii en kruisvluchtwapens - er zouden komen, zou het weer wel geloofwaardig zijn dat de Amerikaanse president ze zou inzetten. Maar waarom eigenlijk? Waarom zou een Amerikaanse president wel de vernietiging van de Verenigde Staten riskeren door inzet van middellange afstandskernwapens vanuit West-Europa en niet door inzet van andere ‘forward based systems’ of strategische kernwapens? Het geloofwaardigheidsargument bijt zich in de eigen staart: geen enkele inzet van kernwapens als antwoord op een aanval kan meer geloofwaardig zijn, omdat dit op zelfmoord neerkomt. De koppelingsredenering gaat uit van een onjuiste opvatting van de aard van afschrikking in het nucleaire tijdperk. Die berust op wederzijdse kwetsbaarheid en zal dat blijven doen, sdi of geen sdi. Afschrikking is niet meer eenzijdig - in de zin dat de Verenigde Staten de Sovjetunie afschrikt en omgekeerd, zodat beide zich moeten bekommeren om de ‘effectiviteit’ daarvan, dat wil zeggen om de geloofwaardigheid van hun eventuele antwoorden op een mogelijke aanval, die de tegenstander van die aanval zouden afschrikken. Dat was de betekenis van afschrikking in prenucleaire tijden en de periode van Amerikaanse nucleaire superioriteit (toen de Sovjetunie nog niet beschikte over de middelen om de Verenigde Staten met kernwapens te bereiken). Nu, zo zou men het kunnen formuleren, gaat het om de geloofwaardigheid (of waarschijnlijkheid) van het initiatief, om de vraag of een van de rivalen ooit om beperkt gewin het risico zal willen lopen van een kernoorlog, van de folie à deux, van een kernoorlog die de eigen vernietiging inhoudt. Men gaat er nu wel algemeen vanuit, dat het bestaan van assured destruction-vermogens een eerste aanval met strategische kernwapens uitsluit. Maar, zo wordt vaak gesteld, juist die stabiliteit op het strategische niveau maakt de lagere geweldsniveaus instabiel, maakt dat daar een gewapend conflict wel mogelijk wordt. Ik meen dat die redenering - de zogenaamde stabiliteit-instabiliteitsparadox - niet klopt en door het gedrag van de rivalen wordt weersproken. De rivalen kunnen er namelijk nooit zeker van zijn dat een militaire confrontatie, hoe klein ook, beperkt zal kunnen blijven. Ze zijn gedwongen uit te gaan van de zekerheid van onzekerheid; ze moeten rekening houden met de mogelijkheid van escalatie, bedoeld of onbedoeld. Pas als het risico van escalatie tot nul teruggebracht kan worden, zou een initiatief weer geloofwaardig kunnen worden (= waarschijnlijk genoeg om er zich op voor te bereiden). Dat is nu allerminst het geval. Het escalatiegevaar - niet alleen van als zodanig bedoelde escalatie, maar ook van onbedoelde en ongewilde escalatiebleek maar al te duidelijk tijdens de enige crisis waar dat werkelijk een rol heeft gespeeld, de Cuba-crisis in 1962. Alleen al het besluit tot een ‘alert’, een hogere graad van paraatheid, kan leiden tot de mogelijkheid van escalatie in een gebied waar dit helemaal niet wordt verwacht. Dat deed zich voor boven het schiereiland van Ochotsk, waar een Amerikaanse piloot (als gevolg van het opvoeren van de frekwentie van verkenningsvluchten) verdwaald raakte. Wanneer hij niet op tijd was weggekomen, was er een luchtslag tussen een groep Amerikaanse en een groep Sovjet-straaljagers ontstaan, die beide naar hem op weg waren. Toen McNamara dit bericht hoorde trok hij wit weg en sprak: ‘This means war with the Soviet Union.’ Dit alomtegenwoordige gevaar van escalatie als gevolg van de wereldwijde militaire opstellingen van de Sovjetunie en de Verenigde Staten maakt dat er een situatie is ontstaan die het beste gemeenschappelijke afschrikking kan worden genoemd.Ga naar eind* De rivalen worden ‘afge- | |
[pagina 562]
| |
schrikt’ door het gemeenschappelijke risico van een bedoeld of onbedoeld op een kernoorlog uitlopen van iedere directe militaire confrontatie of ernstige politieke crisis. Ze worden daardoor gedwongen tot uiterst voorzichtig, terughoudend en crisismijdend gedrag. Ondanks de bewapeningswedloop en op oorlogvoering gerichte militaire strategieën gedragen de rivalen zich in feite zo voorzichtig, dat ze crises van het niveau van de Cuba-crisis hebben weten te voorkomen. Die voorzichtigheid is het meest uitgesproken en duidelijk waar vitale belangen van beide partijen duidelijk tegenover elkaar staan en als zodanig zijn afgebakend. Vanuit dat perspectief is Europa - ondanks de enorme legers die tegenover elkaar staan - in feite het veiligste gebied, dat er in de wereld is, onder de voorwaarde dat er een escalatierisico blijft bestaan. En alweer, dat berust niet op de vraag of de Amerikaanse president in theorie iets al of niet zal willen doen, maar op de vraag of de Sovjetunie - en omgekeerd de Verenigde Staten - er ooit vanuit kan gaan dat in een feitelijk oorlogsproces zich onder geen beding escalatie naar nucleair niveau zal kunnen voordoen. Dat kan niemand met zekerheid voorspellen, gezien het grillige en onvoorspelbare verloop van oorlogen en de als gevolg van technologische ontwikkelingen toegenomen vernietigingskracht en onbeheersbaarheid van het oorlogsproces. Het escalatierisico maakt oorlog-iedere oorlog - onmogelijk en ondenkbaar. Wanneer we vanuit het perspectief van gemeenschappelijke afschrikking naar de nuloptie kijken, is er geen enkele reden om bezorgd te zijn dat deze de Europese veiligheid zal schaden. Het conventionele overwicht van de Sovjetunie (dat allerminst zeker is) of de sovjetstrategie van het offensief (primair een reactie op het verleden en een gevolg van prenucleair denken; geen indicatie van offensieve bedoelingen in de situatie van gemeenschappelijke afschrikking) zijn van geen belang, zolang het vitale belang van de Verenigde Staten bij West-Europa wordt geconcretiseerd door de stationering van ruim driehonderd duizend Amerikaanse troepen in West-Europa en door tactische kernwapens. Deze verzekeren het escalatierisico meer dan voldoende en maken het onnodig om de conventionele verdediging te versterken, zoals nu iedereen noodzakelijk schijnt te vinden. De navo is in dit perspectief een nieuw soort veiligheidsgemeenschap, één onaantastbaar geheel vanuit het perspectief van de rivaal (dat geldt omgekeerd ook voor het Warschau Pact). De traditionele opvatting van de aard van de afschrikking daarentegen, verstoort de politieke eenheid van de navo en drijft Amerika en West-Europa uit elkaar. Als de geloofwaardigheid van de nucleaire afschrikking afgenomen zou zijn, wordt de kans op een sovjet-aanval vergroot, zo luidt de redenering, en dus moeten de middellange afstandskernwapens voor koppeling zorgen. Maar die stelling houdt in, dat Amerika alleen risico zou lopen in een kernoorlog verwikkeld te raken als gevolg van een militaire confrontatie in Europa en om Europa te beschermen. Is het dan niet logisch dat in Amerika wordt gezegd dat Europa liever Amerika dat risico wil laten lopen, dan zichzelf - met duurdere conventionele wapens - te verdedigen? Daarom zegt Leon Wieseltier bijvoorbeeld: ‘In short the Europeans prefer the nuclear peril to higher taxes. That is what is so galling about the defence policy of the Atlantic Alliance. It is not only themselves that our allies place in jeopardy. Their economic objection to a con- | |
[pagina 563]
| |
ventional defense has consequences for the us as well. Their plea for the American nuclear guarantee [= koppeling] means that they would sacrifice us for the sake of their standard of living [...]. It is not America's fault if doubts about the Alliance are heard on this side of the Atlantic.’ Tussen haakjes: dit is het spiegelbeeld van het verwijt, dat de Verenigde Staten een beperkte kernoorlog op Europees grondgebied zou willen uitvechten. Het citaat van Wieseltier is een mooi voorbeeld van de manier waarop het koppelingsstreven als een splijtzwam kan werken, omdat het uitgaat van de onjuiste veronderstelling dat de huidige nucleaire balans een conventionele aanval van de Sovjetunie waarschijnlijker heeft gemaakt. Daarom zou dezelfde analyse uiteindelijk kunnen leiden tot terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Europa. Een onbedoelde voorbode daarvan is het recente boek van McNamara, Blundering to Disaster. McNamara wenst nu ook volledige conventionalisering van de navo, dat wil zeggen een kernwapenvrij Europa, maar wel het versterken van de conventionele strijdkrachten met behulp van nieuwe technologieën. McNamara's motief is een oorlogsscenario, de grote kans dat een conventionele aanval van de Sovjetunie tot vroegtijdig gebruik van tactische kernwapens zal leiden. Maar het escalatierisico sluit zo'n aanval nu juist volstrekt uit. Men kan volhouden dat Amerikaanse troepen in West-Europa het escalatierisico al afdoende verzekeren. Dat is waarschijnlijk juist. Maar zal het Amerikaanse Congres erin toestemmen troepen in Europa te laten zonder bescherming van kernwapens? Zal er bovendien geen conventionele bewapeningswedloop in Europa kunnen ontstaan? Bevordert dat de veiligheid? De traditionele opvatting van afschrikking houdt zich bezig met het antwoord, met scenario's die het falen van de afschrikking veronderstellen, en drijft daarmee de Verenigde Staten en West-Europa uit elkaar, omdat uit die scenario's een asymmetrische verdeling van risico's volgt. Die opvatting van afschrikking brengt bovendien met zich mee, dat er militair evenwicht op alle niveaus en in alle wapensystemen zou moeten zijn - hetgeen buitensporige waarde toekent aan kwantitatieve voorsprongen en achterstanden op de ‘militaire balans’. Het perspectief van gemeenschappelijke afschrikking is daarom meer in overeenstemming met de realiteit van het kernwapentijdperk. Zeker waar vitale belangen tegenover elkaar staan (en West-Europa is en blijft een vitaal belang van de Verenigde Staten; als de Sovjetunie West-Europa zou beheersen is de Verenigde Staten geen supermacht meer) bestaat een dwang tot uiterst terughoudend en voorzichtig gedrag. Ieder initiatief, ieder risico, zelfs van een ernstige politieke crisis, moet worden vermeden. De veiligheid van West-Europa hangt uiteindelijk af van het voortbestaan van die situatie, van de onmogelijkheid en ondenkbaarheid van oorlog als gevolg van de gemeenschappelijke afschrikking. Die biedt de mogelijkheid om zowel de conventionele defensie als het aantal kernwapens drastisch te verminderen, een proces dat het onderling vertrouwen tussen Oost en West in Europa zal versterken, en er ook van afhankelijk is. De veiligheid van West-Europa hangt niet af van de mechanische analogie van koppeling en ook niet van militair evenwicht op conventioneel gebied of van korte dracht raketten (srinf) - als ging het om twee treinstellen. Ook die kunnen rustig verdwijnen zonder het escalatierisico op te heffen. Zoals daar vaak over wordt gesproken, is het net alsof het wapens zijn zoals vroeger de artillerie, die in een prenucleaire oorlog voor aanval of verdediging kan worden gebruikt. Op kaarten in kranten en op televisie worden raketten met hun dracht in concentrische cirkels afgebeeld - kunnen zij de Sovjetunie vanuit West-Europa bereiken, West-Europa van achter de Oeral, West-Duitsland vanuit Oost-Duitsland enzovoort-alsof er ouderwetse schietpartijen mee te houden zouden zijn. Ze worden ook in | |
[pagina 564]
| |
niveaus ingedeeld, waarbij de vraag wordt gesteld wie er zoveel van heeft dat eventueel de tegenstander belet kan worden om tot op dat niveau te escaleren. Maar de Europese veiligheid hangt daar geenszins vanaf. Er is geen escalatieladder en geen strategie van het aangepaste antwoord nodig. Veiligheid en ontspanning zijn het meest gebaat bij het behoud van ‘gemeenschappelijke afschrikking’, bij het bestaan van een Atlantische veiligheidsgemeenschap en daarmee in samenhang van een voldoende verzekerd escalatierisico. Vliegtuigen en vooral schepen zijn daar waarschijnlijk beter voor geschikt dan op land geplaatste wapens - maar dat is een ander chapiter. Nogmaals, vanuit het perspectief van ‘gemeenschappelijke afschrikking’ kan Gorbatsjov zeer ver tegemoet worden gekomen zonder dat dit de Europese veiligheid schaadt. Ik zou er Gorbatsjov graag toe bekeren. |
|