De Gids. Jaargang 150(1987)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 555] [p. 555] J. van Tooren Acht Tanka Heel die zomerdag ijlden de golfjes voorbij glinstrend over 't ven; langs het bloeiend schiereiland tot de oever, hoe lichtgroen ook. * Zwart staan de kruisen van molens langs de einder, maar hoog uit het blauw daalt een vlucht vederwolken als veel vleugels, neerstrijkend. * Kleine bergtempel; is hij eindelijk bereikt -volledig ledig; maar in een ronde spiegel opeens-je eigen gezicht. * Ik meende er lag sneeuw, zo wit, de tuin; maar buigend onder het raambint zag ik hoog aan de hemel doodstil, de maan schitteren. * [pagina 556] [p. 556] Op donker water tussen haar aangevreten gescheurde blaren een witte waterlelie ongerept en wijdopen. * Jij plantte een goud-es aan het Noorden van ons huis voor een schijn van zon; aan 't Noorden van mijn leven wuiven zijn gouden takken. * Wanneer een ster sterft - lichtjaren lang blijft zijn straal aan de aarde raken; als ons lief gestorven is hoe lang nog straalt zijn wezen! * Door matte, natte blaren van de nazomer schijnt de morgenzon; vertel jezelf vanavond jouw eigen lieve leven. Vorige Volgende