De Gids. Jaargang 150
(1987)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdWillem G. Weststeijn
| |
[pagina 430]
| |
officiële kritiek en door zijn omgeving miskend voelt en zijn heil heeft gezocht in een stad in het Noorden. Hij nodigt een meisje dat hij nauwelijks kent uit haar vakantie bij hem te komen doorbrengen, en zij stemt gretig toe. Wanneer ze is aangekomen behandelt de kunstenaar haar nogal bot; hij bedrinkt zich en maakt haar duidelijk dat hij met haar wensen eigenlijk absoluut geen rekening wil houden. De door twijfel en eigenliefde geplaagde kunstenaar is alleen maar bezig met zichzelf en het meisje is niet in staat die houding van hem te doorbreken. ‘Agejev ging bij het raam zitten en veegde met zijn mouw het glas af. Zijn linkerooglid trilde. Hij was zich er goed van bewust dat Vika zijn enige redding was, maar er was iets in haar wat hem onnoemelijk ergerde. Ze was naar hier gekomen, fris, knap en verliefd, ach verdomme! Waarom moest hij toch altijd zo nodig iets bewijzen? En tegenover wie, tegenover haar! En zij had al haar moed bijeengeraapt en was met angstige verwachting in het hart naar hem gekomen, ze dacht al aan hun eerste nacht, ze dacht aan hem, ze wilde zich tegen hem aan vlijen, tegen een dronkaard. Ach wat een ellende! En het zou ook allemaal zo gegaan zijn, als ze het onmiddellijk met hem eens was geweest, als ze gezegd zou hebben: “Ja, je hebt gelijk.” Dan zou hij buiten zichzelf van enthousiasme zijn geweest.’ Langzamerhand groeit de irritatie. De kunstenaar laat merken dat hij liever alleen is en dat het meisje maar beter kan ophoepelen; zij is onder de indruk van de prachtige natuur, maar kan de houding van haar vriend steeds minder goed verdragen. Lang voordat haar vakantie voorbij is keert het meisje terug naar Moskou. Op een subtiele manier heeft Kazakov in dit verhaal de emotionele spanningen blootgelegd van een betrekkelijk onsympathiek karakter. De kunstenaar heeft het meisje uitgenodigd om iemand om zich heen te hebben die hem bewonderde en begreep en zich op die manier te bevrijden van zijn twijfels, zijn eenzaamheid en zijn gevoel een miskend genie te zijn. Wanneer blijkt dat ze niet de juiste persoon voor hem is laat hij haar vallen als een baksteen en behandelt hij haar uitermate grof. De egoïstische houding van de kunstenaar krijgt echter een andere dimensie omdat de kunstenaar ook beschreven wordt als iemand die strijdt voor zijn persoonlijke integriteit. Hij is niet voor niets weggevlucht uit een hem vijandige wereld die hem volstrekt niet begrijpt en ook niet wil begrijpen en hem opzadelt met twijfels aan zichzelf. Zijn reactie jegens het meisje, dat eveneens vol onbegrip is, wordt daardoor op zijn minst verklaarbaar. ‘Hij herinnerde zich met een machteloze woede de twistgesprekken die hij al in zijn studententijd voerde met schilders en kunstkenners die het niet eens waren met zijn schilderijen en tekeningen, of zijn kleuren. En hij bedacht dat het hem daarom niet gelukt was hen met overtuigende argumenten te vermorzelen en zijn messianisme te bewijzen, omdat hij niet geïnspireerd werd door een idee. En wat is een profeet zonder idee? [...] Er bekroop hem een bitter gevoel van vervreemding, van onthechting van de wereld. Hij wilde van alles en iedereen verwijderd zijn. Hij dacht eraan hoe wilde dieren als ze ziek zijn zich afzonderen, een verborgen plekje opzoeken en dan met een of ander mysterieus kruid genezen, of sterven. [...] Hij voelde dat hij enorm moe was, moe van zichzelf en van zijn gedachten, van de twijfels die zijn geest verteerden en van het drinken, en dat hij trouwens helemaal ziek was.’ Kazakov schrijft veel over liefdesrelaties die niet bevredigend zijn: de verwachtingen zijn zo groot dat de partner daar niet aan kan voldoen. En vaak kiest de partner voor zichzelf en voor zijn eigen leven, staat hij niet open voor de ander. In het verhaal ‘De lelijke’ wordt de lerares Sonja verliefd op een jonge hulparts die uit woede dat een ander met zijn vriendin is getrouwd enige aandacht aan de lelijke lerares besteedt. Het verlangen van het meisje naar werkelijke liefde staat in schril contrast met de brute manier waarop ze door de hulparts behandeld wordt. In ‘Daar loopt een hond’Ga naar eind2. ontmoet een sportvisser in de bus op weg naar zijn | |
[pagina 431]
| |
favoriete visplek een vrouw die overduidelijk problemen heeft en contact met hem zoekt. Ze praten met elkaar gedurende de nachtelijke busreis, maar als 's morgens vroeg de visser ter bestemder plaatse is aangekomen laat hij de vrouw alleen verder reizen. Hij kiest voor zijn eigen genoegens. Pas drie dagen later, tijdens de terugreis, beseft hij dat hij een mens in nood niet heeft willen helpen en schaamt hij zich daarover. De keuze voor zichzelf in plaats van voor de ander heeft in de verhalen van Kazakov iets ambivalents. Enerzijds wordt die keuze veroordeeld, anderzijds geeft de auteur impliciet aan dat daarin misschien toch de enige mogelijkheid ligt rust en een beetje geluk te vinden. Ook al vindt de sportvisser zich naderhand een ‘stuk schorem’ en een ‘ongelooflijke vuilak’, er bestaat geen twijfel over dat hij tijdens het vissen volmaakt gelukkig was en de vrijheid van het alleen zijn in de natuur als iets weldadigs heeft ervaren. Ook de bakenmeester Jegor in ‘De renegaat’Ga naar eind3. wil zich niet binden. De jonge Aljonka bezoekt hem 's nachts regelmatig en probeert hem te overreden zijn luie leventje op te geven, het drinken te laten en te trouwen. Voor Jegor is dat ‘allemaal larie’. Hij heeft een heimelijk, onbestemd verlangen, dat zo nu en dan naar buiten breekt in het zingen van klagelijke, smartelijke liederen. Vrijheid is voor de personages van Kazakov het hoogste goed. ‘Vrijheid is iets onzegbaars - het is iets als de zon, als de onafzienbare sterrenhemel, als een warme, gestage wind, als een snelle, bulderende rivier! Vrijheid betekent dat je voor niemand bang hoeft te zijn, dat je niet hoeft te doen wat je niet wilt.’Ga naar eind4.
Het verlangen naar vrijheid staat ook centraal bij de helden van Vasili Sjoeksjin. Zijn personages willen zich echter niet zo zeer onttrekken aan de menselijke gemeenschap en zich terugtrekken op zichzelf, het gaat er bij hen meer om dat de sleur van het dagelijks leven zo nu en dan wordt doorbroken, dat de druk van het werk wordt verlicht doordat ze deel hebben aan een andere wereld, de wereld der verbeelding. Die wereld kan vele vormen hebben. In ‘Mille pardon, madame’ zijn het de fantastische, leugenachtige verhalen die de hoofdpersoon opdist en die hem uittillen boven het feit dat hij een eeuwige mislukkeling is. Voor oude mannen is die andere wereld de herinnering, heel vaak ook de gedachten aan de dood, voor jongeren dromen over de liefde en voor iedereen: de drank. Vodka is een niet weg te denken element uit de verhalen van Sjoeksjin, zoals het ook een niet weg te denken element is uit het leven van de gewone Rus. Een van zijn helden bedrinkt zich eenmaal per maand om zich echt iemand te voelen, een ander drinkt omdat er iets verkeerds zit in zijn ziel. Vodka geneest de geest, brengt de ‘andere’ wereld, de vrijheid. Zoals Abram Terts heeft gezegd: de Russen drinken niet uit droefheid, maar vanwege een eeuwenoude behoefte aan het wonderbaarlijke en buitengewone, ze drinken op een mystieke manier, waarbij ze proberen de ziel los te maken van de aardse zwaartekracht en die terug te brengen in zijn heilige, niet-lichamelijke toestand. Een typisch Sjoeksjin-verhaal is ‘Stepka’Ga naar eind5.. De hoofdpersoon ontsnapt uit de gevangenis drie maanden voordat zijn straftermijn afloopt. Hoewel hij weet dat hij met zijn ontvluchting een nieuwe, dubbel zo lange gevangenisstraf riskeert kan niets hem weerhouden: het is lente geworden en het verlangen naar zijn dorp en familie is welhaast ondraaglijk. Stepka brengt een middag en avond in de familiekring door en laat zich vervolgens gewillig meevoeren door een agent die hem komt arresteren. ‘Doet er niet toe... Ik heb nou weer wat krachten opgedaan. Nou kan ik het weer aan. Maar al die dromen die me dwars zaten-iedere nacht droomde ik van het dorp... Wat is het hier toch mieters in het voorjaar, waar of niet?’ Hij heeft echter geen rekening gehouden met het verdriet dat hij met zijn korte bezoek zijn familie aandoet. Zijn doofstomme zuster, die dolblij was dat hij was teruggekeerd, kan niet begrijpen dat hij zo snel al weer | |
[pagina 432]
| |
moet verdwijnen. Het afscheid is bijzonder pijnlijk voor Stepka.
In Kazakovs verhalen komen de emotionele conflicten tussen de mensen nooit echt tot uitbarsting, de personages houden zich in. Sjoeksjins helden zijn veel feller en directer. De emoties lopen snel heel hoog op en brengen de personages vaak in belachelijke of beschamende omstandigheden. Sjoeksjin sluit, meer dan Kazakov, aan bij het leven van de gewone Rus. Hij beschrijft bij voorkeur mensen die het slachtoffer zijn geworden van de grote sociale veranderingen in de Sovjetunie gedurende de laatste decennia. De collectivisatie, het uit de grond stampen van een zware industrie en de daarmee gepaard gaande urbanisatie, de oorlog en niet in de laatste plaats de politieke terreur hebben miljoenen mensen van huis en haard losgerukt en hen geconfronteerd met een nieuwe, niet erg vertrouwde en vaak harde wereld. Sjoeksjin beschrijft deze ontwortelden. Ze hebben hun vroeger milieu definitief vaarwel gezegd, maar hebben nog nauwelijks enige binding met hun nieuwe omgeving. Ze horen niet op het platteland, maar ook niet in de stad, het zijn geen boeren, maar ook geen proletariërs, en ze verhuizen gemakkelijk, want ze voelen zich toch nergens echt thuis. Hun gedesoriënteerdheid maakt ze onzeker en agressief, tot echte, diepgaande relaties zijn ze vaak niet in staat. Ivan in het verhaal ‘En profil et en face’Ga naar eind6. is het prototype van een dergelijke figuur. Hij heeft een paar diploma's en voelt dat hij een zinloos leven leidt in het dorp waar de directeur van de kolchos hem allerlei karweitjes laat opknappen. ‘Verdomme, ze kunnen helemaal verrekken! Ik heb om de Noord gevaren... Ik ben motorrijder, bankwerker vijfde klasse... Nou goed, misschien ga ik niet voor een heel jaar op pad, maar... Verdomme, verrekken kunnen ze!’ De oude man tegen wie Ivan deze woorden spreekt begrijpt niet waarom Ivan het dorp, waar hij toch genoeg te eten heeft, wil verlaten. Ivans moeder wil haar zoon dolgraag in het dorp houden, ze ziet hem als een steun voor haar oude dag en snapt niets van zijn frustraties. Ondanks de emotionele band die hij met zijn moeder heeft - de band met de echtgenote wordt door Sjoeksjin altijd negatief geschetst, de band met de moeder positief - en ondanks zijn besef dat het elders niet veel beter zal zijn besluit hij uit het dorp te vertrekken.
Sjoeksjin, die al in 1974 is overleden (Kazakov in 1982), is nog steeds een mateloos populair schrijver in de Sovjetunie. Hij raakt, net als de eveneens jong gestorven dichter/zanger Vladimir Vysotski, aan iets typisch Russisch dat moeilijk is te definiëren, maar dat zonder twijfel te maken heeft met een drang naar ongebondenheid, naar chaos zelfs misschien. Net als Vysotski was Sjoeksjin overigens een gevierd acteur, die vaak in zijn eigen films (zoals zijn bekende De rode sneeuwbalboom) de hoofdrol speelde. Van Kazakov en Sjoeksjin zijn verschillende verhalen in het Nederlands vertaald; een aparte bundel van hun werk is echter nooit verschenen. Dat is jammer en gezien de kwaliteit van de verhalen niet terecht: als belangrijke vertegenwoordigers van een nu voorbije periode in de Sovjetliteratuur verdienen ze meer dan de verbrokkelde representatie die hen tot op heden in ons land ten deel is gevallen. |
|