bij een roman - als een afgerond, voltooid geheel te presenteren. Voor de criticus is dit aspect interessant omdat het hem in staat stelt op basis van thematische, formele of stilistische kenmerken het eigene van een auteur nader te analyseren.
Dit heeft tevens geleid tot een andere opvatting omtrent het genre. Het accent kwam te liggen op de uit de kortheid voortvloeiende compactheid en directheid waarmee het onmiddellijke gegeven werd uitgewerkt. De intrige verdween grotendeels, de essentie beperkte zich tot een zo origineel, zo verrassend mogelijk weergeven van een karakter, moment of situatie. Veel meer dan een anecdote is het verhaal de verwoording van een geestestoestand, van een gevoel, van indrukken geworden. Het resultaat is vaak een werkelijkheid, weergegeven op het scherp van de snede, het uitzetten van een paar strakke, krachtige lijnen die meer van de wereld die erachter ligt verraden dan de gebruikelijke details. In deze conceptie is het verhaal een geheel eigen waarde gaan vertegenwoordigen.
Welke schrijvers springen binnen dit ruime kader nu direct naar voren? Om niet tot een droge opsomming van namen en titels te vervallen, zal ik mij voor een algemene karakteristiek tot enkele figuren beperken.
Het poëtisch-dromerige (dat soms bijna in de buurt van het ‘poème en prose’ komt) vinden we in de bundels van bijvoorbeeld Jean-Loup Trassard (L'ancholie, 1975 en Des cours d'eau peu considérables, 1981).
Als vertegenwoordiger van het fantastische verhaal geniet Pierre Gripari enige faam door zijn bundels Contes de la rue Broca (1967), L'arrière-monde et autres contes de menterie (1972) en Rêveries du Martien en exil (1976). Het gaat hem niet zozeer om de stijl, maar vooral om het ritme, de dramatische expressie en de levensechtheid van zijn personages. Zoekend naar hun bestemming in het leven blijven zij de angst voor de uiteindelijke vernietiging met zich meedragen en tot uitdrukking brengen. Gripari is daarom geïnteresseerd in wat mensen geloven, voelen, verwachten en in wat ze elkaar hierover vertellen. Zijn fantastische verhalen vormen in zekere zin een neerslag van deze interesse. Voornaamste inspiratiebron is voor hem het complex van individuele en collectieve dromen zoals we dat ook aantreffen in mythen, mysteriën, folklore en bijgeloof.
Bij Annie Saumont (Dieu regarde et se tait, 1979) spelen menselijke relaties een belangrijke rol. Ze beschrijft meestal eenvoudige mensen wier leven door een ingrijpende of dramatische gebeurtenis een verandering heeft ondergaan. Door de rechtstreekse manier waarop ze haar personages presenteert, worden we vaak nogal direct, maar daardoor juist zeer indringend, geconfronteerd met hun problemen. In andere verhalen wordt de intensiteit van gevoelens en emoties benadrukt door een uiterst afstandelijke manier van vertellen.
De grootste virtuoos is ongetwijfeld Daniel Boulanger. Hij werd in 1922 geboren en behoort dus eigenlijk tot de oudere generatie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij wegens het plegen van sabotage door de Duitsers opgepakt maar wist zich niettemin aan tewerkstelling in Duitsland te onttrekken. Zijn eerste literaire activiteit bestond uit het schrijven van twee toneelstukken. Na de oorlog leidde Boulanger een bijzonder afwisselend bestaan als schaapherder in Brazilië, ambtenaar op het ministerie van economische zaken in het onder Frans koloniaal beheer staande Tsjaad, schilderijencolporteur, organist en huissurveillant. In 1958 besloot hij verder alleen nog maar te willen schrijven en verruilde hij zijn woonplaats Parijs voor het rustiger Senlis. Dank zij deze afzondering ontwikkelde hij een zeer grote produktiviteit. Intussen publiceerde hij een tiental romans en schreef hij ruim zestig filmscenario's, onder andere voor Louis Malle (Le voleur), Jean-Luc Godard (A bout de souffle) en François Truffaut (Tirez sur le pianiste).
Zijn grootste bekendheid kreeg Boulanger echter als schrijver van novellen. Van de tientallen bundels die hij de afgelopen jaren publi-