geknipt. De leden van de Vereniging verdrongen zich rond de lange tafel, vanwaar ons de volle glazen als rode en gele lampjes tegemoet straalden. Soms onderbraken ze hun conversatie en knikten ons glimlachend toe alsof ze ons wilden laten merken dat we, ook al namen we geen deel aan hun vergaderingen, er die avond toch even bij hoorden. De keuken was van onder tot boven betegeld en wekte de indruk van een reusachtige zeventiende-eeuwse badkamer.
Leo en ik besloten een rode wijn te nemen; op dat moment deed de goudkleur ons te veel aan bejaard appelsap denken.
‘Eerlijk gezegd, dat Japanse dingetje aan het begin was best geestig!’ De man die ons even tevoren de envelop met geld had overhandigd, was bij ons komen staan.
‘Je merkt toch onmiddellijk dat die componist er wat van kan. Eerlijk gezegd is het heel interessant om te horen hoe die tonen, die eigenlijk niet bij elkaar passen,... nou ja, hoe moet ik dat zeggen...’
Wij zwegen beleefd om de man de gelegenheid te geven de juiste woorden te vinden. Wat zou ik zelf in zijn plaats gezegd hebben? Muziek biedt de mogelijkheid om de grootsheid, ellende en zaligheid van anderen mee te beleven. Maar ook zijn er componisten wier werk een afspiegeling is van dagelijkse zorgen over gezondheid, zenuwen en, wanneer het bewuste burgers betreft, wellicht ook het opraken van olie en aardgas en het gevaar van hamburgers.
‘Muziek is geweven uit dezelfde stof als onze dromen,’ zei ik in plaats daarvan om de man niet in verlegenheid te brengen. Deze uitspraak is overigens een variant op een citaat van een dichter wiens naam ik vergeten ben.
‘Interessant...’ zei de man. ‘U haalt me de woorden uit de mond!’
Ik onderdrukte de neiging om te bekennen dat dit niet geheel mijn eigen woorden waren, maar daar het mijn beroep is de scheppingen van anderen te vertolken, deed ik er het zwijgen toe.
‘Het is eigenlijk niet te geloven wat zo'n houten kistje met een paar snaren erop allemaal kan produceren,’ vervolgde onze gastheer, moed scheppend. ‘Je kunt zo'n instrument overal mee naartoe slepen en in je huis neemt het haast geen ruimte in beslag.’
‘Speelt u zelf iets?’ vroeg Leo.
Een gezette man in tweedjasje en met een snor draaide zich naar ons om en gaf de ander een klop op de schouder. ‘Onze penningmeester is veel te bescheiden,’ zei het tweedjasje.
De penningmeester stelde hem aan ons voor als de voorzitter van de Vereniging van het Provinciaal Museum.
‘Wat speelt u dan?’ informeerde Leo.
‘U kunt hem welk instrument dan ook in de handen drukken en hij weet er altijd wel iets uit te krijgen,’ zei de voorzitter trots. ‘Sommige mensen zijn door moedertje natuur nu eenmaal goed bedeeld. Volgens mij heeft hij een absoluut gehoor, maar dat zal hij nooit toegeven.’ Jongensachtig gaf hij de penningmeester een por in de ribben.
‘Eerlijk gezegd heb ik in mijn leven wel meer liefhebberijen opzij moeten zetten,’ zei de penningmeester. Onder het spreken dwaalde zijn blik af en toe naar de vloer alsof hij wou controleren of de plavuizen niet beschadigd waren. ‘Maar ik zit er niet mee. Als kassier, want dat is ook mijn beroep, loop ik vaak met een aardig sommetje geld over straat en toen ik door de vereniging tot penningmeester werd benoemd ben ik definitief met de accordeon gestopt en op judo overgestapt.’