De Gids. Jaargang 150
(1987)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Tom Eekman
| |
[pagina 157]
| |
Nederlands geleerde of kunstenaar. Tot de aanwezigen behoren dan ook Nederlandse of in Nederland geïnteresseerde docenten aan andere universiteiten in de omgeving: de University of Southern California, de Loyola University en Caltech. Dit Studies Project zou een veel actievere rol kunnen spelen: studenten aantrekken en steunen, dissertaties stimuleren en de uitgave ervan financieren, bij de uitwisseling van studenten en hoogleraren betrokken zijn, de image van Nederland aan Californische hogere onderwijsinstellingen verbeteren (wat geen overbodige luxe zou zijn). Maar daarvoor zijn financiële middelen nodig, Den Haag zou over de brug moeten komen, en wie durft daarop te rekenen in een tijd van stringente bezuinigingen? De hoofdtaak van ondergetekende is overigens een geheel andere: al twintig jaar doceert hij in het Department of Slavic Languages and Literatures van ucla vooral Russische (ook andere Slavische) literatuur, soms ook de talen. Het aantal studenten is niet groot: een handjevol (op een totaal van 34.000 studenten); ondanks de stimulering die van Washington uitgaat om meer Russisch te leren groeit dat aantal niet erg: Amerikanen zijn nu eenmaal niet sterk in, of geestdriftig voor, het leren van vreemde talen - tenminste de meeste niet. Afgestudeerden vinden moeilijk emplooi - meestal ergens op een universiteit of college, soms bij een der ministeries in Washington, de inlichtingendienst, Radio Free Europe en dergelijke. Het aantrekkelijke van zo'n hoogleraarschap in de Verenigde Staten is dat het de betrokkene in staat stelt naast zijn colleges behoorlijk wat tijd te besteden aan eigen onderzoek en publikaties. Geen tijdverlies en ergernis door eindeloos vergaderen, geen zinloze, gedwongen opstelling van studieprojecten en andere overheidsbemoeienis waardoor het Nederlands wetenschappelijk leven bezig is te verstikken. Ik kan me permitteren jaarlijks naar Nederland te komen en desgewenst onderzoek te doen of congressen en symposia te bezoeken in Joegoslavië, Tsjechoslowakije, Polen, Bulgarije - en in theorie ook de Sovjetunie, al ligt dat wat moeilijker. Behalve dat reis en verblijf zoveel meer kosten, zijn de mogelijkheden om er te werken zoveel beperkter. De Lenin-bibliotheek in Moskou en andere grote bibliotheken stellen boeken en tijdschriften alleen beschikbaar onder zekere, nationaal en politiek bepaalde voorwaarden. De archieven (bijvoorbeeld het Centraal Staatsarchief voor Oude Akten te Moskou of de Saltykov-bibliotheek te Leningrad) laten de onderzoeker niet gemakkelijk toe, en als hij het groene licht krijgt kan hij slechts hopen inzage te krijgen in die stukken waarom hij tevoren schriftelijk gevraagd heeft, indien die aanwezig zijn en het niet inopportuun geacht wordt dat hij ze in handen krijgt (wat het geval kan zijn als bijvoorbeeld een Rus dezelfde stukken ook al bestudeert en ze wellicht wil publiceren). Van snuffelen in de archieven of het aanvragen van hele pakken materiaal, zoals dat elders mogelijk is, is geen sprake. Ik vermeld dit alles zo uitvoerig omdat in de archieven van Moskou en Leningrad nog allerlei materiaal ligt dat van belang is voor de oude Nederlands-Russische betrekkingen - brieven, oekazen, verzoekschriften etcetera uit de zeventiende (misschien al zestiende) eeuw en later. Er zou daar veel te vinden zijn dat kan bijdragen tot een geschiedenis van de contacten van Nederland met Moskovië. Die contacten, vooral natuurlijk op het gebied van handel en scheepvaart, maar ook van diplomatie, krijgskunde, industrie, cartografie etcetera zijn ook al gedurende de zeventiende eeuw, vóór Peter de Grote, intensiever en interessanter dan men gewoonlijk denkt. Het ontstaan en de groei van de zeehaven Archangel is grotendeels aan Nederlanders te danken. Nederlanders richtten de eerste ijzergieterijen op, die niet alleen het leger dienden maar onder andere ook de Russische theeketel (samowar) massaal gingen produceren. Een Nederlander was de oprichter en eerste directeur van de Russische posterijen. Verschillende Nederlandse doctoren waren hofarts | |
[pagina 158]
| |
van een der tsaren. Kooplieden namen grote risico's, maar deden vaak grandioze zaken. Amsterdams burgemeester Nicolaas Witsen was een der Nederlanders die geschriften aan het geheimzinnige Moskovië gewijd hebben. Gedurende een groot deel van de zeventiende eeuw, en tot in de negentiende eeuw, stond er in Moskou (dat wil zeggen in de buitenlanderswijk) een Hollandse gereformeerde kerk. Noch Russische, noch Nederlandse historici hebben zich intensief met deze zaken beziggehouden, al is er natuurlijk wel het een en ander onderzocht en gepubliceerd.Ga naar eind* Misschien zal de tentoonstelling die binnenkort in het Rijksmuseum aan deze oude Russisch-Nederlandse contacten gewijd wordt de belangstelling hiervoor gaande maken. Meer materiaal, en veel toegankelijker dan dat in de Sovjetunie, wordt bewaard in het Rijksarchief in Den Haag en in sommige andere Nederlandse archieven (bijvoorbeeld het Amsterdams Gemeentearchief). Zo liggen er in Den Haag honderden ongepubliceerde brieven van ‘residenten’ (diplomatieke vertegenwoordigers) in Moskou aan de Staten-Generaal, die natuurlijk niet allemaal sensationeel van inhoud zijn, maar die kunnen helpen een brok weinig bekende Nederlandse geschiedenis te belichten. Het is te hopen dat al die documenten eens de aandacht krijgen die ze verdienen.
Bovenstaande regels vertonen heel weinig samenhang - en van zo'n kort stuk met zo'n veelomvattende titel kan men ook niet veel anders verwachten. De trait-d'union die de drie landen verbindt is dan ondergetekende, die als Nederlander in Amerika Russisch onderwijst. Daarmee doet hij eigenlijk gewoon wat Nederlanders altijd hebben gedaan en nog doen: waren, en waarden, overbrengen van de ene kant van de wereld naar de andere. Het gevaar is dat we daar zo druk mee bezig zijn dat onze eigen Nederlandse waarden op de achtergrond raken, vergeten worden; en dat is nogal eens het geval met Nederlanders in den vreemde, want wij passen ons - zo heet het - zo gemakkelijk aan. Een goed aanpassingsvermogen is een positieve eigenschap, maar een zeker nationaal bewustzijn misstaat niemand, ook een Nederlander niet. Nu ik dit heb opgeschreven moet ik er toch aan toevoegen dat ik blij ben niet tot een van die naties te behoren waarvan de leden er behoefte aan schijnen te hebben zich voortdurend op de nationale borst te slaan - zich te bewijzen, niet als individuen, maar als leden van die éne natie. Die akelige eigenschap, het nationalisme, is de movens geweest - en is het nog - van zoveel conflicten en oorlogen dat we verheugd en trots mogen zijn dat we daar als Nederlanders niet mee behept zijn. Maar ook dat is natuurlijk hovaardij, want is het soms onze eigen verdienste dat wij als Nederlanders, niet als Russen of Amerikanen geboren zijn? |
|