zou daar door geen macht ooit aan het wankelen worden gebracht. Dit bracht er ons toe de volgende ondubbelzinnige belijdenis af te kondigen:
Wij heiligen het Vrije Woord.
Het Vrije Woord binnen de perken van de menselijke waardigheid en het wederkerig huldebetoon.
Wij aanvaarden elke discussie maar weren elke dwang.
Wij eerbiedigen elke gezindheid, maar weigeren de aanmatiging van elke opgedrongen leer - van elke politieke leer, elke esthetische leer, elke zedenleer. De waarheid zoeken wij in ons, - in het licht van ons geweten, in een harmonische betrachting van rechten en plichten, in onze liefde voor alle mensen, in onze moedige aanvaarding van het leven.
Een geboeide waarheid erkennen wij niet.
Daarom zijn alle geknevelden en ontaarden onze vijanden.
Een vrij man is onze vriend.
Wij weten dat een echte en oprechte kunstenaar deze opvatting deelt. Derhalve kan de waardering die schrijvers, ook van ongelijke of tegenstrijdige meningen, elkander mede uit zelfrespect verschuldigd zijn, niet door een aanranding van laag allooi verbroken worden.
Want onder de schrijvers die eigen schoonheid dienen, is een onberaamd verbond ontstaan, dat juist wegens zijn spontane wording vaster is dan elk berekend of geschreven verdrag.
Die edele Ark ligt buiten het bereik van farizeese handen.
Uit adellijke hoek vrezen wij aanslag noch verraad.
Voor wie, na meer dan tien jaren, inschikkelijk of lankmoedig genoeg is geworden om er thans de mening op na te houden dat een herhaling van zulke plechtige woorden misschien als overbodig en romantisch kan worden beschouwd, beweert steller dezes, zoon van een schoolmeester die een kleine eeuw geleden het schrijnend Arm Vlaanderen heeft geschreven, dat de gevaren die een vrij mens loopt, onder welke hemelen ook, altijd actueel zullen blijven. De vrijheid is een nood, een weldaad in alarmtoestand. Het langzaam afgruizelen van haar wallen is dodelijker dan een openlijke stormloop. Omdat een schrijver uiteraard haar meest secure schildwacht is, moet hij, wanneer hij faalt, bloediger worden geschandvlekt dan een deserteur of een overloper. Hij is de doodgraver van welke cultuur ook. Dat zij nu autonoom wordt uitgeroepen, kan daar niets aan veranderen. Derhalve staan zulke schrijvers onwrikbaar gekant tegen enigerlei cultuur of culturele autonomie die de vrijheid van het woord niet in absolute zin weet te waarborgen. Wij beseffen maar al te goed dat een macht (zij moge aanvankelijk nog zo onontbeerlijk zijn gebleken voor de sociale orde) zo gauw de waakzaamheid harer onderhorigen gaat slinken, geneigd is in geweld te ontaarden en haar gezag te misbruiken.
Wij vrezen in de eerste plaats de autoritaire uitspattingen van het vervaarlijk één-dagsmonster, de politiek, die elke morgen uit zijn corrupties verrijst, zijn partizanen in dwangbuizen steekt, kleppen aan hun ogen vestigt, en hun tong voorziet van leuzen die de reuk hebben van het vuur en de smaak van het bloed.
En in de tweede plaats vrezen wij de schijnmystiek van wie zijn naam niet noemt en die de naam van God bezoedelt door hem aan te wenden voor de verknechting van een kudde bloodaards en zieltogenden, in vertwijfeling gedwongen door de verschrikkingen van de dood.
Wij vrezen alle machten, ook die welke wij hoopvol hebben aanvaard en daarom wisten te eerbiedigen, - zodra zij verraad op hun oorzaak plegen en uitmonden in despotisme en dictatuur.
Zulks belet niet dat een schrijver politieke of confessionele opdrachten mag aanvaarden, en andere nog bovendien. Maar zijn “geëngageerdheid”, hoe ze ook weze gericht, sluit elke