negentiende-eeuwse realisme. Van bijzonder belang was ook de ontdekking van het onderbewuste, met de daaruit voortvloeiende ontwikkeling van de psychoanalyse. Hierdoor ontstond een geheel nieuwe opvatting van de mens als een gespleten, zichzelf niet kennend, niet aan de ratio onderworpen individu.
Het postmodernisme bouwt voort op de modernistische revolutie, maar heeft natuurlijk ook zijn eigen kenmerken. Gedeeltelijk worden die bepaald door de reactie op het modernisme. Het centrale gegeven van het postmodernisme en iets dat onze cultuur ingrijpend bepaalt is het ontkennen van en het absolute wantrouwen tegenover iedere autoriteit. Men gelooft niet meer in godsdienst, politieke systemen, wetenschap, kunst, of wat dan ook. De chaos, onzekerheid en twijfel aan bestaande waarden die de tijd van de Eerste Wereldoorlog achterliet is na de Tweede Wereldoorlog met zijn concentratiekampen en door de ontwikkeling van de atoomwapens alleen maar groter geworden. In naam van de democratie werd een zinloze oorlog gevoerd in Vietnam; in naam van het communisme vindt in Afghanistan een meedogenloze volkerenmoord plaats. Het ontzag voor politieke leiders is nihil, de wetenschap leidt tot onbeheersbare wapensystemen en gevaarlijk ingrijpen in het erfelijk materiaal.
Het verdwijnen van alle zekerheid, van alles wat enig houvast kan bieden, komt in de kunst op verschillende manieren tot uiting. Reeds in het modernisme onderkende men de chaos van de eigen tijd en het verval van traditionele waarden. De modernisten verzetten zich echter tegen deze chaos en trachtten daarvoor een alternatief te geven. T.S. Eliot beschreef het Waste Land van na de Eerste Wereldoorlog, maar stelde daar een krachtig pleidooi voor de waarde van de godsdienst en de geschiedenis tegenover. In Ulysses van James Joyce wordt de triviale, banale, gebeurtenisloze wereld die de schrijver ons presenteert ‘gered’ doordat deze wordt afgezet tegen een esthetische structuur - de mythische wereld van Homerus. De Russische dichter Mandelsjtam bestreed de chaos van de revolutie en zijn uitzichtloze, persoonlijke strijd met de totalitaire staat in een zich vastklampen aan de wortels van de Europese beschaving, de klassieke cultuur en de cultuur van de Italiaanse renaissance.
In het postmodernisme is van een dergelijk ‘tegenwicht’ niets meer te bespeuren. De dreigende desintegratie van de persoonlijkheid, waartegen de modernisten nog stelling nemen, is in het postmodernisme een voldongen feit. De ontkenning van orde, eenheid, samenhang leidt ook tot de ontkenning van de eenheid van het eigen ik. Heidegger spreekt van de inauthenticiteit van de moderne mens. In het werk van Beckett, een van de eerste postmodernistische auteurs, is het subject volledig afgebroken, nagenoeg non-existent. Dat zien we ook in veel moderne poëzie: Paul Celan, de Poolse dichter Herbert, in ons land Hans Faverey.
In de verhalende literatuur is er geen vaste plotlijn meer, geen unificerend thema, geen coherente personages. De Franse nouveau roman en de Amerikaanse postmodernistische roman hebben onlogische of volstrekt onontwarbare plots. Borges en Fowles presenteren verschillende alternatieve verhaallijnen binnen één tekst. Omdat thematische eenheid niet meer nodig is, bewust ontkend wordt, ontstaat er vaak een collage van heterogene elementen. Dat geldt ook voor de schilderkunst. In de modernistische collage wordt de eenheid van het kunstwerk nog gevoeld en hebben de onderdelen een functie ten opzichte van die eenheid. De postmodernistische collage is een toevallige verzameling ongeordende, afzonderlijke elementen, waarbij het aan de beschouwer wordt overgelaten of deze een samenhang wil construeren of niet.
De ontkenning van iedere autoriteit en van waarden en normen verklaart ook het eclectische karakter van veel postmodernistische kunst. Alles is aan elkaar gelijk en alles is geoorloofd. Vroegere kunstwerken en genres worden schaamteloos gebruikt en misbruikt (de Mona Lisa met het hoofd van Mao, Letters van John Barth, die de briefroman weer naar