De Gids. Jaargang 148
(1985)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 784]
| |
A.C. Zijderveld
| |
[pagina 785]
| |
Eliade aanduidt met histoire vraie. Mythen, met andere woorden, bevatten een gecondenseerde, existentieel belangrijke waarheid en hebben betrekking op een werkelijkheid die superwerkelijk is. Het begrip metafysisch dringt zich op, ware het niet dat het te wijsgerig is en ook al te sterk associaties oproept aan een semi-werkelijkheid die losstaat van de alledaagse wereld. Deze invulling van het begrip mythe is voor ons, die geneigd zijn het gelijk te stellen met leugen of onbewuste onwaarheid, moeilijk te begrijpen. Genesis 1 wil natuurlijk niet vertellen hoe de aarde ontstaan is, zoals de astronomie naar een plausibele verklaring zoekt voor het ontstaan van ons zonnestelsel, noch treft men in dit eerste bijbelboek een poging aan om, zoals de evolutieleer dat doet, uit te leggen hoe de homo sapiens ontstond. Het is typisch modernistisch om, zoals fundamentalisten dat doen, te denken dat astronomie en evolutieleer met Genesis 1 zouden concurreren en vervolgens aan de mythe(n) van Genesis 1 vast te houden als de enig ware en juiste uitleg van het ontstaan van kosmos en mens. Wetenschap opereert op het niveau van empirische feiten en zoekt naar plausibele verklaringen daarvan, terwijl mythen verhalen vertellen die over een voorhistorische tijd (‘in den beginne’, in illo tempore) en een metafysische werkelijkheid handelen - verhalen die in verdichte vorm een waarheid verkondigen, die voor de religieuze mens een levende en superactuele waarheid is.Ga naar eindnoot3. Het denken, voelen en doen worden door deze waarheid geïnspireerd op een wijze die de wetenschap nooit kan evenaren, ook het wetenschappelijk marxisme niet. Zij zou het niet eens moeten aspireren. Wetenschappelijk beschouwd zijn de mythen in het geheel niet plausibel en dus zijn zij fantastisch en onjuist. Omgekeerd missen wetenschappelijke verklaringen van de werkelijkheid vanuit de mythen beschouwd iedere vorm van existentiële en verlossende waarheid. De conclusie zou dus moeten luiden: mythe is mythe, wetenschap is wetenschap en nooit zullen de twee elkaar ontmoeten. Is dat zo? Nee, want er is verwetenschappelijking van religieuze mythen en mythologisering van de wetenschap. Het eerste treffen we aan in het marxisme dat als geschiedfilosofie een verwetenschappelijking is van de joods-christelijke en gnostische eschatologie,Ga naar eindnoot4. of veel minder intelligent in allerlei biologistische verklaringen van vermeende rassenverschillen. Volop gemoderniseerd als wij nu eenmaal zijn, kijken wij doorgaans vanuit de wetenschappelijke rationaliteit tegen mythen aan. Daardoor is het begrip mythe een synoniem geworden voor fantasterij, voor onwaarheid, zoniet leugen.Ga naar eindnoot5. Ik laat in het midden of dit nu een verrijking van de menselijke geest is, dan wel een nogal noodlottige vervlakking. Vroeger wist ik hierop wel het antwoord en ik werd daarin door Max Webers theorieën over de ‘Entzauberung der Welt’ beïnvloed. Ook las ik toen met bewondering en instemming Ernst Topitsch’ Vom Ursprung und Ende der Metaphysik (1958), waarin onder het vaandel van moderne, empirische, neopositivistische filosofie en wetenschap werd afgerekend met iedere vorm van metafysica en mythe.Ga naar eindnoot6. Nu vind ik dit maar een plat boek en geef ik veeleer Marx Scheler gelijk, die eens opmerkte dat de afwijzing van metafysica door de moderne mens voortkomt uit diens verstikkende kleinburgerlijkheid, waarin het voor alles om zekerheid, berekenbaarheid en maakbaarheid gaat.Ga naar eindnoot7. Toch ben ik nog lang geen mythomaan en als het om metafysica gaat, kom ik vooralsnog niet veel verder dan wat onsamenhangend gestotter. Dan kan men er beter het zwijgen toe doen. Overigens is de vraag veel interessanter, of wij moderne mensen ook werkelijk in staat zijn geweest met behulp van de wetenschappelijke rationaliteit alle mythen uit te bannen. Het antwoord is natuurlijk dat dit niet is gebeurd, wellicht omdat mensen, ook moderne mensen, niet zonder mythen kunnen leven. Wij herinneren ons nog de abjecte mythe over bloed, bodem en ras, om maar een voor de hand liggend voorbeeld te noemen. Nog interessanter is dan de vraag, of de wetenschap zelf niet haar eigen mythen heeft gecreëerd. Wellicht is de meest fundamentele mythe | |
[pagina 786]
| |
van de wetenschap wel gefundeerd in het geloof dat exacte en empirische wetenschap de werkelijkheid - dat wil zeggen de natuur, de maatschappij, de cultuur en de geschiedenis - kan beheersen en bewerken, zodat er vooruitgang in de zin van evolutie naar een steeds betere wereld toe, kan plaatsvinden. Let wel, het gaat hier om meer dan vertrouwen in of hoop op plausibele werkelijkheidsverklaring. Het gaat hier om geloof in een soort van verlossing, want door wetenschap zouden mensen bevrijd kunnen worden van talloze knellende (fysieke, psychische, sociale) banden om vervolgens een menswaardiger bestaan te leiden. Nu zou het onzin zijn om te ontkennen dat een dergelijke vooruitgang heeft plaatsgevonden. Weinigen van ons zouden in vorige eeuwen, of zelfs decennia, willen leven en het grondidee van alle ontwikkelingshulp is dat ook de landen in de Derde Wereld eens de medische verzorging, de materiële welvaart en de sociale zekerheid krijgen die wij voor vanzelfsprekend zijn gaan houden. Maar die vooruitgang is ter zelfder tijd uiterst dubbelzinnig, want zou ooit het armageddon plaatsvinden dat wij dank zij de kernfysica kunnen ontketenen, dan zullen de weinigen die op deze planeet zijn overgebleven weinig reden hebben over deze vooruitgang te juichen. Het ten onrechte veronachtzaamde, nog steeds lezenswaardige boek van Friedrich Wagner, Die Wissenschaft und die gefährdete Welt (1964), met als ondertitel ‘Eine Wissenschaftssoziologie der Atomphysik’, geeft daarvan een indringende en beklemmende analyse.Ga naar eindnoot8. Vooruitgang - progress - was de centrale mythe van de Verlichting en zij heeft ons sedertdien niet meer verlaten: waar het licht van de rede de duisternis van geloof en bijgeloof verdrijft, waar radicaal wordt opgeruimd met een transcendente instantie die alle verstand te boven zou gaan, daar kan alleen maar sprake van verbetering, van evolutie, van vooruitgang zijn, zo leerde de Verlichting van de zeventiende en achttiende eeuw. Na God en openbaring werden nu mens en rede, na eschatologie de evolutie op een metafysisch voetstuk geplaatst. Terwijl in de Verlichting de ene ontmythologisering na de andere werd uitgevoerd, groeide allengs deze mythe van de mens en de rede ongemerkt en onbedoeld uit tot welhaast middeleeuws-metafysische proporties. De evolutieleer van de negentiende eeuw versterkte deze mythologisering, vooral toen het darwinisme van de biologie werd overgeheveld naar de sociologie. Het sociaal darwinisme van Spencer en Sumner liet zien, hoe ‘survival of the fittest’ in de maatschappelijke ‘struggle for life’ zou leiden tot een natuurlijke selectie van de beste maatschappelijke elementen, mits men de natuur - dat wil in de maatschappij zeggen: de markt - maar haar vrije gang liet gaan.Ga naar eindnoot9. Vooruitgang werd aldus de kern van de mythologische ideologie van het liberalistische kapitalisme en diende niet, zoals het woord progress zou doen vermoeden, de progressieve doch juist de aartsconservatieve krachten van de Amerikaanse samenleving, waar het sociaal darwinisme als mythologie het meeste opgang maakte. Tot op de dag van vandaag zou daar deze vooruitgangsmythe de uitbouw van een enigszins behoorlijke verzorgingsstaat tegenhouden. Overigens is het kenmerkend dat dezelfde vooruitgangsmythe ook centraal stond in het marxisme: het proletariaat, tot zelfbewustzijn (klassebewustzijn) gekomen door het wetenschappelijke ‘historisch materialisme’, zal de voortgang van de geschiedenis in de richting van de communistische heilstaat in een wereldrevolutie afronden.Ga naar eindnoot10. Ook hier dus het vaste geloof dat wetenschap en technologie vooruitgang zullen brengen. Mythen zijn theorieën die voor de desbetreffende gelovigen waarheden bevatten die niet ter discussie staan, die vanzelfsprekend en evident zijn, die bovenal ook goed en in hun deontologie nastrevenswaardig zijn. Maar juist daarom hebben zij de merkwaardige eigenschap om in hun tegendeel om te slaan. Terwijl men van mening is dat de mythe van de vooruitgang natuurlijk progressief moet zijn, gaat zij - zowel in de kapitalistische als in de communistische wereld - als ideologische rechtvaar- | |
[pagina 787]
| |
diging voor conservatieve, zo niet reactionaire politiek fungeren. Nog sterker, zij kan tirannieke vormen aannemen. Terecht heeft Albert Salomon ervoor gewaarschuwd dat de tirannie van de vooruitgang bijna altijd geleid heeft tot de vooruitgang van de tirannie.Ga naar eindnoot11. Het heeft naar mijn mening alleen zin om mythen op dit punt van hun dubbelzinnigheid te bekritiseren. De metafysische waarheid die zij pretenderen te bevatten, kan men vanuit een niet-mythologisch kader niet zinvol en redelijk bekritiseren, omdat men dan onvermijdelijk terechtkomt in wat Max Weber eens beeldend de ‘Streit der Götter’ heeft genoemd. Je komt niet verder dan het vruchteloze welles-nietes tussen gelovigen en ongelovigen. Maar een mythe die pretendeert een vanzelfsprekende waarheid te bevatten, kan wel met enig succes ontmythologiseerd worden, indien men kan aantonen dat de mythe het tegendeel bewerkstelligt van wat zij pretendeert te zijn en te bieden. Wanneer bijvoorbeeld kan aangetoond worden, zoals Richard Hofstadter in dezen overtuigend heeft gedaan, dat de vooruitgangsmythe van het sociaal darwinisme geen progress heeft bewerkstelligd, doch juist een conservatieve, zo niet reactionaire bestendiging van de kapitalistische status-quo diende, dan staat zij niet alleen logisch doch ook mythologisch met zichzelf in tegenspraak en dan presenteert zij niet langer een mythische, verlossende waarheid, doch een politieke, ideologische leugen. Vernieuwing, of plechtiger en mythologischer: innovatie, is na en naast vooruitgang het tweede leerstuk in de mythologie van de Verlichting dat nog steeds in volle kracht vigeert. De Verlichting verzette zich heftig tegen de drukkende tirannie van de traditie die de voormoderne samenleving zo stevig in de greep hield. Het feodalisme van de middeleeuwen en het absolutisme van het ‘ancien régime’ hanteerden de traditie als een strak keurslijf, waarbinnen de bourgeoisie haar energie en élan niet meer kwijt kon. Revolutie moest dit keurslijf breken. Niet traditie als vaste bodem voor geroutiniseerde machtsverhoudingen, doch innovatie als motor voor maatschappelijke, politieke, economische en culturele processen moest in de wereldbeschouwing van de revolterende bourgeoisie het centrale begrip worden. Gestuurd door de rede die haar sterkste wapen in de exacte wetenschappen aantrof, zou de werkelijkheid nu niet meer fatalistisch ondergaan worden - ‘de Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd’ - nee, met behulp van rationele wetenschappen en technieken zou de wereld nu gemaakt worden, steeds maar weer opnieuw gemaakt worden. Naast vooruitgang en vernieuwing werden inderdaad maakbaarheid en experiment de toverwoorden van de Verlichtingsmythologie.Ga naar eindnoot12. Moderne mensen, om maar een voorbeeld te noemen, krijgen geen kind als ware het een wonder en een geschenk. Nadat zij met hun partnerschap hebben geëxperimenteerd, plannen zij een kind, nemen zij een kind, maken zij een kind. Een oude magische droom lijkt thans zelfs werkelijkheid te kunnen worden: via het manipuleren van de dna-structuur kan het leven zelf beheerst en bewerkt worden en de uitdrukking ‘reageerbuisbaby’ roept visioenen op van zeer oude homunculus-dromen. De mythe van de vooruitgang, de maakbaarheid en de innovatie heeft een rusteloze, faustische cultuur geschapen. Waar de traditie geen duur meer kan bieden, omdat zij domweg terzijde geschoven wordt, volgt het ene plan het andere op, zolang maar vooruitgang en vernieuwing beloofd worden. Voor-moderne, op traditie gebaseerde samenlevingen stonden niet stil, maar hun veranderingen hadden een legato-karakter. De veranderingen van de moderne samenlevingen die door de Verlichtingsmythologie van vooruitgang, maakbaarheid en innovatie worden voortgestuwd, missen deze duur en hebben het karakter van een driftig, vaak opwindend staccato.Ga naar eindnoot13. En toch heeft deze staccatocultuur niet tot chaos en wanorde geleid. Hoe is het mogelijk dat er nog iets beklijft in deze cultuur? Hoe is het mogelijk dat een door vooruitgang, maakbaarheid en vernieuwing opgejaagde samenleving niet uitmondt in maatschappelijke, poli- | |
[pagina 788]
| |
tieke en geestelijke desoriëntatie en verwildering? Er zijn cultuurpessimisten die van mening zijn dat deze anomie, deze geestelijke desoriëntatie en morele verwildering, wel hebben plaatsgevonden, maar ik behoor op dit punt niet tot hun gilde. Er heeft zich naar mijn mening wel degelijk een traditie uitgekristalliseerd in deze moderne staccatocultuur en daar wil ik tot slot kort bij stilstaan. Ik gaf al aan hoe de mythe van de vooruitgang allengs omsloeg in haar eigen tegendeel en als ideologische dekmantel ging dienst doen voor een niet-progressieve, zo niet reactionaire politiek. Ook in de mythe van de vernieuwing kunnen we deze omslag waarnemen: hoe verder de modernisering voortschreed, hoe meer het leerstuk van de vernieuwing zelf tot traditie is geworden. Wil men bijvoorbeeld in de hedendaagse kunst gezag verwerven en nastrevenswaardig worden - dat wil zeggen, wil men een zekere mate van mythische waarheid vertegenwoordigen en daarmee en stukje onsterfelijkheid verwerven - dan moet men tot een avantgarde behoren en het liefst zelf een nieuwe avant-garde creëren. Een beetje minister, om een ander voorbeeld te noemen, moet de plannen van zijn voorganger voor zover zij nog niet in wetten zijn vastgelegd opzijschuiven of overtroeven met allerlei nog nieuwere plannen. Wie een vijftiental jaren in het hoger onderwijs van Nederland heeft meegedraaid (om maar een van de mallemolens te noemen), kan zich onmogelijk meer herinneren hoevele onderwijsvernieuwende plannen, neergelegd in onderwijskundig doortimmerde, doorgaans onleesbare rapporten over de studeertafel zijn gerold - in zulke groten getale en in zo een driftig tempo dat van studeren vaak geen sprake meer kan zijn. Juist omdat we dit alles zo snel vergeten - de herinneringsboog in een staccatocultuur is opvallend kort - kunnen de beleidsmakers doorgaan met hun stroom van innoverende plannen. Een minister die zijn ambt zou aanvangen met de mededeling dat hij een beleidsmoratorium zou instellen om in de ter beschikking staande termijn eerst eens alle bruikbare voorstellen uit het verleden uit te werken, zou in de traditie van de innovatie zéér revolutionair zijn. De plannen wisselen met het wisselen van de kabinetten en de ene circulaire is nog niet gelezen en verwerkt of de volgende ligt alweer op onze tafel. Dat draagt sterk bij tot het staccatokarakter van onze cultuur, maar dat staccato zélf wordt inmiddels tot traditie! Juist daarin ligt de interne tegenspraak van de vernieuwingsmythe, want wie niet vernieuwt, wie pas op de plaats wil maken om eens te bezien wat we inmiddels aan plannen hebben uitgedacht, of wie argwanend staat ten opzichte van de innovatiedrang van allerlei beleidsmakers en politici, is een rebel, een dwarsligger, een traditiebreker, een deviant. Zo iemand moet onmiddellijk tot de orde worden geroepen - de mythische orde van de permanente vernieuwing. Maar deze traditie van de vernieuwing levert natuurlijk nog geen rust, samenhang en orde op. Als wij desondanks niet in maatschappelijke chaos en geestelijke verwildering leven, wat is dan de orde die kennelijk toch in de vernieuwingsmythe besloten ligt? Wat houdt onze staccatocultuur, die de voor-moderne traditie heeft afgezworen, bijeen? Wat zijn de rust- en ankerpunten die er zorg voor dragen dat deze staccatocultuur niet in chaos en verwildering uiteenvalt? Dit is een bijzonder spannende vraag. Een eerste rustpunt is de eerder genoemde vergeetachtigheid. De staccatocultuur waarin wij leven brengt een psychische gelatenheid tot stand, een soort mild cynisme dat meent dat ‘het onze tijd wel zal uitduren’. De materiële welvaart en sociale zekerheid van onze verzorgingsstaat hebben deze gemoedsrust ook versterkt. Zeker, aan de grenzen van ons bestaan wordt deze gemoedsrust verstoord en daar ook kunnen wij worden gemobiliseerd: de gruwelijke televisiebeelden van hongerende en stervende mensen in vele landen van de Derde Wereld of de spookachtige dreiging van een nucleaire oorlog in de toekomst. Maar naar binnen toe, in de dagelijkse routine van ons verzorgde leven, kan weinig ons van ons stuk | |
[pagina 789]
| |
brengen. De fundamentele angst waarvan het existentialisme repte, is ons vreemd. Dat staccato beroert ons niet, zoals maar weinigen van ons last hebben van de alomtegenwoordige muzak uit de talloze intercomsystemen. Maar er is nog een tweede rustpunt in deze staccatocultuur. Naar mijn mening, die ik in een monografie met redenen heb omkleed,Ga naar eindnoot14. ontvangt een samenleving als de onze, die niet meer omziet maar voortdurend poogt over morgen en overmorgen heen te springen naar een ongewisse toekomst toe, cognitieve en psychische zekerheid en stabiliteit van velerlei clichés. Een cliché, of gemeenplaats, is een menselijke (niet uitsluitend talige) expressie welke aanvankelijk een nieuwe, opvallende en pittige betekenis had, doch vervolgens juist door deze pittige en aantrekkelijke betekenis door vele mensen steeds maar weer, te pas en te onpas wordt gebruikt, waardoor zij allengs aan betekenisinflatie gaat lijden. Is een bepaalde uitdrukking eenmaal gemeengoed geworden, dan is die oorspronkelijke pittige betekenis onbelangrijk geworden, dan wordt de uitdrukking gebezigd, omdat zij in het sociale verkeer goed van pas komt. De diepere, wijsgerige betekenis van de eerste regels van Hamlets beroemde monoloog is door het repeterend gebruik in de meest verschillende contexten geheel vervaagd. Als iemand die al veel te lang gesproken heeft ineens zegt ‘last but not least’, zal niemand in zijn gehoor dit letterlijk nemen. Niemand staat op en zegt ‘if not least, why not first’. Men begrijpt dat deze woorden niet zozeer symbolisch gehalte hebben, doch een signaalfunctie bezitten: de spreker wil zijn vermoeide gehoor zeggen dat het nog even moet luisteren, maar dat hij bijna klaar is. Juist omdat de oorspronkelijke semantische inhoud overwoekerd is geraakt door de signaalfunctie hebben clichés de merkwaardige eigenschap om met voorbijgaan van iedere reflectie direct aannemelijk te klinken en gevoelsmatig ‘lekker’ te liggen. Clichés behoeven geen uitleg en rechtvaardigingen. Zij zijn zonder meer evident. Je bent domweg niet goed snik als je niet weet wat ‘democratisch’ betekent en politiek suspect als je weigert je ‘democratisch op te stellen’. Zo weet ook iedereen tegenwoordig wat een ‘maatschappelijke structuur’ is en moeten maatschappelijke veranderingen uiteraard ‘structureel’ aangepakt worden. Natuurlijk weten we allen wat ‘de maatschappij’ is, want het woord ligt ons in de mond bestorven en niemand van ons zal het in het domme hoofd halen om zich tegen ‘maatschappelijke vernieuwing’ uit te spreken. En daar hebben we dan de kern van mijn ontmythologisering van de vernieuwingsmythe te pakken: deze mythe heeft niet alleen geleid tot de tirannie van allerlei clichés, doch is ook zelf tot een cliché geworden en van een cliché kan men natuurlijk geen vernieuwing verwachten! Deze ontmythologisering, zo besef ik, is niet van gevaar ontbloot. Wanneer wij ons eens massaal tegen de Verlichtingsmythen van vooruitgang, maakbaarheid en vernieuwing zouden gaan verzetten, zoals overigens de romantici rond de eeuwwisseling al voorstonden, als wij radicaal door de clichés van deze mythen heen zouden kijken, hen zouden ontmaskeren als zichzelf verloochende ideologieën, wat kan ons dan nog zekerheid en houvast bieden, wat kan ons dan nog afhouden van chaos en desoriëntatie, van wanorde en geistige Umnachtung? Het probleem is natuurlijk niet nieuw, haast ik mij te zeggen. Nietzsche bijvoorbeeld zag het recht onder de ogen en betaalde daarvoor een zware prijs. Tegen de stroom van alle wijsgerige modes in wordt dit probleem ook compromisloos verwoord door Cioran die weigert met een ‘aanvaardbare oplossing’ te komen. Hij radicaliseert het staccato van onze cultuur in zijn filosofie, die geen filosofie is in de traditionele zin van het woord, omdat zij iedere vorm van systeem, van samenhang en logische orde mist en alle ordes en volgordes in het denken omkeert. Zo is, om de kern te noemen, niet de dood het nijpendste probleem in Ciorans visie op het leven, maar juist de geboorte die er voor ieder van ons op een haar na niet was geweest en ons | |
[pagina 790]
| |
in dat geval van veel ellende had gevrijwaard.Ga naar eindnoot15. Hier waart de melancholie van Schopenhauer rond en dat is wellicht alles wat ons rest, als we de Verlichtingsmythologie als een met zichzelf in tegenspraak verkerende humbug hebben afgezworen. Overigens valt te vrezen dat niet deze melancholie doch de religieuze waarheden van weleer de leegte die een ontmythologiseerde Verlichtingsfilosofie achterlaat, zullen opvullen. De mythen uit de bijbel, de koran of welk heilig boek ook, moeten dan richting en standvastigheid aan ons leven blijven geven. Ik ben van mening dat een dergelijke revitalisatie van oude religieuze mythen, die onherroepelijk ook aan een revitalisatie van oude maatschappelijke en politieke verhoudingen gepaard zullen gaan (denk in ons land aan de zuilen), afgewezen moet worden en dat we ons na een eventuele ontmythologisering van vooruitgang, maakbaarheid en vernieuwing, tegen een dergelijk fundamentalisme moeten wapenen. De niet geringe opgave ligt dan voor ons om dan niet weer terug te vallen op de clichés van de Verlichtingsfilosofie. Het is zo verleidelijk en gemakkelijk om uit te blijven gaan van vooruitgang, maakbaarheid en innovatie. De beleidsmakers blijven dat vooralsnog doen en zij ontvangen daarbij vooralsnog ook voldoende wetenschappelijke ondersteuning. Misschien is het beter om hun hun mythen maar niet te ontnemen. Geen beleidsmoratorium dus, maar een rem op de ontmythologisering? Mij schieten nu ineens de regels uit de epiloog van Der gute Mensch von Sezuan in de herinnering: ‘Verehrtes Publikum, jetzt kein Verdruss:
Wir wissen wohl, das ist kein rechter Schluss.
Vorschwebte uns: die goldene Legende.
Unter der Hand nahm sie ein bitteres Ende.
Wir stehen selbst enttäuscht und sehn betroffen
Den Vorhang zu und alle Fragen offen.’Ga naar eindnoot16.
|
|