De Gids. Jaargang 148
(1985)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 460]
| |
[pagina 461]
| |
aarde is een verzinsel
van paarden
ze kijken over de hagen
de wereld met aandacht aan
en de wereld wordt waar
onbewegelijk in hun ogen
gloeien haar grote dromen
eeuwenlang na
| |
[pagina 462]
| |
een oud paard is opgestegen
als een grote, winterse zwaan
buiten en weg van de wereld
en is boven de aarde het eeuwige
rijk van de maan binnengegaan
en het groot landschap, verlaten
van vreugde, is met hem meegegaan
| |
[pagina 463]
| |
heel stil verwilderde hij, wiste
de wind niet meer
uit zijn ogen, verrimpelde
en werd een weggewiste
van ijzeren onderstromen
werd hij de slaper, slapend
zoals holten slapen, zoals
holle dromen
| |
[pagina 464]
| |
vlucht hij of keert hij terug?
waarheen gaat zijn wiekslag?
ach, hij blijft waar hij was
op zijn oud nest, dicht bij
zijn eigen hartslag
vandaag, morgen, elke dag
|
|