De Gids. Jaargang 148(1985)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 458] [p. 458] Hans Berghuis Twee gedichten Ecliptica Een enkele maal vergeet hij nog de maan te schuiven voor de zon en in het licht schitteren even ogenblikkelijk de rozen in zijn tuin. Hij, hovenier, bijna vergaan staat rafelig zwart in deze niet gekozen dag. Waar blijft de nacht, zijn oog gedicht? Soms laat hij na de zon achter de horizon te laten ondergaan en in de bliksemschicht verbranden smeltend al zijn wassen beelden. En weer moet hij zijn drift, oude Pygmalion, in vrouwentekens steken: heimelijk, heel en warm, alleen bestaand in zijn verblinde zicht. Er is wel eens een nacht dat hij het gewicht niet hoog genoeg hijst naar zijn klokkenhuis of glazen van de hondswacht niet laat luiden. Wéér een verloren dag waarop hij niet gericht wordt. Het uurwerk van de dood blijkt buiten: wanneer, horlogemaker, slaat hij uit en thuis? [pagina 459] [p. 459] Woordschat Ik droomde dat ik niet meer iets wou, ontrouw geworden aan vergeefs berouw, maar zelfs mijn slaap wist dat ik zou ontwaken met nog zoveel verwensen dat alleen de dichter kon voldoen aan wat mij nooit heeft gepast: sapienti sat. Mijn erf en goed veranderden niet meer, geen hek verzet, geen grens verlegd eer de maan leeg en nieuw werd; en toch weer handtastelijk het beeld dat pas gebaard moest wezen, teken naar haar wezensaard: Eva, zij naar vier windstreken geschaard. Ik wenste dat mijn droom werd toegevlijd met slaap, vliegend tapijt, onzichtbaarheid en vierentwintig uur van vrijheid en tijd om eindelijk te zien wat ik veranderd had. Niets, geen dag en nacht, geen woordenschat niet gesproken. Spiegelblad, zwart en glad. Vorige Volgende