De Gids. Jaargang 148
(1985)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 453]
| |
2We schoven door het nachtportaal,
zagen daar een hoofd van was,
zo smal en onbewogen,
zo stuitend onder glas.
| |
[pagina 454]
| |
Zichtbaar als de hand
die stillegt, het oog
dat sluit. Blind
steken we de aarde af
Opgespaarde gaten
Winden waaien dicht
op lemen heuvels aan
Daar wordt hij vervoerd,
krijgt een hoed
van gras en schemer op
Een flinterdunne schouderklop
O zwarte bloei van eigen tooi -
hoe schielijk neemt hij af.
| |
[pagina 455]
| |
1Mondgat. Rond
die tijd een stilte
Een schreeuw
maakt alles af,
scherft te hard
de lippen.
| |
2Bleek zijn mond bevroren,
als je naar hem keek,
klopten ook zijn handen niet
Palmen, uitgeraasd. Gekeerd
Straf wacht nu
de droeve leem.
| |
[pagina 456]
| |
1Moet hij hier
de grond bewaken,
de vlucht van vogels,
leegstaand gras? Hij lost er
al zijn schreden in, dwaalt
geruisloos weg.
| |
2Tussen banen in de grond
zwaait een lemen vlag
Onverwacht weer boven:
de blinde ruimte,
het bladerdak. Verward
geeft hij zich over, keert
de afgeworpen pracht.
| |
[pagina 457]
| |
1Hij had nog knopen willen leggen,
aan elke tak een vis
Geen verschiet
dan opgespaarde gaten
Leem. Een schamelijk vergaren
Een afgestreken vis.
| |
2Ruim van leem en ijzer
Geen ander woord voor aarde
Hij daalt een richting af,
raakt er heel voorzichtig
van lijf en leden af.
|
|