De Gids. Jaargang 148(1985)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 431] [p. 431] Jan G. Elburg Ma foi la guerre voor Constant Geheel jouw lijn; je stelt je voor: de maker in persoon / een oorlog, geen kunst is dat, nee doem, nee doen is dat sedert het levenslicht van jouw soort, haast het mijne; dus er op los met kraaizwart krassen. ● een stad van regelrechte strepen van roet. ik knik, jouw wil kan hem maken dus breken. jouw willen kan een wiel vervormen tot o door dat oog je schrijft me wat neer: ● zie de man, geen half mens nee nacht valt was ergens ooit het ergste dat hij wist; je bescheert ons met meer: hoektanden zetten punten in withete pakhuizen, gehakkeld vvv, genaai binnen een krompraat van stroppen, hanepoten, dat stuipende betekent: ● [pagina 432] [p. 432] is bloedgeil ontuig over ons, die boemerang verkoolt straks de vingers die hem sturen. benen te kort voor vluchten dansen verkapt nog op de magere omheining van mijn verweerschriftuur. ● de zelfs buiten dit werk voorgoed getekende (nacht valt was ergens ooit het ergste dat hij wist) stuikt van een ster vandaan, rokend als asfalt, asvaalt, smekend dat pijn met mensen doodgaat. niet jarig dus: ik schenk hem / ik schenk je wat ik had gevreesd, de gaten van een kogelpen. ● en zo gedacht. in zulke gedaantes en gedane zaken. elke keer een tamelijk diep tekenblad: links boven (!) van onzachte krachten krijt het de klauwstomp uit - de horizon smeulende streep - rechts onder! (‘euvele moed wordt met een kruisje aangegeven’) jouw hand jouw onderschrift. [pagina 433] [p. 433] Maker je stond er ‘als een kind’ je vinger op te steken nee 7: een kandelaar ‘als een boompje’ dus neergezet in iets (lachend:) ‘als een machinepark’ van logge bosjes had je je. onder een wolk paraplu's of een visioen van koepels over de afdaken kwamen meisjes peren stelen zij stonden er dun en blauw en doodstil natuurlijk maar levend in hun snoeplust in een paar dunne vegen zo had je dat geschilderd ja gewild maar niet in je hand had je, geen vinger gegeven die die buiten dit tafereel ruiten insloegen verrecke! [pagina 434] [p. 434] brullend binnen de lijst stapten op het dunne stuk glas dat deze aquarel zou beschermen [pagina 435] [p. 435] Je wijst met een pluim Vermomd in de jagersman op een bladzij ben je in een gravure dooraderd van ongewas het oogt wat wat als kraaiepoten je staat tegen de avond in zo'n vergrauwd bos binnen vlechtwerk waar de burijn de rimpels wou ai je wijst met een witte pluim de vogel aan die ik zie tuimelen of is het een pen waar je mee tast naar de leesbril of is het een woord als damp uitgestoten dat het kraakt in de kou van papier ik hoor me kijken ik val voor je Vorige Volgende