De Gids. Jaargang 148
(1985)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdDenkbeeldig leven
| |||||||||
[pagina 141]
| |||||||||
mens als representant daarvan.Ga naar eindnoot2. Vervolmaking van het individu is daarom alleen mogelijk als het zijn innerlijke stem laat spreken en daarnaar handelt. Het ideaal van zelfontplooiing, de eenwording van individu en kosmos, wordt zoals bij alle romantische dichters valt te constateren, nagestreefd door middel van eenwording met de natuur. De natuur is immers iets geestelijks, iets waarin Gods almacht, wijsheid en schoonheid tot uitdrukking worden gebracht. Deze eenwording wordt mogelijk gemaakt doordat de mens al zijn zintuigen en vooral zijn gevoel voor haar openstelt zodat hij haar volledig in zich kan opnemen. In de romantische literatuur komen dan ook veel beschrijvingen voor van natuurwandelingen. Ook op andere manieren werd een zo intens mogelijk contact met de natuur gezocht. Zo liet de schilder Turner zich met opzet in een vliegende storm aan de mast van een schip vastsjorren om de imponerende macht en schoonheid van de zee volledig te ondergaan.Ga naar eindnoot3. | |||||||||
Thoreaus WaldenNadat Thoreau zijn studie had afgesloten en het werkelijke leven moest beginnen, brak er een moeilijke periode voor hem aan. Toen zijn moeder na zijn laatste examen zei dat hij nu maar eens de wereld in moest om de kost te verdienen, moet Thoreau in huilen zijn uitgebarsten. Hij wilde niet weg uit Concord. En een echt beroep leren wilde hij ook al niet. Hij heeft daarna toch nog met wisselend succes gewerkt als schoolmeester, iets wat, gezien zijn opleiding, beneden zijn niveau werd geacht. In 1841 werd Thoreau door Emerson uitgenodigd bij hem te komen wonen. Emerson was voor Thoreau een mengeling van maecenas, beschermheer en tweede vader. Hij probeerde hem tot schrijven aan te zetten, iets wat maar gedeeltelijk lukte. In ruil voor Emersons gastvrijheid vervulde Thoreau de functie van huisknecht. Thoreau bleek een zeer moeilijk mens te zijn, weliswaar talentvol, maar ook lui en vooral met zichzelf bezig. Nadat bleek dat hij niet werkelijk tot schrijven kwam, en de verhoudingen enigszins bekoeld raakten, drong Emerson er bij hem op aan zijn geluk eens in New York te beproeven. Met flink wat aanbevelingsbrieven van Emerson bij zich bezocht hij daar een aantal schrijvers, waaronder Henry James. De ontmoeting liep uit op een teleurstelling. James beschrijft hem als ‘de meest kinderachtige, onnozele en schaamteloze egoïst die ik ooit heb mogen ontmoeten’.Ga naar eindnoot4. Ondanks de aanwezigheid van een florerend literair milieu en ondanks voldoende introducties, slaagde hij er niet in vaste voet te zetten in het Newyorkse leven. Thoreau voelde zich in de grote stad eenzaam en ontheemd, de massa's in de straten vervulden hem met afkeer en hij verlangde steeds sterker terug naar zijn geboorteplaats: ‘I walked through New York yesterday and met no real and living person... When will the world learn that a million men are of no importance compared with one man?’Ga naar eindnoot5. Toen hij in 1843 naar Concord terugkeerde, verkeerde Thoreau in een geestelijke crisis. Gezien de verslechterde verhouding met de Emersons bleef hem geen andere keuze dan opnieuw zijn intrek te nemen in zijn ouderlijk huis. Van zijn literaire werk was tot op dat moment niet veel terechtgekomen. Hij hield een dagboek bij, Journal, postuum gepubliceerd in 1906 en schreef gedichten en essays die sporadisch werden gepubliceerd in The Dial, een door Channing uitgegeven tijdschrift. In navolging van zijn vader hield hij zich vervolgens een tijdlang bezig met de fabricage van grafiet voor potloden, waarmee hij zelfs enig succes schijnt te hebben gehad. Maar gelukkig was hij niet. Integendeel: hij ervoer de wereld als onverschillig en vijandig. In de kleine gemeenschap van Concord werd hij beschouwd als een ellendige nietsnut die zjn talenten vergooide aan nutteloze schrijfsels en mijmeringen over de natuur. Tot overmaat van ramp veroorzaakte hij, de natuurkenner bij uitstek, door onvoorzichtigheid een fikse bosbrand waarbij honderddertig hectaren verloren gingen. Deze gebeurtenis in 1845 bezorgde hem bij zijn plaatsgenoten ook nog de reputatie van pyromaan. | |||||||||
[pagina 142]
| |||||||||
Wroeging over onvolbrachte voornemens, het gevoel van miskenning, niet begrepen door een wereld van grauwe middelmatigheid en het zelfverterende idee dat hij de enige getuige was van zijn unieke talent brachten bij hem een diep gevoel van spleen teweeg:Ga naar eindnoot6.
Here I bloom for a short hour unseen:
Drinking my juices up
In deze gemoedstoestand nam hij het besluit dat hem bij toekomstige generaties zo beroemd zou maken. Geheel in overeenstemming met de idealen van de transcendentalistische beweging wilde hij een tijdlang gaan leven te midden van de natuur. Hij zou zijn eigen hut bouwen en gaan leven van de vruchten van zijn arbeid en van hetgeen de natuur hem verder zou bieden. Hij kreeg de kans om deze idealen van natuurlijkheid, soberheid en autarkie te realiseren doordat Emerson hem in de gelegenheid stelde op zijn landgoed ‘Walden Pond’ een geschikte plek uit te zoeken. Daar bouwde Thoreau zijn eenpersoonshut waarin hij twee jaar bleef wonen (1845-1847). In tegenstelling tot wat hij daar zelf over zegt is het boek Walden niet geschreven tijdens zijn verblijf op Walden Pond, maar een aantal jaren later toen hij al weer hoog en droog bij zijn familie zat. Het boek, uitgegeven in 1854, was vooral een literair verslag van zijn verblijf in de natuur. Wat hij wel in zijn hut heeft geschreven is het in 1849 uitgegeven A week on the Concord and Merrimack Rivers. Hierin beschrijft hij een zwerftocht die hij met zijn broer maakte over de wateren in de buurt van Concord.
Thoreaus verblijf op Walden Pond is van grote betekenis geweest voor latere generaties. De geweldige legendevorming rond zijn bivak en de velen die na hem soortgelijke experimenten begonnen, zoals in ons land Frederik van Eeden, bewijzen dat. Naast inzicht in de actuele betekenis van de transcendentalistische beweging geeft Thoreaus Walden tevens een mooi beeld van de motieven die typerend waren voor de transcendentalisten van die tijd. Thoreau manifesteerde zich als een voorloper van de ‘economie van het genoeg’. Om zich in leven te houden had men niet meer nodig dan wat de natuur te bieden had; door enige eigen inspanning én door zijn behoeftenniveau niet door de maatschappij tot een onnatuurlijk peil te laten opjagen zou het mogelijk zijn sober maar goed te leven. Daardoor zouden er tijd en ruimte vrij komen voor de bevrediging van de ware behoeften: lezen, schrijven en het observeren van de natuur. Zo kon hij metterdaad Emersons woorden in praktijk brengen: ‘Build your own world. As fast as you conform to the pure idea in your mind, that will unfold its grand proportions.’Ga naar eindnoot7. Op grond van Thoreaus eigen mededelingen is rond het verblijf op Walden het beeld ontstaan van een volstrekt solitair en geïsoleerd kluizenaarsbestaan. De feitelijke gang van zaken was echter een geheel andere. Zo lag zijn hut niet diep in de wildernis, maar minder dan een half uur gaans van Concord. Bovendien ging hij bijna elke dag op bezoek bij familie en vrienden, die op hun beurt ook vaak naar zijn huisje togen. Hij schijnt zelfs erg veel belangstelling te hebben genoten. Vooral 's zondags trok zowat heel Concord eropuit om de zonderlinge kluizenaar in zijn hut te zien Het plaatselijk vrouwencomité tegen de slavernij heeft eens bij hem een vergadering belegd. De absolute eenzaamheid en het keiharde bestaan dat sommige trappers in het toen nog wilde westen gekend moeten hebben was Thoreau dus volslagen vreemd. Zijn verblijf in de natuur doet eerder denken aan vrij kamperen in een stacaravan. Ook de economie van zelfvoorziening stelde in de praktijk weinig voor. Thoreau kocht zoals ieder ander zijn bouwmaterialen en levensmiddelen bij de plaatselijke middenstand. | |||||||||
Transcendentalisme en maatschappelijk engagementDe mystiek van het transcendentalisme leidde, zoals uit de geschiedenis van Walden blijkt, bij Thoreau tot een houding van maatschappijverwerping. Hij zag de samenleving met haar | |||||||||
[pagina 143]
| |||||||||
kunstmatige, onnatuurlijke verhoudingen en conventies als een obstakel dat omwille van een directere eenheid van individu en natuur (of universum) tot een minimum teruggebracht moest worden. Het transcendentalisme schijnt bij Emerson niet tot zo'n houding te hebben geleid. Deze was een gematigde wereldverbeteraar die een ‘hogere’ maatschappijvorm nastreefde waarin zijn ideaal meer kans op verwerkelijking had.Ga naar eindnoot8. Uiteindelijk leidde Thoreaus escapisme tot een definitieve breuk met Emerson. Zijn vroegere leermeester veroordeelde Thoreau als lui, egoïstisch en onmaatschappelijk, kortom als een man die vanwege zijn apathie niets meer voor de mensheid te betekenen had.Ga naar eindnoot9. Ondanks alles is Thoreau blijven voortbestaan als de grondlegger van de idee van de burgerlijke ongehoorzaamheid. Aanleiding hiertoe was zijn demonstratieve weigering belasting te betalen en zijn essay On Civil Disobedience. Tegenwoordig moeten wij ons afvragen of dit beeld nog wel terecht is. Was hetgeen hij verdedigde wel een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid? | |||||||||
De belastingweigeringIn 1846 weigerde Thoreau aan de staat Massachusetts het bedrag van anderhalve dollar te betalen. Hij werd gearresteerd en na een nacht in de gevangenis te hebben doorgebracht, vrijgelaten omdat een familielid de schuld voor hem had voldaan. Thoreaus weigering moet worden gezien tegen de achtergrond van de strijd om de afschaffing van de slavernij. Deze werd tot de jaren twintig gevoerd door de Quakers en had toen nog een mild karakter. Tussen 1830 en 1860 werd de toon van het protest feller. In 1831 schilderde William Lloyd Garrison de slavenhouders af als gewetenloze beulen. In Thoreaus tijd ontdoken duizenden noorderlingen de wetten, die hen verplichtten gevluchte slaven uit het Zuiden naar hun vroegere meesters terug te sturen. Een uitgebreid netwerk van vrijwilligers, de ‘Underground Railroad’, zorgde ervoor dat deze slaven vanuit het Zuiden via de noordelijke staten naar Canada konden uitwijken. Rond 1840 waren tweehonderdduizend burgers actief in comités tegen de slavernij. De onmiddellijke aanleiding voor Thoreaus belastingweigering was de annexatie van Texas (1845). Deze gebiedsuitbreiding van de Verenigde Staten was tevens een gebiedsuitbreiding van de slavernij en daarom een doorn in het oog van de noorderlingen. Pas drie jaar na zijn weigering lichtte Thoreau zijn daad toe in Resistance to Civil Government (1849; in 1866 postuum gepubliceerd als On Civil Disobedience.Ga naar eindnoot10.) Thoreau was dus niet de enige noorderling die zich in felle verontwaardiging keerde tegen het stelsel van de slavernij. Zijn verzet was niet heldhaftig te noemen, zeker niet in vergelijking met de moedige inzet van de talloze vrijwilligers van de Underground Railroad. Het vond niet plaats in enig georganiseerd verband. Dat zijn actie als schoolvoorbeeld van burgerlijke ongehoorzaamheid de geschiedenis is ingegaan, is waarschijnlijk te danken aan haar symbolische karakter. Zij was een welbewuste wetsovertreding, in alle openbaarheid gepleegd. De acties van zijn medeburgers waren alle óf strikt legaal en openbaar (petities en protestbijeenkomsten) óf strikt illegaal, maar dan ook aan de openbaarheid onttrokken (de vluchtroute van de Underground Railroad). In dit opzicht is Thoreaus daad nog wel als vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid te beschouwen. Maar een andere belangrijke voorwaarde om van burgerlijke ongehoorzaamheid te kunnen spreken blijft bij Thoreau afwezig. Dat is namelijk de principiële erkenning van de legitimiteit van het staatsgezag als zodanig. In dit verband is Thoreaus argumentatie van groot belang. | |||||||||
Thoreaus argumentatieGeheel in overeenstemming met de transcendentalistische gedachtengang verdedigt hij in On Civil Disobedience de opperste soevereiniteit van het individuele geweten tegenover de macht van de staat. Het recht van het individu | |||||||||
[pagina 144]
| |||||||||
zich te onttrekken aan het staatsgezag komt volgens Thoreau aan ieder individu toe. Niet de staat of de gemeenschap, maar het individu is het begin- en eindpunt van alle recht. Alleen het individu heeft een geweten, de staat niet. En niemand, dus zeker een staat niet, heeft het recht een individu te dwingen tegen zijn geweten in te handelen. Aangezien de staat deze neiging toch altijd heeft, ziet Thoreau hem allereerst als een obstakel voor de individuele handelingsvrijheid. In het gunstigste geval is hij een nuttig middel, maar in de meeste gevallen leidt hij, vervreemd van zijn meester, het individu, een eigen leven en doet daardoor dingen die dat individu nooit zou hebben bedacht. Ter illustratie wijst Thoreau op de oorlog met Mexico, de annexatie van Texas, de ontrechting van de Indianen en uiteraard het stelsel van de slavernij. Een te grote staatsbemoeienis leidt altijd tot onrechtvaardigheden. Vandaar zijn credo: ‘That government is the best which governs least’, hetgeen voor hem neerkomt op ‘that government is best which governs not at all’.Ga naar eindnoot11. De werkelijkheid is dus die van een immoreel handelende overheid. Aangezien de staat het individu tot gehoorzaamheid en medewerking verplicht, wordt de laatste in zijn morele integriteit bedreigd. Want iedere burger die gehoor geeft aan de bevelen van de overheid maakt zich daardoor volgens Thoreau schuldig aan haar misdaden. Zo kan het betalen van belasting worden beschouwd als een bewijs van instemming.Ga naar eindnoot12. De overtreding van de wet is daarom een plicht voor ieder fatsoenlijk mens die zijn geweten zuiver wenst te houden. De weigering belasting te betalen is daartoe het meest aangewezen middel. Hij maakt daarmee niet alleen duidelijk het niet eens te zijn met de slavernij, maar ontslaat zich daarmee tevens van iedere medeplichtigheid. Een ander zeer belangrijk argument voor de keuze van dit middel is volgens Thoreau zijn effectiviteit. Door belastingweigering knijpt men direct de luchtwegen van de staat af, zodat een goed gemotiveerde minderheid in korte tijd veel succes kan behalen. Thoreau ziet dan ook niets in het door argumentatie en discussie proberen te overtuigen van ongeïnteresseerde meerderheden. De minderheid hoeft niet te wachten op het moment dat zij een meerderheid is, maar kan alvast op de zaken vooruitlopen. Indien de stem van het geweten haar dat gebiedt, heeft zij daartoe het volste recht. Niet aan de staat of de meerderheid, maar alleen aan God is volgens Thoreau de mens verantwoording schuldig. Daarom zegt hij van zijn potentiële medewetsontduikers: ‘It is enough if they have God on their side.’Ga naar eindnoot13. Uit deze argumentatie blijkt dat Thoreau niet gezien kan worden als voorloper van de burgerlijke ongehoorzaamheid in de eigenlijke zin van het woord. Hij hanteert namelijk een legitimiteitscriterium dat zo streng is dat geen enkele staat daaraan kan voldoen. Hij noemt een staat pas legitiem als deze overeenstemt met het geweten van elke burger. Een elk geweten is volgens hem op zich al een meerderheid. Daardoor kan Thoreau nooit voldoen aan de eis die o.a. Rawls en Schuyt gesteld hebben: degene die zich beroept op het recht van burgerlijke ongehoorzaamheid erkent de constitutionele grondslagen van het politieke gezag en beroept zich daar ook op. Hij of zij protesteert slechts tegen een onderdeel van het overheidsbeleid, overtreedt een bepaalde wet en onttrekt zich niet aan vervolging. Thoreau beroept zich niet op de Constitutie maar op zijn individuele geweten, dat niet gebonden is aan enige intersubjectieve norm, maar een absolute rechtvaardiging vormt voor zeer vergaande vormen van verzet. Mocht dat verzet leiden tot een bloedvergieten dan is dat volgens hem altijd nog minder erg dan gebukt te gaan onder de door de staat uitgeoefende gewetensdwang.Ga naar eindnoot14. Thoreau kan echter wel opgevoerd worden als voorloper van diegenen die zich tooien met het predikaat ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ maar zich de facto schuldig maken aan politiek geïnspireerde ‘criminaliteit’. Te denken valt aan hen die gehoor gevend aan de imperatieven van het reine geweten wetten en besluiten | |||||||||
[pagina 145]
| |||||||||
overtreden, geweld gebruiken en zich niet meer beroepen op de legitieme rechtsorde. Randgroepen zoals het Dierenbevrijdingsfront, Onkruit en radicale krakers mogen hiervan als voorbeelden dienen. De implicaties van Thoreaus rigoureuze moralisme bleken tien jaar later toen hij het opnam voor John Brown in A Plea for John Brown (1859). Deze figuur voerde met een bevrijdingslegertje een gewapende guerrilla tegen de zuidelijke slavenhouders. In 1859 werd hij door het federale leger verslagen, gevangengenomen en vervolgens veroordeeld tot de strop wegens moord en hoogverraad. Thoreau nam het volledig voor hem op in A Plea for John Brown. Hij prees hem als godvrezend puritein, een man van eenvoudige komaf, iemand die niet uit was op compromissen of gemakkelijke oplossingen en die zijn mannen selecteerde op geloofsovertuiging, hen het vloeken en drinken verbood en hen verplichtte elke dag te bidden: ‘A transcendentalist, above all a man of ideas and principles.’Ga naar eindnoot15. De gewelddadige acties van Brown achtte Thoreau volkomen gerechtvaardigd. Hij beschouwde ze als uitingen van menslievendheid. De verontwaardiging erover noemde hij hypocriet omdat de zogenaamde sociale vrede bewaard werd met even zovele, zo mogelijk nog meer gewelddaden.Ga naar eindnoot16. Brown was dus een man naar Thoreaus hart, die geheel handelde in overeenstemming met hetgeen hij eerder in zijn Resistance to Civil Government gesteld had. ‘He did not recognize unjust human laws, but resisted them as he was bid.’Ga naar eindnoot17. In de voorstelling van Thoreau spreekt de gehangene Brown vanuit zijn graf zijn overwinnaars toe met de volgende woorden: ‘Ik ben alleen op eigen initiatief en dat van mijn Schepper gekomen. Jullie pleegden een grote misdaad tegen God en de mensheid want het was volkomen terecht om de mensen te bevrijden die jullie gevangen hielden. Uit sympathie met de armen en onderdrukten deed ik dit.’Ga naar eindnoot18. | |||||||||
Literatuur
|
|