| |
| |
| |
Stefan Hertmans
Edward
‘Maar beiden zijn er in geslaagd, het nog
één keer over liefde te hebben’ - Umberto Eco
Gertrud werd pas echt nerveus, toen ze zes maand zwanger was. Kritiek moment natuurlijk. De eerste wriemelende bewegingen. Het voelbaar stampen van ledematen. Een in zijn intieme oceaan dromend monstertje dat zich drijvend hield terwijl zij sliep, of met zijn onvolgroeide klauwtjes in bidgebaar langs de blauwroze gladde wanden van zijn grot bewoog. Een kleine geketende boef die zijn tijd afwachtte om bloed en wonden te veroorzaken en met zijn blauwe kop nonnen en dokters te vervelen tot de eerste schreeuw zich als een vreselijke protuberantie uit zijn verwrongen bek zou losmaken. Het bestaan van zo'n reptieltje in haar lichaam greep niet voor het eerst plaats. Het was haar vierde zwangerschap. Er viel ook niet dadelijk iets ongewoons voor. Alles verliep zoals bij haar andere zwangerschappen. Vrij probleemloos, vlot, en eigenlijk sneller dan ze het kon beseffen. Over de kalendercijfers kroop een blauw onzichtbaar ding zich naar zijn menswording toe terwijl zij boodschappen deed, de gang schrobde of hevig klaarkwam met Hans. Soms stond ze voor een uitstalraam te kijken naar wijde jurken en van die afschuwelijke broeken met elastieken erin.
Het was mei. Bloemknoppen en eierschalen kraakten. Een vreselijke vruchtbaarheid ging door de wereld, bangelijk en oncontroleerbaar. De roetsjbaan van het jaar, waar men niet uit kon stappen, gleed feilloos en pijlsnel naar de diepte. De lucht, indien hij snel werd ingeademd, maakte duizelig. Haar armen werden zo gewichtloos dat ze voortdurend moeite moest doen ze niet boven haar hoofd te laten wiegen als waterplanten. Inmiddels liep Hans de weg naar kantoor dagelijks heen en weer. Hij voerde ingewikkelde gesprekken met zichzelf. Er kwamen nogal wat kleuren aan te pas. Het ging over de andere leden van het gezin.
Toen Marinka als eerste geboren werd, was namelijk de consternatie groot. Ze moest eigenlijk als tweede gekomen zijn. Goed. Grillen van dit soort heeft de natuur - of wat we daar voor houden - altijd gehad. Het heeft niets schokkends meer. Erger was dat Marinka een mulatje was. Een pracht van een diertje, zandkleurig en glad, met grote zwarte ogen en een gitzwart Afro-hoofd.
Enige commotie tussen hem en Gertrud was het gevolg.
Ze verzekerde hem er telkens weer van dat er niets, maar dan ook hoegenaamd niets was voorgevallen. Dat ze hem onverbiddelijk trouw was. Dat ze echt geen kinderen hadden omgewisseld in de kraaminrichting. Etcetera.
Hans, die wel hier en daar wat gelezen
| |
| |
had, dacht aan Musils Tonka en zweeg.
Gertrud had ooit een korte liaison gehad met een jongen uit Zaïre. Goed drie jaar voor ze Hans ontmoette. Tussen haar kanten ondergoed, dat nu weer een tijdje onbruikbaar werd, een foto waarop ze met Hans poseert als een rubensiaanse bosnimf, het ziekenhuisspeldje met het nummer 26 erop (dat men Marinka na de geboorte had opgeprikt), een rolletje kleefverband en een doosje duimspijkers, vond ze een foto van de zwarte jongen terug. Modieus en goedgekleed keek hij over het muurtje van de jaren en grijnsde in de lens. Gertrud vroeg zich af in hoeverre ze nog iets voor de jongen voelde. Er was niets meer in hem dat haar nog aantrok.
De hele zaak had één positieve kant: Gertruds familie verbrak elk contact. Dat was op zich een bijna paradijselijke wending in hun leven. Gertruds moeder, een dweepzieke neurotica, hield daarmee op een wekelijkse kwelling te betekenen. De zondagen werden niet langer verpest door verplichte etentjes, gevit over Hans zijn kledij, de staat van het behang, de gasrekening, de nieuwste tranquillizer, de leverziekte van de poedel. Gertruds vader, onverbiddelijk gehoorzaam aan zijn huistiran, bleef daarmee ook weg. Dat speet hem wel voor zijn dochter. Door zijn lang verdrongen, scheefgegroeid gevoel voor erotiek naast een volstrekt onsensuele vrouw, ging er voor hem van de hele situatie rond Marinka een ongehoorde prikkeling uit. Iets dat peper in zijn bloed strooide en hem duizelig maakte van verlangen om het geheim te ontsluieren. Maar er was helemaal geen geheim, verzekerde Gertrud hem huilend als hij weer eens stiekem opbelde. De lange telefoongesprekken maakten haar voor de rest van de dag uitgeteld en wezenloos.
De meeste kennissen bleven een tijdje weg.
Na een half jaar kwamen ze weer een keer langs, grimasten eerst nog wat onwennig en vonden uiteindelijk de hele situatie niet meer zo ongewoon. Tenslotte was een slippertje niet zo'n schokkend iets op zich, vonden ze, maar het was wel belachelijk dat Gertrud bleef ontkennen dat er iets was geweest. De kristallen luchter schommelde bij elke categorische imperatief. Toe nou, Gertrud! zeiden ze na een tijdje en knipoogden. Dat maakte haar razend. De tranen stonden haar in de ogen terwijl ze borrels inschonk en apenootjes in een schaaltje deed, die Marinka eruit kwam stelen.
De tweede zwangerschap betekende voor haar hoop op restitutie, op eerherstel en normalisering.
Toen het tweede kind geboren werd, bleek hij ook een beetje zwart aanvankelijk. Dat kwam doordat de navelstreng rond zijn keel had gezeten. Hij had zichzelf bijna gewurgd door zich naar de uitweg van het leven toe te vechten. Gertrud, die na veertien uur weeën volledig out was, zag wazig een oude bebrilde verpleegster met een zwarte vod staan zwaaien. Ze vroeg zich af waarom nonnen zo onhygiënisch kunnen zijn zoiets in een kamer te doen waar net een bevalling heeft plaatsgegrepen. De dokter zat even verderop een doktersroman te lezen. Bezwerend reciteerde hij de ene cruciale zin na de andere. Hij leek zich nergens iets van aan te trekken. Plotseling ging de zwarte vod piepen, zo hoog dat het pijn deed, een grote vleermuis die enkele toonladders lager zingt dan gewoonlijk en de omstaanders migraine bezorgt. Vervolgens ging een krakende schreeuw door de kamer. Gertrud besefte dat het haar tweede kind was, dat daar
| |
| |
spartelend voor zijn leven vocht.
Het was een jongen die doodbanaal Tom werd genoemd. Een kind dat later aan stopcontacten bleef hangen met al zijn haren overeind, ruggelings uit de fruitbomen viel waar hij 's zomers in klom, langs de rivier ging spelen, later veel vrouwen in zijn ban kreeg en verbanden tussen Wittgenstein en Mussolini probeerde te ontdekken.
Gertrud was met dit kind bijzonder ingenomen. Misschien omdat het tijdens allerlei kinderziekten zo vaak tussen leven en dood hing, misschien omdat het zo sterk op haar geleek. Misschien gewoon omdat het de huidkleur had, die men bij een kind van Hans en haar (van huid en haar) zou verwachten.
Hans nam een vroegere gewoonte op, die op stabilisering van de situatie wees. Hij ging weer piano spelen en deed hier en daar concerten met jazzbands. Hij studeerde weer hele namiddagen lang bopthema's, (het was de tijd van het postmodernisme), diminished scales, oefende lopertjes en moeilijke vingerzettingen. Ervoer de wereld weer als een ritmisch in plaats van als een coloristisch probleem.
Hij liet een zware snor groeien en was blij toen Tom bij hem aan de piano kwam staan en met zijn kleine handen op de toetsen kletste tot hij hallucineerde van pret, net zoals de vermeende vader van Marinka in een rimboe vol regen en nacht op conga's en trommen sloeg en Gertrud wakkerhield als ze overvloedig menstrueerde.
Toen Tom vier jaar was, werd Gertrud weer geplaagd door de mystieke biologische drang waar sommige vrouwen last van hebben. Ze wou een derde kind. Marinka was toen al acht. Het werd hoog tijd, wilde zij de traditionele droom van het homogene huisgezin verder uitbouwen. Het behekste haar bij de aanvang van haar vierde levensdecennium meer dan ooit.
Vruchtbaarheid? Rituelen? De roltong in het moeras? Nestbouw? Onbegrijpelijk. Het drijft de wereld naar een vreemde diepte, de blauwe valt, steeds zwaarder en dichter bevolkt, in het zwarte gat van de kosmos, achternagezeten door het licht van zomers en winters die wisselen als flikkerende lichtreclames in een straat vol neon en donkere nissen.
Tijdens deze derde zwangerschap werd Gertrud geplaagd door een onverzadigbare seksuele honger. Hans zwoegde zich bijna elke avond en ochtend in een delirium. Gertrud sloeg haar benen rond zijn rug, hield de ogen gesloten en genoot zwijgend en blind. Ze wroette met haar tong in zijn oor, lispelde in een vreemde euforie, reed als een dikbuikig en zwetend ruitertje op haar afslankende echtgenoot tot ver na haar zevende maand. Liep vervolgens te zingen in de tuin terwijl ze de was te drogen hing, Tom naar school bracht en Hans hoofdschuddend naar kantoor ging.
Op de scheurkalender stonden elke dag onbegrijpelijke moppen. Tom verzamelde ze, deed ze in een ijzeren doosje waar een toekan op stond en bewaarde ze tussen zijn plastic trucks, locomotieven en kleurboeken (later kwamen daar drumsticks voor in de plaats).
Deze zwangerschap liep ten einde in een wintermaand waarin het ongewoon hard ijzelde, sneeuwde en vroor. Het was zo helder dat het hele leven in en om het huis iets glasachtigs kreeg. Een boosaardige zuiverheid, een fanatisme lag op serviezen en tapijtjes. Het deed de kinderkleren aan de waslijn opstijven als holle wiegende mannetjes. Ongevraagde kindertjes van katoen
| |
| |
moesten ontdooid, weer slap gemaakt en gestreken worden eer ze kalmeerden en weer gewoon hun bestaan als pyjama, jas of hemd wilden verderzetten.
Een paar dagen voor de voorziene datum struikelde Gertrud op de keldertrap. Ze viel hard tegen de leuning aan, drie treden dieper. Het werd doodstil in haar buik. Ze verzweeg het voorval aan Hans en at kilo's yoghurt met appels als hij uit werken was.
De nacht voor de bewuste datum werden Marinka en Tom bij vrienden ondergebracht. Hans ging onrustig naar bed, vroeg Gertrud hem te wekken zodra ze iets voelde. Hij schrok om het halfuur wakker. Zag Gertrud in diepe slaap, zwaar op haar rechterzij gekeerd liggen ademen. Tegen zes uur 's ochtends werd ze wakker, zag dat Hans ook wakker was.
‘Waar eindigt de indruk, en waar begint het onkenbare, het bestaan zelf?’ De dingen die ons werkelijk gebeuren, zijn onvatbaar als een roes. Een bloedroes vol wentelende sterren en atomen, ondeelbare beelden en onbegrijpelijke herinneringen, die circuleren in stilaan verkalkende aders. De mens heeft aan niets werkelijk deel, dat hem daadwerkelijk overkomt. Alleen in zijn verwachtingen, zijn angsten en neurosen, is hij zichzelf. Een vóór hem uit hollende schim bepaalt zijn doen en laten. Het is de schim van de zelfherkenning, van de spiegelingen, de metafysische moerassen en de vreemde dromen als men lang en slapend in de zon gelegen heeft en met verbrande huid wakker schrikt: waar ben ik wezenlijk aanwezig, wat is alleen maar hier dank zij zijn naam, leeft voor de rest tussen vel en vlees decennia lang vol raadsels, om dan onopgelost samen met ons te verdwijnen in de vochtige intimiteit van een klein houten vaartuig dat ons naar de verrotting drijft, - de terugkeer naar aarde, schermbloemigen en wespen.
Gertruds pupillen waren bijna paars als ze wakker werd. Een zacht, onwezenlijk paars dat Hans jaren geleden, toen ze voor het eerst samen sliepen, al had bemerkt. Het was een van die details waarom men soms een leven lang bij iemand kan blijven. Er was iets in dat paars dat hem een grote belofte had geleken: de belofte van sereniteit, continuïteit en veiligheid.
Afgezien van de exotische aanwezigheid van Marinka, die als een beeldschone vergissing door het huis liep en stilaan beklemmend aantrekkelijk werd zodat de ficus, de cactus en de christusdoorn gingen ritselen en dauwen als ze erlangs liep met haar geur van kleinemeisjespis en met haar blanke poppen, was die sereniteit er gekomen.
Afgezien van de soms stormachtige liefdesnachten, die hem niet zo goed afgingen, afgezien van de onwezenlijke, glasachtige wintersfeer die deze ochtend biezonder onrustwekkend maakte, was de belofte, die in het paars van Gertruds ogen lag, elke ochtend een paar minuten maar, uitgekomen.
Hij legde zijn hand op haar buik. Het was doodstil daarbinnen. Niets aan de hand, verzekerde Gertrud kalm. Ze waterde bijna in bed van ontzetting omwille van die stilte in haar buik. Ze dreven samen in een onbeweeglijk winterlandschap dat rond het bed en in de hele kamer hing.
Hans ging koffie zetten. Gertrud kwam moeilijk en traag de trappen af. Ging aan tafel zitten.
Niet voor vandaag, zei ze. Legde de handen plat op de tafel voor haar. Bleef er geabsorbeerd naar kijken alsof ze ze voor het eerst zag.
| |
| |
Tuurlijk wel, zei Hans. Je bent nog nooit over tijd geweest.
Gertrud dronk koffie met drie lepeltjes suiker erin.
Kreunde plotseling vreselijk.
Hans sprong op, stootte zijn rechterknie tegen de tafelpoot, wou iets zeggen, raakte niet uit zijn woorden, stond zo als een chimpansee half gebukt voor haar. Snel Hans, snel, zei Gertrud, stond verbazend vlug op, deed haar jas over haar pyjama aan, liep de tuin in.
Hans wrikte de garagepoort open, dook in de auto, stootte zijn hoofd, en vloekte. Een motor ging hoesten. Een auto schoot vooruit, dan weer achteruit de helling op naar de straat. Bleef daar dan zo hangen met slippende wielen op de bevroren sneeuw. Zakte traag weer de helling af. Gertrud waggelde het huis weer binnen, kwam buiten met de aslade van de haard, en strooide de ijsbaan in twee sporen vol. De auto schoot naar de straat toe, slipte nog even, stond toen scheef dwars over de straat terwijl het portier openzwiepte. Gertrud kroop moeilijk naar binnen. Tijdens de rit, die aan veertig kilometer per uur verliep, brak haar water. Hans zweette, rookte, slipte, wrong aan het stuur, vloekte, bezwoer haar te knijpen. Gertrud jammerde, kneep en beet op haar onderlip. Bij de kraaminrichting werd ze op een wagentje geholpen. Op de kraamafdeling aanbeland proestte en snoof een gelig hoofdje tussen haar benen. Twintig minuten later lag een huilend kind met opvallend gele teint in de zachtroze lakens van de materniteit.
Gertrud sliep twee dagen aan één stuk.
Toen ze wakker werd was Hans er niet. Een verpleegster stond boven de wieg gebogen.
De geboorte, de procreatie, de seksuele drang - het is een uitdeining van mogelijkheden. Tegen de nevenverschijnselen zijn we machteloos. In elk moment, dat werkelijk de triomf van de natuur in zich draagt, hallucineren we. Geboorte, orgasme, bevalling, dood, moord, verliefdheid. Het brein zakt weg in het fluïdum van herinneringen. Licht valt in kamers zoals het ooit in grotten viel. Iets is veranderd na elk delirium. Het is onmogelijk uit te maken wat.
De verpleegster, als achter glas, sprak onhoorbare woorden. Gertrud dreef in de halfslaap van haar zich sluitend lichaam en keek toe. Een sterk Aziatisch kind werd in haar armen gelegd.
De verpleegster kromp, zeilde weg in het namiddaglicht, verdween ter grootte van een stuk toiletzeep boven de besneeuwde asfaltdaken van het hospitaal. Gertrud lag op de planeet, zwaar en zo groot als een witte woestijnstad, achter verstoffende bergen en een grote stuwdam vol koel en onpeilbaar water, in de hitte van herinneringen die duidelijk niet de hare waren.
Ze was gelukkig. Het kind sliep en ademde regelmatig. Het rook zoals babies ruiken in de twintigste eeuw: hygiënisch, ontsmet, onpersoonlijk en wee, eigenlijk. Ze schrok zo nu en dan half wakker. Bekeek het kind. Sliep weer in. Toen Hans rond zes uur 's avonds bij haar bed kwam staan, snapte ze dat er iets ongewoons was. Ze slikte moeilijk, voelde het bloed bonzen in haar hoofd. In een ogenblik woei het hele hete continent weg en maakte plaats voor onpasselijkheid waarvan ze wel kon sterven. Buiten dreven obscene liedjes, reclames voor cosmetica en slogans door de lucht. Hans en Gertrud keken lang en strak in elkaars ogen. Hij verwijtend, verdrietig en stom. Zij sprekend, vragend, wervend om iets
| |
| |
menselijks, een woord of een beweging. Haar ogen waren van het vreemdste paars dat Hans ooit had gezien. Het verkleurde langzaam, spatte uit elkaar vanuit de zwarte oogpunt in stralen en tinten als een rozas waarachter het licht van de namiddag verandert. Dan werden het weer de vertrouwde, grijsgroene ogen van Gertrud. Haar oogleden sloten zich soms een tiental seconden om dan weer die blik vrij te laten, die hem nog meer verwarde en tegelijk openscheurde van warmte voor de vrouw die daar in het vreemde licht, in vreemde geuren, in een vreemde wereld toch onvervreemdbaar zijn Gertrud lag te zijn. Zacht ademend door een mond die hij kende, twee dooraderde handen rustend op het lichtgeel laken. Hij ging op het bed zitten. Legde zijn hand op haar voorhoofd. Het was koel en groot, vlak en rustgevend. Sereniteit, dacht Hans, waarom betekent dat zo veel voor mij? Hij ging op de gang een sigaret roken. Een verpleegster bekeek hem wat spottend. Vroeg of hij de vader was van, - en hoe het meisje zou heten. Leni, zei Hans, Leni. Een kreeft kroop achterwaarts langs zijn keel omhoog. Hij snotterde. Beet op zijn onderlip. Beet stukjes van de grote snor. Wreef er het snot uit met de rug van zijn linkerhand. Spuwde de afgebeten eindjes haar uit. Liep de kamer weer binnen, liet zich met zijn hele gewicht op Gertrud vallen die ou zei.
| |
2
Een bont familieleven is een keuze. Sommigen verkiezen de statische leefwijze van de single person. Slapen alleen in hotelbedden. Hebben vrijgezellenwashandjes, vrijgezellenasbakken en vrijgezellentijdschriften. Spoelen hun sokken in de wasbak en eten zelden thuis. Zitten in restaurants onzinnige aantekeningen te maken op bierviltjes. Bekijken de anderen, dat is: de wereld van de paarvorming, de koppeldrang, de nestbouw en de ruïneuze rust van het gepensioneerde echtpaar achteraf.
Die anderen kiezen het bonte: de geur van luiers, vers gemaakte soep, de geur van net gewassen linnen onder het strijkijzer, beroezend veilig en onduidelijk. Hun levens ijlen voorbij in korte-afstandsdoelstellingen. Ze verliezen geen tijd met vragen, alleen met antwoorden op vragen die niemand ooit formuleert. Het is een keuze, dacht Hans terwijl hij bij de oogarts zat.
Marinka was inmiddels twaalf, rookte stiekem haar eerste sigaret en menstrueerde onverwacht vroeg. Haar krullend haar liet ze lang groeien en bond het in een staartje achter in haar zandkleurige hals. Haar prachtige hoofdje kreeg aldus de vorm van een zuiderse karaf op haar kop, beschilderd met twee gitzwarte ogen en witte tanden tussen twee lippen.
Sedert Hans moeilijkheden met zijn ogen had gekregen, was Gertrud zwijgzamer geworden. Het is delicaat honderduit te praten met iemand die aan elk detail door zijn partner vernoemd, de achteruitgang van zijn fysieke conditie kan afmeten. Wat evident was, werd plotseling problematisch. Opmerkelijk genoeg ondervond Hans een nieuwe golf van seksuele begeerte voor Gertrud in die tijd. Naarmate zijn zicht snel achteruitging, werd het brandend gevoel in zijn onderbuik sterker. De prikkelende geur van Gertruds lichaam als ze vochtig en warm en open was, verwarde hem op een onzinnig sterke manier.
Leni, Tom en Marinka liepen al gauw als drie kleurige vlekken door de kamers, openden vage deuren waarachter lichtend
| |
| |
een verre namiddag schemerde. Gleden lachend over de in elkaar vloeiende patronen van de tegelvloer op de gang. Sloegen spelend de deuren weer hard dicht. Soms was het huis stil en verlaten. Gertrud was in de tuin bezig. De kleurige vlekken ademden tussen andere vlekken in de septische put van het schoolleven. Leerden cijferen.
Als Hans voor het venster stond, hield Gertrud hem soms onopvallend in het oog. Ze vroeg zich af of hij haar nog zag, daar, met zijn dikke brilleglazen en zijn bros geworden, aan alle kanten uitstaande grijzende haren. Hans was in het stadium net voor de beginnende kaalheid, de schemerende kruin bij elke man van bijna veertig, de plek waar de huid soms tegentrekt als hij stresst in het razend verkeer op de ringbaan rond de stad om vier uur 's namiddags.
Eén keer in de week oefende de jazzband bij hen thuis. Hans zat met zijn neus op de partituren als er een nieuw thema moest worden geoefend. Voor de rest improviseerde hij vrijer, lichter en preciezer dan vroeger. Tom kreeg in die tijd zijn eerste lessen van de drummer. Als je correct swingt, ligt de klemtoon op de tweede helft van de maat, je moet een toename van kracht scheppen en geen decrescendo, zei hij. Tom worstelde met de onafhankelijkheid van rechtervoet en linkervoet, van rechterhand en linkerhand, van handen ten opzichte van voeten. Maakte 's avonds rekensommen tot hij van kamelen, oesters en wilde paarden droomde en liet zich naar bed brengen door Hans.
Met de drummer was iets vreemds aan de hand. Hij bleef steeds vaker met Gertrud napraten als Tom naar zijn kamer verdwenen was en Hans nog niet terug van kantoor. Gertrud had al snel door waar hij heen wou. Net deze gedachte: het besef dat hij wist dat zij het wist, maakte een en ander beklemmend en onontkoombaar. De man bleef nochtans nooit opvallend lang. Hij praatte wat met Gertrud, dronk twee kopjes koffie en ging weg. Alleen: hij keek elke keer, al was het maar een ogenblik op een uur, even priemend recht in haar ogen. Die gaven telkens terstond van het prachtigste paars te zien. Een onooglijk, uiteenspattend wiel van paarse gensters en facetten sprong vanuit de zwarte oogpunt naar het wit toe en dan weer naar binnen. Zijn ogen zijn vreselijk, zeldzaam blauw, dacht ze soms. Hoorde niet wat hij zei. Een soort van angst, zo dringend en scherp dat ze er misselijk van werd, schoot door haar heen. Op een namiddag zoende hij haar op de linkerwang bij het weggaan. Ze rook een vreemde, bittere aftershave. Snakte naar adem. Hij nam zijn drumsticks en de brushes van het salontafeltje mee. Legde ze de volgende keer precies op dezelfde plaats weer neer: tussen de asbak en de fruitschaal, schuin tussen hem en Gertrud in. Een zonnewijzer die van slag raakt, de grapjas in de genen die mutaties mogelijk maakt. En met zijn schaduw samenvalt. Op een namiddag zat ze naast de drummer op de bank. In een warme verstrooidheid voelde ze zijn hand op haar dij omhoogkruipen, onder de rok, hoger op tot een vingertop het katoen van haar gewoon, doordeweeks slipje raakte. Dan trok de hand zich een paar centimeter terug en bleef daar warm en rustig liggen. Gertrud dacht aan Leni. Die lag hoestend en koortsig in haar exotisch kinderlichaam en praatte in haar slaap op de witte mansarde.
Hans stond sereen en bijna blind voor het raam van zijn kantoor. Weinig werk om handen, een kop thee, en blauwe, ver- | |
| |
warrende verveling. De dag filterde als een zandloper door de huid. De lippen van de drummer kwamen tegen de lippen van Gertrud, bijna niet rakend. Een hand kroop naar een slipje toe. Hief het elastiekje aan haar rechterdij op. Twee vingertoppen raakten haar schaamharen. Dan, voor ze het wist, ging een soort van steekvlam door haar hersens en haar lichaam, een witte, knetterende vlam, iets wat te hevig was om deugd te doen: een droge, ondraaglijke begeerte die geen seconde uitstel meer verdroeg. Haar rok kroop omhoog, haar borsten kwamen van onder haar truitje te voorschijn. Kleren kropen verongelijkt op hoopjes en copuleerden. De geur van de bittere aftershave in haar neus. Een warme, zich openende mond op haar mond. Ze streelde hem, liet hem in haar binnen. Ze donderden half van de sofa af. De drumsticks rolden van het tafeltje. Voor het eerst in haar leven voelde Gertrud het verschijnsel dat bepaalde vrouwen zeer wel bekend is: ze ejaculeerde toen ze klaarkwam. Duidelijk voelbaar schoot een warme straal vocht vanuit haar binnenste ik in haar vagina. Het maakte de man, wiens drumsticks heen en weer rolden onder twee bijna worstelende lichamen, een beetje uitzinnig.
| |
3
De bijna-blindheid wikkelde Hans in een droom van zilverpapier en knisperende stilte. De geur van de blauwe glycine, van droog hout op de mansarde, van vocht in de kelder: dat werden zijn herkenningspunten. Andere geuren vergat hij periodisch. Herinnerde ze zich na een tijd met des te grotere intensiteit. De kruidige, bittere geur van Gertrud bijvoorbeeld. Hans leefde niet veel verder dan zijn huid, ging daardoor bijna samenvallen met zichzelf en werd sereen.
De repetities hield men nu in een lokaal waar een piano voorhanden was. De drummer kon er zijn hele apparatuur blijvend laten staan. Het lokaal was een oude bioscoopzaal waaruit de stoelen verwijderd waren. De vochtige patronen op de muren vormden rare beeldschermen voor het kwartet ijverig musicerende heren waarvan één enkele wist wat Hans wist: dat Gertrud ejaculeerde als ze klaarkwam.
Er werd in moeilijker tempi gespeeld, 12/8, 5/8. Hans werd een beetje lyrisch in zijn improvisaties. De drummer ging daar tegen in door pal en keihard op de beat te slaan met de achterkant van zijn sticks. Soms kwam Tom mee. Hij zat toe te kijken en bewonderde de trefzekere handen waarin de sticks hard en sierlijk op en neer gingen. Tom had echter een voorkeur voor de brushes. Vreemd voor zo'n kind, zei de drummer, te meer omdat in zulke kleine handen brushes moeilijk hanteerbaar zijn. Hij verplichtte Tom de basisritmes te blijven oefenen tot hij ervan duizelde en zweette. Gaf hem steeds meer oefeningen waarbij de linkerhand binair en de rechterhand ternair moest spelen. De hersens van Tom gingen langzaam splijten in een binaire en een ternaire helft, zoals het hoort. Kort daarop kreeg hij in de badkamer een eerste bewuste ervaring, die bliksemsnel weer verdween. Hij stond naakt en nog nat van de hete douche door het raam te kijken. Voelde de koele gladde tegels tegen zijn onderbuik. Daarop schoot zijn klein geslacht als een hagedis tegen de natte muur omhoog. Zakte dan weer warm en in slaap gevallen weg.
Hij wordt groot, zei Gertrud tot Hans.
| |
| |
Wat bedoel je, zei Hans.
En jij, zei Gertrud.
Marinka hield een regendans op het gazon.
Bestaat het enkelvoudige? Al deze tijdelijke dingen, deze struikelstenen van het toeval, sluiten ze ergens aan bij het primaire, bij het eerste? Bij de fundamentele metafysische vraag die elk bewustzijn in momenten van verstrooidheid overvalt: de vraag van de detective story, de whodunitvraag, die volgens sommigen regelrecht naar de bijbel leidt.
Het was in die wat onoverzichtelijke periode waarin de homogeniteit van het gezin zich transformeerde tot een bont allegaartje van problemen die met elkaar geen verband meer leken te hebben, dat ik hen zelf minder ontmoette. Ze leken zich op zichzelf terug te trekken en werden akelig correct en gereserveerd. De bezoeker werd steeds vaker verkrampt door gênante lange stilten. Ik zag dat er niet veel meer te zeggen viel. Werd warm vanbinnen toen ik Marinka dertien zag worden en kauwgum kauwen met haar witte tanden. De wereld is nog zo kwaad niet, ouwe vos, dacht ik bij mezelf. Marinka lachte uitdagend en wild van belofte naar mij.
In die periode ook moet het onverwachte gebeurd zijn. Gertrud raakte ondanks haar spiraaltje voor de vierde keer zwanger. Ze verzweeg het uitblijven van haar menstruatie eerst. Kocht dan een predictor. Zat op een blauwe herfstnamiddag met Hans versuft naar het rode ringetje op het gele vlakje te kijken. Hij met een loupe.
Heb je het koud? zei hij zacht. Legde zijn hand op haar rug.
Waarom vraag je dat? zei Gertrud. Keek hem niet begrijpend aan.
Ik weet het niet, zei Hans. Laten we het maar houden, Gertrud.
Het vooronder van de wereld ligt volgestouwd met mogelijkheden. Vogels en generaties dwarrelen door de ruimte. 's Nachts rijden brandweerwagens met blauw flikkerende lichten door straten en villawijken. Sommige huizen blijven gespaard. Andere worden kortstondige tuinen vol blauwe, rode en gele vlammen. Sommige raken bedolven onder de pluizen van de paardebloem, in april, als de weiden dampen 's ochtends en halfblinde kantoorbedienden op de bus staan te wachten. Tijdens de dag vergeten ze wat ze wisten in de droom.
Achteraf, als ze moe en verward teruggekeerd zijn in de warme duisternis van het bed, komen de demonen. Dat zijn nooit de dingen die gebeurd zijn. Het zijn ook niet de onmogelijkheden. De ware demonen zijn de beelden van het net niet gebeurde, dat wat rakelings langs ons gegaan is. Het is het bijna gebeurde, dat foltert en treitert, soms jarenlang tussen vel en vlees als een tweede huid.
Gertrud bijvoorbeeld, droomde van koepels en liften. Stijgen, stijgen, tot ze moe en versuft wakker werd en vanuit de nok vijftig meter lager weer in bed naast Hans viel, die alleen in dromen nog haarscherp en helder zag.
Op een nacht droomde ze een synthese van zowat alle dromen die ze de afgelopen maanden had gehad. Ze stond in een rij wachtenden bij de ingang van een groot, rond gebouw. Het was een enorme holle zuil waarin een liftkooi op en neer ging. Toen het haar beurt was, zag ze dat de lift niet recht omhoog ging, maar in spiralen langs de ronde wanden bewoog. Op die manier kwam ze telkens vlak bij onmetelijk hoge brandglasramen waardoorheen
| |
| |
vaag licht in tientallen kleuren naar binnen viel. Naarmate ze hoger steeg werd het licht feller. Opgeblazen duiveltjes sprongen in de glasmotieven blauw en in lood gevat voor haar ogen. Ze hijgde. De lucht werd ijl en dun. Het stijgen duurde uren. Zo ver ze kon kijken was geen enkele andere liftkooi meer te zien, niet in de afgrijselijke diepte, niet in de ontmoedigende hoogte van de holle zuil waarin ze minder dan een insekt geworden was, in regelmatige spiralen opgetild door een onzichtbare kracht. De liftkooi verliet haar lichaam als een wegvliegende jas. Viel in de duizelingwekkende put naar beneden. Het licht werd schel en pijnlijk. De brandglasramen werden afgelost door een soort paarlemoeren wanden, glad en met de blauwroze kleurschakering, die men soms in nog niet doorgeknipte navelstrengen ziet. Dat was ook de kleur van het uitspansel boven haar hoofd. Toen belandde ze op een eindeloze winderige vlakte. Tot haar verbazing was ze er alleen. Ze ging naakt en niet zwanger op een witte rechthoekige steen zitten. Voelde zich opgenomen in een lichte euforie. Ze wist dat het onmogelijk was terug te keren eens je hier was aanbeland. Dat inzicht kon je pas hebben, begreep ze, eens je boven was.
In de navelstrengkleurige lucht woeien hoofden en pasgeborenen als kleurige ballonnen voorbij. Griekse tempels en flatgebouwen deinden op een vloeibare witte horizon. Ze werd wakker en moest bijna dadelijk braken.
Hans zocht zijn bril, vroeg vijf dingen tegelijk en herinnerde zich gelijkaardige situaties.
Een mei-ochtend vol vreemde impromptu's, verschuivingen, stroboscoopeffecten en vallende rode bloesems.
Drie maanden later, precies op tijd, is Gertrud bevallen. Toen ik haar enkele weken later een bezoek bracht, heerste er nog steeds de vreemde reserve van mijn laatste bezoek. Ik dacht dat het ijs wel zou breken. Maakte mopjes over Marinka's lange benen. Dat viel niet in goede aarde.
Hans gromde iets onverstaanbaars over waar kinderen bij zijn. Veegde zijn loodzware brilleglazen schoon. Gertrud zei dat ze zich moe voelde. Ik had het kind nog steeds niet gezien. Ik wist alleen dat het een zoontje was en dat hij Edward heette.
Mag ik Edward even zien? vroeg ik en maakte aanstalten om op te stappen. Gertrud en Hans keken elkaar lang aan. Vervolgens verdween Gertrud in de aanpalende kamer en kwam terug met een rolwagentje, zo een waarop men het eten in ziekenhuizen serveert. Er lag iets onder een wit laken, een bol en groot voorwerp.
Toen het laken verwijderd werd, zag ik een miniatuurkermis met roetsjbanen, kraampjes en molens onder een glazen koepel. Daartussen in bewoog een grote, zwarte kever die ijverig op de molentjes meedraaide. Met trefzekere sprongen kwam hij op de roetsjbaan, of ging in de rolton trappen zodat een zacht snorrend geluid onder het glas ontstond. Gertrud nam de stolp met een zwaai weg zoals geoefende kelners in dure restaurants dat doen. Het glas zong even aan de randen toen het werd opgelicht.
We hebben hem Edward genoemd, zei Gertrud op een neutrale vlakke toon, omdat we hem toch iets wilden geven. De naam van een koning van Engeland.
Het is onze gemakkelijkste, zei Hans. Je hoeft hem zelfs geen gras of bladeren te voeren. Hij leeft van zijn kermis.
Waarmee hij geboren is, zei Gertrud.
| |
| |
Ja, zei Hans.
Boven de ritselende geluidjes, die de roetsjbaan, de rolton en de paardjesmolen maakten, hoorde ik Marinka achter mijn rug luidruchtig kauwgum kauwen. Haar naar munt ruikende adem streelde mijn nek. Stiekem, terwijl Hans en Gertrud onzinnige dingen tegen Edward zeiden, die zich nergens aan stoorde, bewoog ze haar heerlijke klauwtje over mijn rug en lager, heel zacht, zodat ik bijna vloeibaar van verlangen werd.
|
|