over afgewezen opinies of gedrag, terwijl het toch hooguit kan inhouden dat men tot de ontdekking is gekomen dat de houder van die opinies of steller van dat gedrag niet a priori te kwader trouw is. In een nog verder gaande vorm heet dit ‘tout savoir, c'est tout pardonner’, overigens een onzuiver citaat dat ik hieronder correcter zal weergeven.
Waar het om gaat is het volgende. Bij een als wandaad ervaren bejegening moet bij de reactie erop onderscheiden worden tussen op zijn minst drie verschillende elementen. De vraag omtrent geleden schade en recht plus mogelijkheden tot vergoeding daarvan laat ik dan nog terzijde. De drie elementen die ik bedoel zijn de volgende:
een reactie die op emotioneel niveau door het gedrag wordt teweeggebracht;
een reactie die zich uitspreekt over de (on)-waarde van het gedrag inclusief de daadwerkelijk aanwezige bedoeling daarbij;
een reactie die beoogt te bewerkstelligen herhaling en/of navolging van dat gedrag te voorkomen.
Voor wat het emotionele betreft: de schok van de ongewenste inbreuk op rechten, lichamelijke of psychische integriteit van zichzelf of van anderen plus eventuele onbekendheid met de dader leidt al snel tot een vermoeden omtrent persoonlijkheid en bedoelingen van de dader in de zwartst mogelijke termen. Voor een juist waardeoordeel over diens gedrag zal meestal enige herziening van die aanvankelijk slechts veronderstelde bedoelingen vereist zijn. Het blijkt echter dat confrontatie met de dader niet alleen tot zo'n herziening leidt, maar ook dat het verkrijgen van kennis van diens levensgeschiedenis waaruit het ontstaan van de bedoelingen verklaard kan worden, emotioneel nogal eens ‘verzachtend’ werkt. Terecht heeft Madame de Staël dan ook in werkelijkheid geschreven: ‘Tout comprendre rend très indulgent’. Het waardeoordeel over het complex van gedrag en bedoelingen wordt daar echter niet door aangetast. Een ‘rotstreek’ wordt niet minder een rotstreek als de dader die zo bedoelde, hoeveel ‘begrip’ ik dus misschien emotioneel voor hem kan opbrengen.
Voor het vellen van een waardeoordeel zijn hoogstens de omstandigheden relevant waaronder gedrag en bedoelingen zijn ontstaan. Een mishandeling wordt niet minder mishandeling doordat de bedrijver ervan in een staat van noodweer of noodtoestand verkeerde (om de sterkste vormen te noemen), maar de omstandigheid geeft bij gebrek aan betere uitwegen een rechtvaardiging ervan.
Een nuance anders ligt dat wanneer de omstandigheden van dusdanige aard waren, dat men tot een zogenaamde schulduitsluitingsgrond komt. Ik lees daarin het oordeel dat men het gedrag weliswaar niet rechtvaardigen kan, maar dat men van oordeel is dat een uitspraak dat onder die omstandigheden niet aldus gehandeld had mogen worden zinloos is. Omdat noch van die uitspraak zelf, noch ook van een aan die uitspraak te verbinden actie (‘straf’) jegens de bedrijver daarvan ook maar enig effect verwacht kan worden. Niet op het gedrag van de betrokkene zelf, en evenmin op dat van mensen in het algemeen. In een noodtoestand bij voorbeeld waarin van vrijwel geen mens het vereiste overleg verwacht kan worden. Met dit laatste aspect kom ik bij het derde element: het op basis van een negatief uitgevallen waardeoordeel gewenst en gerechtvaardigd achten van een actie die beoogt herhaling en/of navolging van het afgekeurde gedrag te voorkomen. Noch het emotionele aspect, noch de uitslag van het waardeoordeel kunnen op dit terrein ook maar enige richtlijn geven. Men kan alleen maar uitgaan van de thans bekende regelmatigheden omtrent het (ontstaan van) menselijk gedrag omdat immers zelfs de beoogde beinvloeding (verbetering) daarvan per definitie op de nu beschikbare kennis gebaseerd moet zijn.
Voor wat betreft een door sommigen voorgestaan primaat van leedtoevoeging (vergelding) kan daarbij al aanstonds worden opgemerkt dat dit op gespannen voet zou verkeren met het voorkomen van herhaling en navolging van