De Gids. Jaargang 148
(1985)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
IIk ben Frocin de dwerg, de bultenaar;
men zegt dat ik de zeven kunsten ken.
Bij de geboorte van een kind, zegt men,
lees ik in de planeten alle zeven.
De loop der sterren sla ik gade;
door Bugibus en Noiron, zegt men,
ken ik de geheimen. Oh! was het waar,
ik had hem geroofd uit de schoot
van zijn moeder. Om hem te behoeden.
Men zegt dat ik zijn kunde om
wat dood was te wekken tot liefde,
dat ik zijn schoonheid haatte.
Het is niet waar. Ik trok de cirkel,
ja, ik wierp de blokken en ik sprak
de formules van Orion en Lucifer
opdat zij hem gevangen zouden nemen.
Dat wilde ik. Niet om zijn dood,
maar om hem te behoeden.
Voor vier penningen bloem van meel
kocht ik en borg het weg
in de schoot van mijn kleed. 's Nachts
strooide ik het naast zijn bed.
| |
[pagina 23]
| |
Om zijn voetstap te bewaren, om hem
te behoeden. Maar mijn god! zijn wond
sloeg open en bloedde bloed in meel!
De toekomst lekte sporen
en ik wist dat ik verloren had.
‘Dat is dus, lelijke kleine bultenaar,
het werk van Uw hekserij! Nooit
zie hij Gods aangezicht die U vindt
en zijn speer niet in Uw lichaam stoot!’
Men zegt dat ik uit de sterren las dat de dood
mij bedreigde, dat ik zwart werd van angst,
dat ik vluchtte... Maar de dood vlucht
voor mij! Ik bleef. Om hem te behoeden.
Ik zocht een reisgenoot.
| |
IIPoëzie! De gore lakens
van de eenzame.
Liefde? De maan.
Woorden? De wolken.
Er is geen maan
en uit de wolken
daalt de regen neer.
Ik, Frocin, ik zeg U:
het is alles zo eenvoudig.
De maan? Een spiegel.
Eén barst en niets
dan niets en regen.
Hij zal kiezen, dacht ik,
wat ik koos. Ik dwong hem,
trachtte hem te dwingen,
maar zijn hart sloeg door.
| |
[pagina 24]
| |
Ik, Frocin, ik zeg U:
het is alles zo eenvoudig.
Het was de drank niet,
het was het verbod
dat wie gescheiden
moesten blijven verbond
in dodelijk verlangen -
zoals wie niet meer leven kan
eerst nog achter de grenzen kijkt
die anderen uit angst ooit schreven.
Ik, Frocin, ik zeg U:
het is alles zo eenvoudig.
Wat sterven moet mag
sterven en wie sterven mag
moet dood, maar wat
als het niet moet of mag?
Alleen wie wordt bemind
weet waar de nacht begint.
Het is alles zo eenvoudig:
ik zocht een reisgenoot.
| |
IIIDe nacht met vrienden
op de gracht die lachend
afscheid namen -
in zijn zakken het papier
waarop hij alles wist:
wat hij gedaan had
en waarom en waar
de nacht begon.
| |
[pagina 25]
| |
Hij, die als geen ander
liefde schonk
aan dode dingen -
wat kon ik anders doen
dan hem behoeden
voor de pijn,
het water en de nacht
in iedere omhelzing?
| |
IVLiefde! Die middelgrote rat
die zich naar binnen vrat
naar het hart. En ik! die
zijn staart niet greep
en terug naar buiten trok,
maar afsneed!
Als herinnering!
Ik, Frocin, ik zeg U:
het is alles zo eenvoudig.
Geen drank verzachtte haar
stem, zij wees mij af. Niemand
voortaan dringt dieper in mij
door dan wat hij eerst
in mij verloor.
Het vlees wordt zwijgend
om de botten gegoten.
Ik, Frocin, ik zeg U:
het is alles zo eenvoudig.
Wie innig streelt
streelt een skelet.
| |
[pagina 26]
| |
Neem mijn hand, neem
mijn lippen, mijn verstand
-ontneem mij alles
wat zal rotten en vergaan.
Wie schreeuwt om liefde
streelt de wind, de wind
streelt slechts zijn woorden.
Ik, Frocin, ik zeg U:
het is alles zo eenvoudig.
Slechts wie gekust wordt
wast het kruid
van zijn gezicht, richt
zich fier op en sterft
- omdat hij werd gekust.
Het is alles zo eenvoudig:
ik zocht een reisgenoot.
| |
VOok ik, Frocin de dwerg, de bultenaar,
was eens een man die recht ging
en ook ik knipte mijn blonde haren kort.
Ook ik bezat de vloeistof die een man
tot monster maakt, ook ik...
En net als hij verdraaide ik mijn stem,
schoof mijn verstand terzijde en sneed
mij een stok waarmee de dwazen gaan - zo
trad ik voor haar troon en zei, ook ik:
| |
[pagina 27]
| |
‘Daarginds, naar boven, tussen hemel
en wolken, daarheen zal ik je voeren,
naar mijn schoon paleis van glas.
De zon werpt er zijn stralen door,
de winden kunnen het niet doen schudden;
ik zal je, koningin, brengen in een kamer
van kristal, geurende van rozen,
óplichtende in de morgenstond
als de eerste zonnestraal haar raakt.’
Ik sprak met mijn hart, wreed werd ik
verjaagd. Geen kus nam mijn vermomming af,
geen liefde gaf mij mijn sterfelijkheid
terug. Wie speelt voor dwaas en niet
wordt herkend blijft dwaas achter
in het besef dat wie niet wordt bemind
daarna nooit meer kan sterven. De wacht
liet mij door en zonder zich te haasten
ging de waanzinnige al dansend heen.
Prince, het was zijn keuze niet, het was
de nacht die hem hier aan Uw groeve bracht.
Van vijf verraders bleef alleen in leven
Frocin de dwerg, de bultenaar... Laat hem
ook sterven, bied hem troost, bemin hem nu
vanuit Uw graf - opdat hij sterven kan.
Ik zeg U: het is alles zo eenvoudig.
Hij zoekt een reisgenoot.
Hij heeft U zo mateloos lief.
|
|