Berthe Meijer
Over de wormen in den sagopalm
In mijn ijdelheid had ik voor de zoveelste keer in mijn leven weer eens ja gezegd tegen iets waarvan ik in de verste verte de consequenties niet kon overzien. Een leuke uitdaging, had ik nog tegen de damesstem aan de andere kant van de telefoon geroepen. Ik had nog nooit van mijn leven een sagopalm gezien, laat staan wormen in de sagopalm. Je kon ze ook nog eten, had de dame me verzekerd. En waar was mijn exemplaar van de Max Havelaar gebleven? Zeker uitgeleend en nooit meer teruggekregen? Op naar de winkel dus en een nieuwe kopen. Je hebt ja gezegd, dus je moet het dan ook doen. Een onmogelijke opgave voor iemand die alleen kan schrijven over dingen die zij zelf heeft gezien of meegemaakt of, in dit geval, geproefd heeft. Natuurlijk had ik liever willen schrijven over ‘den samenhang der zintuigen’ of bijvoorbeeld ‘de onzedelykheid van het hengelen’. De heren redacteuren hadden toch beter iemand met een Indisch verleden kunnen vragen, mopperde ik mezelf naar huis.
Geen van de antropologen die mijn naslagwerken hadden volgeschreven, repten een woord over wormen in sagopalmen. Zelf in de meest bizarre kookboeken op mijn volgestouwde planken, geen woord, geen recept dat er ook maar op leek. Onverschrokken en vaak tot wanhoop van mijn omgeving had ik me in het verleden bepaald niet kinderachtig getoond als het ging om het eten van zaken, waarvan anderen bij het horen van de naam al braakneigingen vertonen. Dapper had ik me door geiteogen, schapeballen, koeie-uiers en sperma van vissen geworsteld onder de verontschuldiging, dat het voor mijn vakkennis was. Voor gek verklaarden ze me, toen ik jaren geleden bij de firma Corcelet in Parijs, bekend om haar culinaire curiosa, op aanraden van de verkoopster één ons mieren in chocola kocht en er meteen één in mijn mond stak. Ze zijn echt heel krokant, verontschuldigde ik me tegen mijn toenmalige echtgenoot die vertwijfeld naar zijn voorhoofd wees. Helaas herinner ik me niet of ze daar toen ook wormen verkochten. Oh, had ik maar een Indisch verleden. Een reisbeurs van het Prins Bernhardfonds om mijn kennis van de Indonesische keuken te verruimen zat er op zo korte termijn ook niet in. Bovendien had ik al een huis gehuurd in Zuid-Frankrijk en daar aten ze naar mijn weten wel slakken maar geen wormen en een sagopalm heb ik daar evenmin ooit ontdekt. Tijd om uren dan wel dagen in bibliotheken door te brengen teneinde dit raadsel op te lossen had ik ook niet.
De eerste met een Indisch verleden, die ik op de verjaardag van mijn zuster aansprak was de oude mevrouw R.
‘Hebt u wel eens wormen uit de sagopalm gegeten?’ vroeg ik met de deur in huis vallend. Ze verslikte zich bijna in haar appelpunt. Verkeerd getimed, constateerde ik vol schuldgevoel. Ze had meteen geen trek meer.
‘Nu je het zo vraagt,’ zei ze, ‘ik meen me wel zo iets te herinneren. Er waren daar geloof ik insekten, die hun eieren in die boom legden en dan kwamen er na een tijdje vliegende mieren uit.’
Dat was tenminste een begin. Het kwam me toch wat vaag voor. De volgende dag belde ik voor de zekerheid een culinaire collega, van wie ik zeker wist dat hij een Indisch verleden had.
‘Jij ook al,’ riep hij verheugd uit, ‘ze hebben mij gevraagd of ik iets wil schrijven over het eten van mensenvlees. Geef me een paar dagen de tijd, dan zoek ik het voor je uit. Ik denk dat ze mieren bedoelen, de zogenaamde Laronmier. Die beesten zijn moddervet en in de kampongs is dat een lekkernij. De mensen bakken die mieren uit in hun eigen vet en eten ze vervolgens op. Ik heb ze zelf nooit gegeten.’
‘Maar er staat wormen Hugh,’ riep ik, ‘ik bel je over een paar dagen wel, misschien heb je er