Harry Mulisch
Over de werkeloosheid van een Opperwezen by volmaakte natuurwetten
Verhandeling (of leerdicht à la Lucretius?) schrijven over de Geest van Laplace. Een Geest, die op een bepaald ogenblik alle krachten kent die in de natuur werkzaam zijn, en bovendien de plaats van alle dingen, zou tegelijk alles over het verleden en de toekomst weten. (Essai phil. sur les probabilités, Paris 1814.) Behalve alles te weten, valt in zo'n wereld niets te doen voor een Opperwezen.
Maar de natuurwetten zijn niet volmaakt. Hun onbepaaldheid wordt uitgedrukt door de constante van Planck:
h = 6,626.10-27 ergsec.
Overal verjaagd zou in dat minieme gaatje plots een god kunnen kruipen, zoals de wortel van een ontkiemend zaadje in een rots.