men. Bovendien bieden we op grote schaal velerlei diensten aan, daarvan mogen we waarschijnlijk zelfs de meeste groei verwachten.
Het is prettig dat te constateren, want met het wegvallen van de koloniën gingen heel wat oude huizen, instituten en relaties eraan en hoe moest het toen verder? De Droogstoppels en ook een massa aardige mensen zagen dat erg somber in. Trouwens, niet alleen in ons landje, voor die bezorgdheid hoefde je geen Batavus te heten. Ik zeg dit laatste omdat we niet te veel met onszelf alleen moeten bezig zijn, wat hier gebeurt zie je, een beetje anders, ook elders en wat gaat gebeuren hangt samen met het lot van allerlei vreemde gebieden. Toch is onze economie in belangrijke mate in onze eigen hand. Je moet wel trachten min of meer in de pas te lopen, maar dat doe je zelf in je eigen stijl en tempo.
Ik had het over economie en over handel.
Eigenlijk vind ik het moeilijk om alleen over de laatste te praten, want je kunt de ene economische activiteit heel moeilijk losmaken van de andere. De toekomst van onze handel is vanzelfsprekend geen autonoom vraagstuk - om nog even op de karikatuur Batavus D. terug te komen, moet ik zeggen dat de grootste tekortkoming van die geestelijke Lilliputter niet zijn zelfvoldaan egoïsme was, maar zijn kortzichtigheid, die zelfs dat egoïsme in de kou liet staan. Het is niet mijn bedoeling om filosofisch te doen, maar je mag aan een beschouwing van een stukje van de werkelijkheid geen harde conclusies verbinden over veel verderstrekkende zaken. Dat gebeurt wel dagelijks, maar het is erg dom - denk bijvoorbeeld aan het gemak waarmee allerlei mensen het woordje ‘dus’ gebruiken. Jan kan zijn huis niet verkopen (ik bedenk maar iets dat met handel heeft te maken) dus de bouwnijverheid deugt niet. Of: de export is wat teruggelopen dus ons exportpakket is verkeerd samengesteld. (Hoe definieer je een goed pakket en op welk tijdstip, aan welke exportlanden denk je, zitten we er genoeg achterheen, enzovoort.)
Ik vind dat het met onze handel nogal goed gaat, dat herhaal ik en passant, want zodra er weer eens een tegenvallend cijfer geproduceerd wordt (welk recht hadden we om een beter cijfer te verwachten?), staat er wel een figuur op die vindt dat iemand er iets aan moet doen. Dat is altijd iemand anders, meestal de overheid, die dan later weer moet worden ‘teruggeroepen’. In de eerste plaats is de tendens goed, dat zegt niet alles, maar je moet er toch blij mee zijn; in de tweede plaats groeit onze export in de laatste jaren meer dan de wereldhandel; in de derde plaats zijn we bezig aan versoberingen, stroomlijningen, aanpassingen en vernieuwingen (structureel, als je begrijpt wat ik bedoel) die het ons gemakkelijker maken te blijven meespelen, ook op de thuismarkt.
Het is goed dat we bezig zijn beweeglijker te worden met produkten, diensten, structuren, systemen. Na een paar heel moeilijke jaren zien we langzamerhand meer opstaan dan vallen, ondanks tegenwerking door zucht tot behoud en angst voor het nieuwe. De wet van de sociale traagheid werkt overal, maar de uitdaging lokt toch een antwoord uit. Helaas duurt dat soms heel lang.
Een van de onmisbare instrumenten is de onderneming en die wordt gelukkig veel minder verguisd dan we in de vette jaren gewoon waren. Niet dat sommige dat niet verdienen, maar ons systeem kan het instituut niet missen. Je moet het grote vrijheid geven en tegelijk in de gaten houden - dit geldt trouwens voor al onze instituten. Als je denkt over de toekomst van de Nederlandse handel - ik moest dat beperkte woord eigenlijk laten vallen omdat ik het immers over de hele economie heb - dan heb je de ondernemingen en allen die daarbij betrokken zijn serieus te nemen. En zij moeten weten dat hun taak ons hele bestel raakt en blijk geven al hun rechten en plichten te kennen. Droogstoppel mocht wel in koffie stikken en verdwijnen, maar zijn nazaten hebben we nodig. Om de diensten die ze te verrichten hebben, economisch, maar ook in sociale zin.