H.J.A. Hofland
Over den samenhang der zintuigen
In de avonturen van Droogstoppel vinden we al een aanwijzing hoe het zit met de samenhang der zintuigen. Als na jaren de twee elkaar weer ontmoeten, doet Sjaalmans gezicht Droogstoppel aan reukwerk denken. (Jammer genoeg zullen we nooit te weten komen, wat Sjaalmans neusherinneringen zijn als hij Droogstoppel ziet). Dat heeft naar het inzicht van Droogstoppel de volgende oorzaak.
Ooit zijn de twee schoolkameraden met nog een paar jongens naar de kermis op de Westermarkt geweest. Daar viel het oog van Droogstoppel op een jong Grieks meisje van verblindende schoonheid. Ze verkocht reukwerk in de kraam van haar vader. Door een samenloop van omstandigheden kreeg de kleine Droogstoppel per ongeluk ruzie met de oude Griek, die hem een pak slaag begon te geven. Toen schoot Sjaalman, oud dertien jaar, te hulp en gaf de Griek een dusdanige klap, dat deze Droogstoppel losliet en de aanstaande zakenman de benen kon nemen. ‘Later,’ aldus Droogstoppel, ‘heb ik gehoord dat de Griek hem duchtig heeft geslagen, maar omdat ik een vast principe heb, me nooit te bemoeien met dingen die me niet aangaan, ben ik terstond weggelopen. Ik heb dus niets gezien. Ziedaar de reden waarom zyn trekken me zo aan reukwerk herinneren.’
Wat bedoelt Sjaalman met de samenhang der zintuigen? Dat er nooit één zintuig alleen, op eigen houtje aan het werk is? Dat de neus niet tegen zichzelf kan zeggen: ik ga nu eens een beetje rondruiken, maar dat hij altijd in gezelschap is van op zijn minst één van de vier anderen? En dat voor die vier hetzelfde geldt? Als ik zelf een van de zintuigen was, zou ik dol worden van die samenhang: niet eens omdat, als ik bijvoorbeeld de ogen zou zijn die iets bijzonder
lelijks gewaar werden, dan last van de neus zou hebben als die mij vertelde dat het zo lekker rook. Als ogen zou ik niet weten wat ruiken is, en oren kunnen bijvoorbeeld niet eens in het duister tasten. Een neus die tegen twee oren zou zeggen: ‘Ga eens kijken wat er zo stinkt,’ bestaat niet, en dat komt niet alleen doordat een neus niet kan praten, hoewel de eigenaar er wel door kan praten. Het gaat niet om het wel of niet kunnen, maar om de bemoeizucht die uit de samenhang zou kunnen voortvloeien.
Wie niet een zintuig is maar ze alle vijf heeft, kan op zeker moment wel met zijn oren zien en met zijn ogen ruiken. Dat is, denk ik, Sjaalmans samenhang. Zo heb ik weleens gezien hoe de geur van een kaneelstokje in de lucht van een zure bom veranderde terwijl de bron dezelfde bleef. Ik weet ook zeker dat er kleuren zijn die ik kan voelen als ik eraan lik. Of proef ik ze? Dat is weer een andere samenhang.
('t Is waar, toen ik hem zag, rook ik rozenolie. - Droogstoppel).