verbindingen zien tussen ons eigen handelen en diverse toekomsten. Zijn interventie kunnen we moeilijk naast ons neerleggen doordat hij relevant is (het gaat om ons handelen) en potentieel waar (de verbindingen die hij tussen handelen en toekomst legt mogen onwaarschijnlijk zijn, toch kan ook de kleinste kans zich verwezenlijken; denk maar aan de discussie rond gevaren van kernenergie).
Profeten worden niet altijd geëerd, soms zelfs gekruisigd. De weerstand en irritatie die er tegen profeten bestaan zijn wel begrijpelijk. Veel mensen willen ontzien worden, geen last hebben. ‘Wer nämlich selber auf kranken und zarten Beinen steht, gleich euch, der will vor allem, ob er's weiss oder sich verbirgt: dass er geschont werde.’ (Friedrich Nietzsche Also sprach Zarathustra, in Werke Band 3, München 1966, p. 519.) Zulke mensen weten wel dat de wereld anders ingericht een betere zou zijn. Maar zij zien een ingaan tegen bestaande machtsverhoudingen en machthebbers als een gevecht tegen windmolens. Zulk recalcitrant - en ethisch juist - gedrag noemt A. Zinoviev in zijn profetische werk De Gapende Hoogten met recht anti-sociaal. Meelopen heet bij hem sociaal gedrag.
De profeet vraagt ‘Zivilcourage’. Hij vervult een publieke functie, voert een hachelijke dialoog met de macht. Multatuli heeft dit ervaren en verwoord. ‘“Ik wil niet te nauwkeurig weten wat geschied is. Doch wat van heden af geschiedt, is ter mijner verantwoording, daarvoor zal ik zorg dragen! Ik hoop lang hier te blijven. Weet je wel, Verbrugge, dat onze roeping heerlijk schoon is? Maar weet je ook wel dat ik alles wat ik je zo-even zei, eigenlijk van u had moeten horen? Ik ken u even goed als ik weet wie er garem glap maken aan de zuidkust. Je bent een braaf mens... ook dit weet ik. Maar waarom heb je mij niet gezegd dat hier zoveel verkeerds was? Gedurende twee maanden ben je waarnemend adsistent-resident geweest, en bovendien reeds lang hier als kontroleur... je moest het dus weten, niet waar?”
“M'nheer Havelaar, ik heb nooit gediend onder iemand als u. Ge hebt iets zeer bijzonders, neem het me niet kwalijk.”
“Volstrekt niet! Ik weet wel dat ik niet ben als alle mensen, maar wat doet dit tot de zaak?”
“Dat doet er dit toe, dat u iemand begrippen en denkbeelden meedeelt, die vroeger niet bestonden.”
“Neen! Die ingesluimerd waren door de vervloekte officiële slender die zijn stijl zoekt in “ik heb de eer” en de rust van zijn geweten in “de hoge tevredenheid van de Regering”. Neen, Verbrugge! Laster jezelf niet! Je behoeft van mij niets te leren. Heb ik je bijvoorbeeld heden morgen in de Sebah iets nieuws verteld?”
“Neen, nieuws niet, maar u sprak anders dan anderen.”
“Ja, dat komt... omdat mijn opvoeding wat verwaarloosd is: ik spreek te-hooi en te-gras. Maar je zoudt me zeggen waarom je tot-nog-toe zo berust hebt in alles wat er verkeerds was in Lebak.”
“Ik heb nooit zo de indruk gehad van een initiatief. Bovendien, dat alles is altijd zo geweest in deze streken.”
“Ja, ja, dat weet ik wel! Ieder kan geen profeet of apostel wezen... hm, 't hout zou duur worden van 't kruisigen! Maar je wilt me toch wel helpen alles te-recht te brengen? Je wilt toch wel je plicht doen?”
“Zeker! Vooral bij u. Maar niet ieder zou dit zo streng vorderen of zelfs goed opvatten, en dan komt men zo ligt in de pozitie van iemand die windmolens bestrijdt.”
“Neen! Dan zeggen zij die 't onrecht liefhebben omdat ze daarvan leven, dat er geen onrecht was, om 't vermaak te hebben u en mij uit te maken voor Don Quichotten, en te-gelijker-tijd hun windmolens draaiende te houden.”’ (Multatuli Max Havelaar, Amsterdam, 1983, p. 97.)
De profeet voert een dialoog met de macht. Dat is een enge bezigheid. Begrijpelijk is dan ook de weerstand bij de profeten om aan hun roeping gehoor te geven. Denk bijvoorbeeld weer aan Jona. Zullen ze naar me luisteren? ‘Doch was rede ich, wo niemand meine Ohren hat!’ (Nietzsche, o.c. p. 421.) Ik droomde on-