gedeeld op tal van manieren: naar geslacht, leeftijd, woonplaats, seksuele voorkeur, godsdienstige opvatting, politieke overtuiging, huishoudenssamenstelling, inkomensklasse, enzovoort. Alle individuen kunnen in klassen worden gegroepeerd op basis van dergelijke gemeenschappelijke kenmerken. Nederland wordt niet bewoond door één volk, maar door individuen die deel uitmaken van vele van zulke klassen, verder: groepen. Sommige van die groepen - bijvoorbeeld autorijders - zijn als zodanig relevant voor de belastingheffing.
We herformuleren de probleemstelling: mag een groep - bijvoorbeeld de autorijders - eisen dat de door die groep opgebrachte belastingen worden aangewend voor de financiering van overheidsvoorzieningen die uitsluitend aan de leden van die groep ten goede komen?
3. Naar mijn opvatting kan een groep belastingbetalers - naar welk kenmerk ook gegroepeerd - er geen aanspraak op maken dat de afgedragen belastingen exclusief voor de groepsleden worden aangewend. Dit zou er namelijk op neerkomen dat tussen groepen (die afhankelijk van het geselecteerde kenmerk - autobezit, hoogte van het inkomen, enzovoort - van verschillende samenstelling zijn) geen via de belastingheffing geëffectueerde herverdeling van inkomen kan plaatsvinden. En een heel belangrijke functie van het overheidsingrijpen in het economisch verkeer is juist de herverdeling van het in een land verdiende nationaal inkomen.
4. Sociale uitkeringen illustreren mooi, hoe de overheid zich met de inkomensverdeling bemoeit. Door die uitkeringen worden de bestedingsmogelijkheden van mensen zonder of met een laag inkomen opgekrikt. Het is mogelijk dat de overheid via een ‘progressief’ belastingstelsel de hogere inkomens het meest aan de financiering van de sociale uitkeringen laat bijdragen. Een andere mogelijkheid is dat de overheid met belastingguldens van hogere-in-komenstrekkers collectieve voorzieningen financiert, bijvoorbeeld de sociale woningbouw en individuele huursubsidie, die vooral aan lagere-inkomenstrekkers ten goede komen. Evenzo dragen bepaalde andere groepen, bijvoorbeeld gebruikers van alcohol-houdende dranken, rokers van tabakswaren en automobilisten, door middel van specifieke verbruiksbelastingen (accijnzen) op deze goederen, meer bij aan de bekostiging van de collectieve voorzieningen dan geheelonthouders, niet-rokers en nietautobezitters.
Voorstanders van inkomensherverdeling zullen dergelijke wettelijke regelingen toejuichen. Nagenoeg iedereen in Nederland is voor herverdeling van inkomens; het politieke meningsverschil betreft slechts de wenselijke mate van herverdeling en de manier waarop die moet worden bewerkstelligd.
5. Als vermogensbezitters eisen dat de opbrengst van vermogensbelasting en successierecht geheel wordt aangewend ten behoeve van de betrokken groep welgestelden, als automobilisten (deze groep valt uiteraard voor een deel met de vorige samen) eisen dat de opbrengst van alle heffingen op het wegverkeer integraal aan verkeersvoorzieningen (en gezondheidszorg!) wordt besteed, dan komt er van de inkomensherverdeling tussen individuen en de groepen waarvan zij deel uitmaken - die wordt georganiseerd via de geïnstitutionaliseerde solidariteit van de verzorgingsstaat - niets terecht. Groepen van de bevolking hebben daarom niet het recht te eisen dat de door die groep opgebrachte belastingen alleen aan de groepsleden ten goede komen. Steun voor deze opvatting biedt ook de bestaande financiële verhouding tussen verschillende bestuurslagen in ons land.
6. Stel dat overeenstemming bestaat over de vraag welke voorzieningen de overheid tot stand zal brengen. Dan moet vervolgens worden beslist welke bestuurslaag - Rijk, provincie of gemeente - het beste kan worden belast met het aanbieden van die voorziening. Bij het ontwerpen van een taakverdeling tussen bestuurslagen is het vooral belangrijk dat wordt gelet