dent, die te midden van een cacofonie van meningen en strevingen maar moet zien hoe hij een buitenlandse politiek ontwikkelt en uitvoert. Tijdens de revolutie van 1917 mag dan de eis van volledige openbaarheid zijn gesteld, eenmaal aan de macht hebben de revolutionairen de vorming en de uitvoering van hun buitenlands beleid met de grootste geheimhouding omgeven. Dat heeft hun de afgelopen decennia een aanzienlijke voorgift verschaft op hun Amerikaanse tegenstanders.
Over de geestesgesteldheid van de kleine kring die in de Sovjetunie de buitenlandse zaken bedisselt is weinig bekend. Nikita Chroesjtsjov heeft in zijn herinneringen een levendig zelfportret nagelaten. Maar hij was een schilderachtige figuur. Zijn generatiegenoten en opvolgers zijn in vergelijking met hem schimmen. Zij worden geacht de leer van het marxismeleninisme aan te hangen. De betekenis daarvan voor hun politiek gedrag is echter omstreden. Zij zijn in elk geval geen filosofen. Lenin was dat al niet en zijn opvolgers nog minder. Misschien mag men aannemen dat de grondgedachte van het marxisme-leninisme, zoals dat ook nu nog in de Sovjetunie wordt onderwezen, namelijk dat de essentie van de menselijke geschiedenis strijd is, hun in het bloed is gaan zitten. In het huidig tijdsgewricht gaat het om de strijd tussen socialisme en imperialisme. Het socialisme zal die strijd tenslotte winnen en een waarlijk harmonische samenleving vestigen, die geen strijd meer zal kennen. Door strijd naar harmonie - dat is de dialectiek van de geschiedenis.
In deze opvatting ligt een zeer polariserende kijk op de politiek besloten, op de internationale politiek in het bijzonder. Deze moet worden opgevat als een strijd op leven en dood tussen twee kampen, het socialistische onder leiding van de Sovjetunie en het imperialistische onder leiding van de Verenigde Staten. Die visie is niet van werkelijkheidszin gespeend. Na de tweede wereldoorlog waren er nog maar twee grote mogendheden in de wereld over, de Verenigde Staten en de Sovjetunie. De strijd tussen die twee lag in de natuur der dingen, al heeft de conflictueuze kijk van de sovjetleiders op de politiek hem wel zeer toegespitst.
Maar de vreedzame coëxistentie dan? Die is daarmee volstrekt niet in strijd. De ideologische strijd, immers, gaat door. En ideologisch betekent in dit verband niet alleen propagandistisch, maar ook politiek, economisch en zelfs militair: burgeroorlogen, nationale-bevrijdings-oorlogen en lokale oorlogen zijn legitieme bestanddelen van de ideologische strijd. Alleen een nucleaire oorlog schijnt door het begrip vreedzame coëxistentie te worden uitgesloten. Men mag het daarom opvatten als een synoniem van koude oorlog, gebruikt om de eigen politiek te karakteriseren.
Geweld en dreiging met geweld spelen een belangrijke rol in de sovjetkijk op de politiek. Als er één gebied is waarop de Sovjetunie de Verenigde Staten in de jaren zestig en zeventig heeft ingehaald en zelfs voorbijgestreefd, dan is het dat van de bewapening. Geen wonder dat menige beschouwer, de Duitse herbewapening van destijds indachtig, in deze geweldige bewapeningsinspanning een teken van acuut oorlogsgevaar ziet, temeer daar doctrine en uitrusting van de sovjetkrijgsmacht rekening schijnen te houden met de mogelijkheid een nucleaire oorlog te voeren en deze ook te winnen. Maar de sovjetleiders mogen het politieke spel met grote hardheid spelen, va banque spelen zij niet. Zelfs de onbesuisde Chroesjtsjov koos, toen in de Cubaanse crisis puntje bij paaltje kwam, eieren voor zijn geld. Zowel het marxistisch perspectief als het historisch succes van hun onderneming houden het vertrouwen in de uiteindelijke overwinning levend. Voor de sovjetleiders zal zich niet licht het Hitleriaanse dilemma van het nu-of-nooit voordoen.
De strijd tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie beangstigt. De publieke opinie in onze landen wil dat haar leiders er een eind aan maken. Sommigen denken de sovjetleiders te kunnen dwingen door hen onder de tafel te bewapenen, anderen willen hen verleiden met vriendelijkheid en begrip. Maar er ligt geen oplossing in het voorzienbare verschiet. Daarom zouden wij de competitie tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie moeten aanvaarden als een grondgegeven van onze tijd en ermee moeten leren leven, zonder paniek en zonder euforische verwachtingen. In dat opzicht valt er voor ons wel iets te leren van de Russische staatkunde en haar beoefenaren.